Él aún cree en sus palabras. Hij gelooft haar woorden nog steeds. Hij gelooft nog steeds in zijn woorden. Tengo harto que decir al respecto. Daar heb ik veel over te zeggen. Daar heb ik genoeg van. Puede que le haya pasado algo. Misschien is er iets met hem gebeurd. Misschien is er iets met hem gebeurd. Por el momento no tengo suficiente dinero. Ik heb niet genoeg geld voor het ogenblik. Op dit moment heb ik niet genoeg geld. Harías bien dejar de fumar. Je zou beter stoppen met roken. Je zou er goed aan doen om te stoppen met roken. Oímos la puerta cerrándose. We hoorden de deur dichtgaan. We hoorden de deur dichtgaan. Mi nieto es el hijo de mi hijo. Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon. Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon. Estoy trabajando a pesar de que estoy de vacaciones. Ik werk ook al ben ik op vakantie. Ik ben aan het werk, ook al ben ik op vakantie. Él nadó a través del río. Hij zwom de rivier over. Hij zwom door de rivier. Tom se levanta cada mañana a las seis horas. Tom staat iedere morgen om zes uur op. Tom staat elke ochtend om zes uur op. Quiero ir a esquiar con ella. Ik wil met haar gaan skiën. Ik wil met haar gaan skiën. Algunos así piensan. Sommigen denken er zo over. Sommigen denken dat. Nos vamos a encontrar mañana. We zullen elkaar morgen ontmoeten. We zien elkaar morgen. Este libro era muy interesante. Dit boek was erg interessant. Dit boek was erg interessant. Ella vendrá pronto. Ze zal straks komen. Ze komt zo. En Japón, los autos conducen por la izquierda. Auto's rijden links in Japan. In Japan rijden auto's links. ¿A qué hora te levantaste esta mañana? Hoe laat ben je vanmorgen opgestaan? Hoe laat ben je vanmorgen opgestaan? Tengo un hijo y una hija. Uno está en Nueva York y la otra en Londres. Ik heb een zoon en een dochter. De ene is in New York, en de andere in Londen. Ik heb een zoon en een dochter, de ene is in New York en de andere in Londen. La población mundial está creciendo año tras año. De wereldbevolking groeit van jaar tot jaar. De wereldbevolking groeit jaarlijks. Trang es tan bonita como Dorenda. Trang is net zo mooi als Dorenda. Trang is net zo mooi als Dorenda. ¿Quién es esa chica? Wie is dat meisje? Wie is dat meisje? Hace calor hoy. Het is heet vandaag. Het is warm vandaag. ¿Quieres bailar conmigo? Wil je met me dansen? Wil je met me dansen? ¿Por qué Tom decidiría no ir a Boston? Waarom zou Tom beslissen om niet naar Boston te gaan? Waarom zou Tom beslissen om niet naar Boston te gaan? Necesitas urgentemente unas vacaciones. Je hebt dringend vakantie nodig. Je hebt dringend vakantie nodig. No se preocupe por una pequeñez así. Maak u geen zorgen over zo een kleine moeilijkheid. Maak je geen zorgen over zo'n kleinigheid. Está nevando en París. Het sneeuwt in Parijs. Het sneeuwt in Parijs. No tengo la dirección ahora. Ik heb nu het adres niet. Ik heb het adres nu niet. Niños y niñas juegan en el jardín. Jongens en meisjes spelen in de tuin. Jongens en meisjes spelen in de tuin. ¿Dónde aprendiste eso? Waar heb je dat geleerd? Waar heb je dat geleerd? Hace un frío terrible hoy. Het is verschrikkelijk koud vandaag. Het is koud vandaag. Anoche escuché la radio. Gisternacht luisterde ik naar de radio. Ik hoorde de radio gisteravond. Quiero presentarte mis padres. Ik wil je aan mijn ouders voorstellen. Ik wil je voorstellen aan mijn ouders. No vi a nadie. Ik heb niemand gezien. Ik heb niemand gezien. No tengo miedo de nada. Ik ben van niets bang. Ik ben nergens bang voor. Disculpe. Excuseer. Excuseer me. La gente siempre es amigable. De mensen zijn altijd vriendelijk. Mensen zijn altijd vriendelijk. Soy hijo único. Ik ben enig kind. Ik ben enig kind. Me sentí mal por el niño. Ik had medelijden met de jongen. Ik had medelijden met de jongen. ¿Tienes un condón? Heb je een condoom? Heb je een condoom? No todos los pájaros pueden volar. Niet alle vogels kunnen vliegen. Niet alle vogels kunnen vliegen. Tienes cuatro perros. Je hebt vier honden. Je hebt vier honden. No intentes hacer dos cosas a la vez. Probeer niet twee dingen tegelijk te doen. Probeer niet twee dingen tegelijk te doen. La agencia de viajes nos dio todos los detalles sobre el viaje. Het reisagentschap heeft ons alle details over de trip bezorgd. Het reisbureau gaf ons alle details over de reis. ¡No toques ese botón! Raak die knop niet aan! Raak die knop niet aan. No sabía que el auto de Tom estaba robado. Ik wist niet dat de auto van Tom gestolen was. Ik wist niet dat Tom's auto gestolen was. Pareces cansado. Je ziet er moe uit. Je ziet er moe uit. Usted puede comer lo que le gusta. U kunt eten wat u wilt. Je mag eten wat je lekker vindt. Estoy cansado. Ik ben moe. Ik ben moe. Tengo que estudiar. Ik moet studeren. Ik moet studeren. Ella no sabe nada sobre su familia. Zij weet niets over uw familie. Ze weet niets over haar familie. Tom lanzó la moneda y preguntó "¿cara o cruz?" Tom toste het muntstuk en zei: "Kop of munt?" Tom gooide de munt en vroeg: "Gezicht of kruis?" ¿Decidiste si vas a ir en bicicleta o en bus a la ciudad? Heb je besloten of je met de fiets of met de bus de stad in gaat? Heb je besloten of je met de fiets of de bus naar de stad gaat? La pluma es más fuerte que la espada. De pen is machtiger dan het zwaard. De pen is sterker dan het zwaard. Compara tu respuesta con la de Tom. Vergelijk jouw antwoord met dat van Tom. Vergelijk je antwoord met dat van Tom. No seas niño. Wees geen kind. Doe niet zo kinderachtig. Sus lecturas son muy largas. Zijn lezingen duren heel lang. Zijn metingen zijn erg lang. Olvidé que hoy era sábado. Ik vergat dat het vandaag zaterdag was. Ik was vergeten dat het zaterdag was. El perro empezó a correr. De hond begon te rennen. De hond begon te rennen. Tom piensa que lo sabe todo. Tom gelooft dat hij de wijsheid in pacht heeft. Tom denkt dat hij alles weet. El hombre es viejo. De man is oud. De man is oud. Lo he perdido todo. Ik heb alles verloren. Ik ben alles kwijt. La visité el domingo en la mañana. Ik bezocht haar op zondagochtend. Ik bezocht haar zondagochtend. ¿Dónde vives? Waar woon je? Waar woon je? Ella quiere a Tom, no a mí. Ze houdt van Tom, niet van mij. Ze wil Tom, niet mij. Ya me siento mucho mejor. Ik voel mij al veel beter. Ik voel me al veel beter. La señorita le dio una bofetada al hombre que la pellizcó en el trasero. De jongedame gaf de man die haar in haar billen geknepen had een klap. De dame sloeg de man die haar kneep in haar kont. Ha escrito un par de emocionantes historias de detectives. Hij heeft een stel spannende detectives geschreven. Hij heeft een paar spannende detective verhalen geschreven. Cuando como mucho por la noche tengo pesadillas. Als ik veel eet 's nachts, heb ik kwade dromen. Als ik 's nachts veel eet, heb ik nachtmerries. El gato se ha comido el ratón. De kat at de muis. De kat heeft de muis opgegeten. Soy alérgico a los mariscos. Ik ben allergisch voor zeevruchten. Ik ben allergisch voor schaaldieren. Eres tan predecible. Je bent zo voorspelbaar. Je bent zo voorspelbaar. La habitación estaba vacía cuando entré. Ik trof de kamer leeg aan. De kamer was leeg toen ik binnenkwam. Sólo un idiota puede ser totalmente feliz. Alleen een idioot kan helemaal blij zijn. Alleen een idioot kan gelukkig zijn. Arreglemos el asunto sin terceros. Laat ons de kwestie zonder een derde partij regelen. Laten we dit zonder derden afhandelen. Tom tiene un estilo de vida saludable. Tom heeft een gezonde levensstijl. Tom heeft een gezonde levensstijl. Tom tiene una hija de 13 años. Tom heeft een dochter van dertien. Tom heeft een 13-jarige dochter. ¡No puede ser! Dat kan niet waar zijn! Dat meen je niet. Su abuela parece estar sana. Zijn grootmoeder ziet er gezond uit. Haar oma lijkt gezond te zijn. Muchas de éstas son mías. Veel daarvan zijn van mij. Veel van deze zijn van mij. Mi profesor de inglés me ha aconsejado leer estos libros. Mijn leraar Engels heeft mij aangeraden deze boeken te lezen. Mijn leraar Engels heeft me aangeraden om deze boeken te lezen. La cantante tiene una voz hermosa. De zangeres heeft een mooie stem. De zangeres heeft een prachtige stem. ¡Él debe venir de inmediato! Hij moet onmiddellijk komen. Hij moet meteen komen. Compré una cámara a 30 dólares. Ik kocht een fototoestel voor dertig dollar. Ik heb een camera gekocht voor 30 dollar. Caminábamos lentamente por el camino. We liepen langzaam langs de weg. We liepen langzaam langs de weg. Tuve que irme a la casa a pie. Ik moest te voet naar huis gaan. Ik moest te voet naar huis. El ladrón irrumpió en la casa para robar dinero. De rover brak in het huis in om geld te stelen. De dief inbrak in het huis om geld te stelen. A caballo regalado no se le miran los dientes. Een gegeven paard mag je niet in de bek kijken. Een gegeven paard kijkt niet naar z'n tanden. Para él, el hambre era un concepto abstracto; él siempre tenía suficiente para comer. Honger was voor hem een abstract begrip; hij had altijd genoeg te eten. Voor hem was honger een abstract concept; hij had altijd genoeg om te eten. Éste es un amigo mío. Dit is een vriend van mij. Dit is een vriend van me. El camino está bloqueado por árboles derribados. De weg is versperd door omgevallen bomen. De weg is geblokkeerd door gesloopte bomen. Nicolas quiere decir que la romanización del alfabeto cirílico es tan bella como el sol que te quema los ojos cuando lo miras. Nicolas bedoelt dat de romanisering van het Cyrillische alfabet net zo mooi is als de zon, die de ogen verbrandt wanneer je ernaar kijkt. Nicolas betekent dat de romanering van het cyrillisch alfabet net zo mooi is als de zon die je ogen verbrandt als je ernaar kijkt. La patata estaba tan caliente que me quemó la boca. De aardappel was zo heet dat hij mijn mond verbrandde. De aardappel was zo heet dat hij mijn mond verbrandde. Tú hablas. Jij spreekt. Jij praat. Ella no tiene absolutamente ningún enemigo. Ze heeft absoluut geen vijanden. Ze heeft absoluut geen vijanden. Pasé mis vacaciones en la playa. Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht. Ik heb mijn vakantie op het strand doorgebracht. Es un misógino. Hij is een vrouwenhater. Hij is een vrouwenhater. Todos los estudiantes aplaudieron. Alle studenten applaudisseerden. Alle studenten applaudisseerden. Tom no mantuvo su promesa. Tom heeft zijn belofte niet gehouden. Tom hield zijn belofte niet. Estoy acostumbrada. Ik ben eraan gewend. Ik ben het gewend. Me da igual que venga o no. Het maakt mij niet uit of hij wel of niet komt. Het kan me niet schelen of hij komt of niet. Esta mañana me levanté con un dolor de cabeza desgarrador. Ik stond vanochtend op met een barstende koppijn. Vanmorgen stond ik op met een hartverscheurende hoofdpijn. Hace mucho tiempo visité París. Ik bezocht Parijs een lange tijd geleden. Lang geleden bezocht ik Parijs. Yo creo en la inmortalidad del alma. Ik geloof in de onsterfelijkheid van de ziel. Ik geloof in de onsterfelijkheid van de ziel. Los vecinos ven que el buzón no ha sido vaciado. De buren zien dat de brievenbus niet leeggemaakt is. De buren zien dat de brievenbus niet leeg is. ¿Qué has hecho hoy? Wat hebt ge vandaag gedaan? Wat heb je vandaag gedaan? ¿Dónde está la cabina telefónica más cercana? Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel? Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel? Las mujeres no son objetos sexuales. Vrouwen zijn geen seksobjecten. Vrouwen zijn geen seksobjecten. Esa habitación no es tan grande. Deze kamer is niet zo groot. Die kamer is niet zo groot. Ella me llama Kenji. Zij noemt mij Kenji. Ze noemt me Kenji. Su padre no juega al golf. Zijn vader speelt geen golf. Z'n vader golft niet. Es usted muy valiente. U bent erg moedig. U bent erg dapper. Le pedí que parara de hablar, pero siguió. Ik vroeg hem om op te houden met praten maar hij bleef doorgaan. Ik vroeg hem te stoppen met praten, maar hij ging verder. ¿Puedo irme a casa? Mag ik naar huis gaan? Mag ik naar huis? La caja está casi vacía. De doos is bijna leeg. De doos is bijna leeg. La comida estaba para chuparse los dedos. Het eten was om duimen en vingers af te likken. Het eten was om aan je vingers te zuigen. ¿Tiene experiencia profesional? Heeft u werkervaring? Heeft u professionele ervaring? ¿Le dijeron? Hebben ze het hem gezegd? Hebben ze het hem verteld? Es necesario. Dat is nodig. Het is noodzakelijk. A menudo suelo jugar fútbol después de clases. Ik speel dikwijls voetbal na de les. Ik speel vaak football na schooltijd. Es necesario lavarlo. Het moet worden gewassen. Het moet gewassen worden. La experiencia da certeza. Ervaring geeft zekerheid. Ervaring geeft zekerheid. Esta vez lo intentaré. Deze keer zal ik proberen. Deze keer zal ik het proberen. ¿Puedo ver su licencia de conducir, señor? Mijnheer, mag ik uw rijbewijs zien? Mag ik uw rijbewijs zien, meneer? Mi padre tiene libre el sábado. Mijn vader heeft vrij op zaterdag. Mijn vader heeft zaterdag vrij. A nadie le gusta que hablen mal de él a sus espaldas. Niemand vindt het leuk wanneer er achter zijn rug kwaad over hem wordt gesproken. Niemand houdt ervan om achter zijn rug om kwaad over hem te zeggen. Éste es el lago más profundo de Japón. Dit is het diepste meer van Japan. Dit is het diepste meer van Japan. El cocodrilo es un animal protegido. De krokodil is een beschermde diersoort. De krokodil is een beschermd dier. ¡Hola a todos! Hallo allemaal! Hallo, allemaal. Ya huelo el salado olor del océano. Ik ruik al de zoute geur van de oceaan. Ik ruik de zeegeur al. ¡Muchas gracias! Heel erg bedankt! Heel erg bedankt. Dos familias viven en la misma casa. Twee gezinnen leven in hetzelfde huis. Twee families wonen in hetzelfde huis. No soy tan rico como para comprar eso. Ik ben niet rijk genoeg om dat te kopen. Ik ben niet rijk genoeg om dat te kopen. El inglés también se estudia en China. In China leert men ook Engels. Engels wordt ook in China bestudeerd. Es el animal dentro de mí que lo quiere. 't Is het beest in mij dat ernaar verlangt. Het is het beest in mij dat het wil. ¡Dile que no, por favor! Zeg hem dat niet, alsjeblieft! Zeg alsjeblieft nee. Fui a pescar al río ayer. Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen. Ik ging gisteren vissen in de rivier. Ella no se da cuenta de su belleza. Ze is zich niet bewust van haar schoonheid. Ze beseft haar schoonheid niet. Trabajaste más que yo. Je hebt meer gewerkt dan ik. Je hebt harder gewerkt dan ik. Trata de tener paciencia con los demás. Tracht geduld op te brengen met anderen. Probeer geduld te hebben met anderen. Él era mi amigo. Hij was mijn vriend. Hij was mijn vriend. Tengo sed. Ik heb dorst. Ik heb dorst. ¿Podrías cantar canciones en inglés para nosotras? Zou je wat Engelse liedjes voor ons kunnen zingen? Kun je liedjes in het Engels voor ons zingen? Mi vestido ya no me queda. Mijn jurk past niet meer. Mijn jurk past niet meer. Cuando me desperté estaba triste. Ik was verdrietig toen ik opstond. Toen ik wakker werd, was ik verdrietig. No sé qué tipo de persona es él. Ik weet niet wat voor een persoon hij is. Ik weet niet wat voor iemand hij is. Yo no fui quien tradujo este texto. Ik was het niet die die tekst vertaald heeft. Ik was niet degene die deze tekst vertaalde. Mi hermana lo vio con sus propios ojos. Mijn zus heeft het met haar eigen ogen gezien. Mijn zus zag het met haar eigen ogen. No tengo ganas de decirle a él la verdad. Ik heb geen zin om hem de waarheid te zeggen. Ik heb geen zin om hem de waarheid te vertellen. Los perros están ladrando. De honden blaffen. De honden blaffen. Yo leo por lo menos un libro al mes. Ik lees elke maand minstens één boek. Ik lees minstens één boek per maand. Él estudia inglés, pero también estudia alemán. Hij studeert Engels, maar hij studeert ook Duits. Hij studeert Engels, maar hij studeert ook Duits. "¿Ella juega tenis?" "Sí." "Speelt zij tennis?" "Ja." "Ze speelt tennis?" "Ja." Siempre escucho esta canción. Ik luister altijd naar dit liedje. Ik luister altijd naar dit liedje. ¿Has estado alguna vez en Venecia? Ben je ooit in Venetië geweest? Ben je ooit in Venetië geweest? Debemos trabajar toda una vida. Een leven lang moeten we werken. We moeten een heel leven werken. Yo tengo un diccionario. Ik heb een woordenboek. Ik heb een woordenboek. ¿A dónde te vas a mudar? Naar waar zult ge verhuizen? Waar ga je heen? Me quemé la yema del dedo. Ik heb mijn vingertop verbrand. Ik heb m'n vingertoppen verbrand. ¿Dónde podría estar ella? Waar zou ze kunnen zijn? Waar kan ze zijn? ¡Me muero de hambre! Ik ga dood van de honger! Ik verga van de honger. Vale la pena hacerlo otra vez. Dat is het herhalen waard. Het is het waard om het nog een keer te doen. No sé qué es peor. Ik weet niet wat erger is. Ik weet niet wat erger is. Yo conozco un atajo. Ik ken een kortere weg. Ik ken een kortere weg. Piensan que no es apto para esta tarea. Ze denken dat hij niet geschikt is voor deze taak. Ze denken dat hij niet geschikt is voor deze taak. ¿Estás soltero? Ben je vrijgezel? Ben je vrijgezel? No quiero desperdiciar mi tiempo en esto. Ik wil hier mijn tijd niet aan verspillen. Ik wil mijn tijd hier niet aan verspillen. Sí, ella solía ser una niña muy tímida. Ja, ooit was ze een heel schuchter meisje. Ja, ze was vroeger een erg verlegen meisje. Él es un hombre sin escrúpulos. Hij is een mens zonder scrupules. Hij is een gewetenloze man. La iglesia está justo al otro lado de la calle. De kerk is juist aan de overkant van de straat. De kerk is aan de overkant van de straat. Ella venía siempre que mi hermana estaba en casa. Ze kwam elke keer als mijn zuster thuis was. Ze kwam altijd als mijn zus thuis was. Sabemos lo que hiciste. We weten wat je gedaan hebt. We weten wat je hebt gedaan. Iré aunque llueva mañana. Ik ga, zelfs als het morgen regent. Ik ga erheen, ook al regent het morgen. Quiero una habitación individual con baño por dos noches. Ik wens een eenpersoonskamer met bad voor twee nachten. Ik wil een eenpersoonskamer met badkamer voor twee nachten. La película duró dos horas. De film duurde twee uur. De film duurde twee uur. Él tomó el taxi para llegar a tiempo. Hij nam de taxi om op tijd te komen. Hij nam de taxi om op tijd te zijn. Te lo has tomado al pie de la letra. Je vat alles te letterlijk op. Je hebt het letterlijk genomen. ¿Has oído la música de Tom? Heb je Toms muziek gehoord? Heb je Tom's muziek gehoord? En general, a los jóvenes no les gusta la formalidad. In het algemeen houden jongeren niet van formaliteit. Over het algemeen houden jongeren niet van formaliteit. Todas las visitas regresaron a casa uno tras otro. Alle bezoekers keerden terug naar huis, de ene na de andere. Alle bezoeken kwamen de ene na de andere thuis. Se tiene que quitar los zapatos en la entrada. Bij de ingang moet het schoeisel uitgedaan worden. Je moet je schoenen uitdoen bij de ingang. Quiero hacer esquí acuático. Ik wil waterskiën. Ik wil waterskiën. Los Himalayas son más altos que los Alpes. De Himalaya is hoger dan de Alpen. De Himalaya's zijn hoger dan de Alpen. ¿Qué significa TATOEBA? Wat betekent "Tatoeba"? Wat betekent TATOEBA? A veces Tony visitaba a su familia. Tony gaat soms op bezoek bij zijn familie. Soms bezocht Tony zijn familie. Llovió fuerte. Het regende hard. Het regende hard. No confíes en nadie aquí. Vertrouw niemand hier! Vertrouw niemand hier. Siempre llega a tiempo. Hij is altijd op tijd. Hij komt altijd op tijd. La forma del tejado se parece a una pirámide. De vorm van het dak lijkt op een piramide. De vorm van het dak lijkt op een piramide. ¿Cuántas hermanas tienes? Hoeveel zussen hebt gij? Hoeveel zussen heb je? ¿Eres estudiante? Zijt ge student? Ben je student? Se oscurecía. Het werd donker. Het werd donker. Dicen que nunca se olvida al primer amor. Ze zeggen dat je je eerste liefde nooit vergeet. Ze zeggen dat je de eerste liefde nooit vergeet. La oficina del alcalde está en el ayuntamiento. Het kantoor van de burgemeester is in het stadhuis. Het kantoor van de burgemeester is in het stadhuis. ¿Está casada? Is zij getrouwd? Is ze getrouwd? Judy me miró. Judy bekeek mij. Judy keek me aan. No he dicho nada. Ik heb niets gezegd. Ik heb niets gezegd. La tarifa del bus no ha cambiado en dos años. De busprijzen zijn al twee jaar hetzelfde gebleven. Het bustarief is al twee jaar niet veranderd. Tuvo que estudiar mucho para ponerse al día con sus compañeros de clase. Ze moest hard studeren om haar klasgenoten bij te halen. Hij moest veel studeren om bij te praten met zijn klasgenoten. Ella salió del hospital hace una hora. Ze heeft het ziekenhuis een uur geleden verlaten. Ze verliet het ziekenhuis een uur geleden. Cada uno sabe donde le aprieta el zapato. Iedereen weet waar de schoen wringt. Iedereen weet waar z'n schoen knijpt. ¿Cuál es más completa, la primera edición o la segunda? Welke is completer, de eerste editie of de tweede? Welke is het meest compleet, de eerste of de tweede editie? Ella sabe que yo sé que ella sabe. Zij weet dat ik weet dat zij het weet. Ze weet dat ik weet dat ze het weet. Después del placer viene el dolor. Na het plezier komt de pijn. Na plezier komt de pijn. Los ojos de ella se llenaron de lágrimas. Haar ogen vulden zich met tranen. Haar ogen zaten vol tranen. ¿Sabes quienes son ellos? Weet gij wie zij zijn? Weet je wie ze zijn? Es de mala educación hablar con la boca llena. Het is onbeleefd om met volle mond te praten. Het is onbeleefd om met een volle mond te praten. -¿"Historia"? -preguntó la mujer- ¿Qué quiere decir? "'Verhaal'?" vroeg de vrouw. "Wat bedoelt u?" "Geschiedenis?" vroeg de vrouw. El inventor fue un verdadero genio. De uitvinder was een echt genie. De uitvinder was een genie. Él compró una docena de huevos. Hij kocht een dozijn eieren. Hij kocht een dozijn eieren. Elige a una mujer con los oídos, no con los ojos. Kies een vrouw met de oren, niet met de ogen. Kies een vrouw met haar oren, niet met haar ogen. La niña que trabaja en la panadería es linda. Het meisje dat in de bakkerij werkt, is lief. Het meisje dat in de bakkerij werkt is mooi. Él lleva gafas de sol. Hij draagt een zonnebril. Hij draagt een zonnebril. Perdí mi entrada. Ik ben mijn kaartje kwijt. Ik ben m'n kaartje kwijt. ¿Vamos juntos? Gaan we samen? Zullen we samen gaan? Soy un buen niño. Ik ben een brave jongen. Ik ben een goede jongen. Dio respuesta a sus padres. Hij gaf zijn ouders antwoord. Hij gaf antwoord aan zijn ouders. Le aconsejé que descansara. Ik heb hem aangeraden te rusten. Ik adviseerde hem te rusten. "¿Qué hora es ahora?" "Las tres veinte." "Hoe laat is het nu?" "Het is twintig over drie." "Hoe laat is het nu?" "Drieëntwintig." Una vez se creyó que la Tierra era el centro del universo. Ooit heeft men gedacht dat de aarde het middelpunt van het heelal was. Er werd eens geloofd dat de aarde het centrum van het universum was. ¿Cuántos chicos hay en esta clase? Hoeveel jongens zijn er in deze klas? Hoeveel kinderen zitten er in deze klas? ¡Perdí mi pasaporte! Ik ben mijn paspoort kwijt! Ik ben m'n paspoort kwijt. Estoy traduciendo. Ik ben aan het vertalen. Ik vertaal. No creo que sea un gran actor. Ik geloof niet dat hij een groot acteur is. Ik denk niet dat hij een goede acteur is. Él entró en su habitación. Hij ging zijn kamer binnen. Hij ging zijn kamer binnen. Me mudo el mes que viene. Ik verhuis volgende maand. Ik verhuis volgende maand. ¿Qué hizo Jean? Wat heeft Jean gedaan? Wat heeft Jean gedaan? Mi abuelo necesita siempre un bastón. Mijn opa heeft altijd een wandelstok nodig. Mijn grootvader heeft altijd een stok nodig. Un momento... Een ogenblikje... Wacht even... Sólo la verdad es bella. Alleen de waarheid is schoon. Alleen de waarheid is mooi. Sorprendimos a mi primo con una fiesta de cumpleaños. We verrasten mijn neef met een verjaardagsfeestje. We verrasten mijn neef met een verjaardagsfeestje. ¿Él es un hechicero? Is hij een tovenaar? Is hij een tovenaar? Piensa en ella. Denk aan haar. Denk aan haar. Él es la persona a la que le di mi diccionario. Hij is de persoon aan wie ik mijn woordenboek heb gegeven. Hij is de persoon aan wie ik mijn woordenboek gaf. La gente está en este mundo no para ser rica, pero para ser feliz. Mensen zijn in deze wereld, niet om rijk te zijn, maar om gelukkig te zijn. Mensen zijn niet in deze wereld om rijk te zijn, maar om gelukkig te zijn. Se puede contar con él. Op hem kan je rekenen. Je kunt op hem rekenen. Hoy seré productivo. Vandaag ga ik productief zijn. Vandaag word ik productief. Tengo mucho que hacer. Ik heb veel dingen te doen. Ik heb veel te doen. ¿Quieres que ella lo sepa? Wilt ge dat zij dat weet? Wil je dat ze het weet? Él no puede comprarse un coche. Hij kan geen auto kopen. Hij kan geen auto kopen. Tom es solo un loco anciano. Tom is gewoon een gekke oude man. Tom is gewoon een gekke oude man. Italia no es Grecia. Italië is niet Griekenland. Italië is geen Griekenland. Queda una pregunta sobre la que aún se debe discutir. Er resteert een vraag waarover nog gediscussieerd moet worden. Er is nog een vraag die nog besproken moet worden. Estamos cerrando la tienda. We zijn de winkel aan het sluiten. We sluiten de winkel. Te voy a llamar cuando tenga tiempo. Ik zal je roepen wanneer ik tijd heb. Ik bel je als ik tijd heb. Una de las decoraciones que hacen bonita a una casa son las cortinas. Een van de versieringen die een huis mooi maken, zijn gordijnen. Een van de decoraties die een huis mooi maken, zijn gordijnen. Ella será doctora. Ze zal dokter worden. Ze wordt dokter. Berlín es la capital de Alemania. Berlijn is de hoofdstad van Duitsland. Berlijn is de hoofdstad van Duitsland. Mi alemán es terrible. Mijn Duits is verschrikkelijk. Mijn Duits is verschrikkelijk. La bebé se bebía tal como su madre. De baby zag er precies zo uit als haar moeder. De baby dronk net als haar moeder. Hizo mucho frío esa noche. Het was heel koud die nacht. Het was zo koud die avond. Ven aquí de inmediato. Kom dadelijk naar hier. Kom onmiddellijk hier. Las líneas rojas en el mapa representan ferrovias. De rode lijnen op de kaart stellen spoorwegen voor. De rode lijnen op de kaart vertegenwoordigen ferrorails. El teléfono sonó un buen rato. De telefoon ging behoorlijk lang over. De telefoon rinkelde een tijdje. No es bueno leer en una pieza oscura. Lezen in een donkere kamer is niet goed. Het is niet goed om in een donker stuk te lezen. ¿No sabrás por casualidad cuál es su nombre? Kent ge toevallig niet zijn naam? Weet je toevallig zijn naam? No tengo planes para esta tarde. Ik heb geen plannen voor deze middag. Ik heb geen plannen voor vanmiddag. A un lado de la moneda se le llama "cara" y al otro "sello." Een kant van een munt wordt 'kop' genoemd, en de andere zijde wordt 'munt' genoemd. Aan de ene kant van de munt heet het "kop" en aan de andere kant "zegel." Tengo quince años. ¿Por qué preguntas? Ik ben vijftien. Waarom vraag je dat? Ik ben 15. Waarom vraag je dat? Mi lengua materna es el japonés. Mijn moedertaal is Japans. Mijn moedertaal is Japans. Para mí un té con limón, por favor. Voor mij thee met citroen alstublieft. Voor mij een citroenthee, alsjeblieft. La primera hablante nativa del esperanto nació en 1904; hoy en día existen varios miles de hablantes nativos de esperanto. De eerste vrouw, die Esperanto als moedertaal sprak, werd in 1904 geboren; vandaag zijn er meerdere duizenden Esperanto-moedertaalsprekers. De eerste moedertaalspreker uit het Esperanto werd geboren in 1904; vandaag de dag zijn er duizenden moedertaalsprekers uit het Esperanto. Me lavo. Ik was mij. Ik was mezelf. A la mañana siguiente, el hombre de nieve se había derretido completamente. De volgende morgen was de sneeuwman volledig gesmolten. De volgende ochtend was de sneeuwman helemaal gesmolten. España es un país Europeo. Spanje is een Europees land. Spanje is een Europees land. Tomemos un taxi. Laten we een taxi nemen. Laten we een taxi nemen. Ella llora sin parar. Ze huilt voortdurend Ze huilt voortdurend. Yo escribí eso. Ik schreef dat. Dat heb ik geschreven. No me quiero divorciar. Ik wil niet scheiden. Ik wil niet scheiden. Él regresa a casa casi todos los fines de semana. Hij komt bijna elk weekend thuis. Hij komt bijna elk weekend thuis. El pomo de la puerta está roto. De deurklink is gebroken. De deurknop is kapot. Ninguno de mis compañeros de clase vive cerca de aquí. Niet één van mijn klasgenoten woont hier in de buurt. Geen van mijn klasgenoten woont hier in de buurt. Tom tiene dos hijos. Tom heeft twee kinderen. Tom heeft twee kinderen. Este carro es demasiado caro para mí de comprar. Deze wagen is te duur voor mij om te kopen. Deze auto is te duur voor mij om te kopen. Mi padre va en bici al trabajo. Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk. M'n vader fietst naar z'n werk. Esta es mi escuela. Dit is mijn school. Dit is mijn school. Él pateó fuerte la pelota pero no le dio al blanco. Hij schopte hard de bal maar miste het doel. Hij schopte de bal hard, maar raakte de blanke niet. ¿Pongo la mesa? Mag ik de tafel klaarzetten? Zal ik de tafel dekken? ¿Has visto a Tom? Heb je Tom gezien? Heb je Tom gezien? ¿Estás enfermo? Ben je ziek? Ben je ziek? A Tom le gusta escribir. Thomas houdt van schrijven. Tom schrijft graag. Él tiene dos hijos, que todavía no van a la escuela. Hij heeft twee zoons die nog niet naar school gaan. Hij heeft twee kinderen die nog niet naar school gaan. ¿Por qué quieres convertirte en enfermera? Waarom wil je verpleegster worden? Waarom wil je verpleegster worden? ¿Cuántos elementos químicos forman el agua? Uit hoeveel chemische elementen bestaat water? Hoeveel chemische elementen vormen water? Prefiero leche que jugo. Ik heb liever melk dan sap. Ik heb liever melk dan sap. Ella se volvió feliz. Ze werd gelukkig. Ze werd gelukkig. Usted habla español muy bien. Uw Spaans is heel goed. U spreekt heel goed Spaans. Hoy es nuestro último día de clases. Vandaag is onze laatste schooldag. Vandaag is onze laatste schooldag. Vengo de Francia. Ik kom uit Frankrijk. Ik kom uit Frankrijk. Puede usar mi diccionario. Ge kunt mijn woordenboek gebruiken. U kunt mijn woordenboek gebruiken. Hebreo es un idioma difícil. Hebreeuws is een moeilijke taal. Hebreeuws is een moeilijke taal. María no quiere ser hippie. Maria wil geen hippie zijn. Maria wil geen hippie zijn. Eso me hizo reír. Dat bracht me aan het lachen. Dat maakte me aan het lachen. María está en el equipo de natación. Mary zit bij het zwemteam. Maria zit in het zwemteam. ¿Cuál es el lugar más bonito del mundo? Welke is de mooiste plaats ter wereld? Wat is de mooiste plek ter wereld? Mi hija quiere un piano. Mijn dochter wil een piano. Mijn dochter wil een piano. Yo pienso en ustedes todo el tiempo. Ik denk de hele tijd aan jullie. Ik denk de hele tijd aan jullie. Mi coche es más viejo que yo. Mijn auto is ouder dan ik. Mijn auto is ouder dan ik. Hola, ¿sigues ahí? Hallo, ben je er nog? Hallo, ben je er nog? Él vive solo en el bosque. Hij leeft alleen in de bossen. Hij woont alleen in het bos. Ellos se pusieron nerviosos. Ze werden zenuwachtig. Ze werden nerveus. Ella opina que todo es cuestión de dinero. Ze is van mening dat alles een kwestie van geld is. Ze denkt dat het allemaal om geld gaat. Quizá me equivoqué. Misschien heb ik mij vergist. Misschien had ik het mis. He conseguido recibir la aceptación de mis padres para mi matrimonio. Het is me gelukt om de goedkeuring van mijn ouders te krijgen voor mijn huwelijk. Ik heb de goedkeuring van mijn ouders gekregen voor mijn huwelijk. Ese fue nuestro primer encuentro. Dat was onze eerste ontmoeting. Dat was onze eerste ontmoeting. Me duele mi estómago. Ik heb maagpijn. M'n maag doet pijn. El domingo es día de descanso. Zondag is rustdag. Zondag is rustdag. Necesito cargar mi celular. Ik moet mijn GSM opladen. Ik moet mijn telefoon laden. La flecha dio en el blanco. De pijl raakte het doel. De pijl raakte het doel. Los manzanos tienen flores magníficas. De appelbomen hebben prachtige bloemen. De appelbomen hebben prachtige bloemen. También es una hermosura. Ze is ook een schoonheid. Ze is ook een schoonheid. Tom se preguntaba lo mismo. Tom vroeg zich hetzelfde af. Tom vroeg zich hetzelfde af. Estoy quebrado. Ik ben blut. Ik ben blut. El banco no está abierto los domingos. De bank is niet open op zondag. De bank is niet open op zondag. ¿Estás listo para partir? Zijt ge klaar om te beginnen? Ben je klaar om te gaan? ¿Sabe lo que has hecho? Weet hij wat je hebt gedaan? Weet hij wat je gedaan hebt? Gracias por el regalo. Bedankt voor je cadeau. Bedankt voor het cadeau. ¿Estás seguro? Weet je het zeker? Weet je het zeker? Es más cruel temer a la muerte que morir. Het is wreder de dood te vrezen, dan te sterven. Het is wreeder om de dood te vrezen dan om te sterven. ¿Cómo era? Hoe was het? Hoe zag hij eruit? El gato estaba jugando con un ratón con vida. De kat was aan het spelen met een levende muis. De kat speelde met een levende muis. ¿Eres bueno al ajedrez? Ben je goed in schaken? Ben je goed in schaken? Tom no tiene respeto por las autoridades. Tom heeft geen respect voor autoriteiten. Tom heeft geen respect voor de autoriteiten. ¿Dónde están tus nietos? Waar zijn jouw kleinkinderen? Waar zijn je kleinkinderen? Marie Curie fue polaca y no francesa. Marie Curie was een Poolse en geen Franse. Marie Curie was Pools en niet Frans. Este hospital es administrado por el municipio. Dit ziekenhuis wordt door de stad gerund. Dit ziekenhuis wordt beheerd door de gemeente. Tom irá allí mañana. Tom gaat daar morgen naartoe. Tom gaat er morgen heen. Le gustaba hablar sobre sí misma. Ze vond het leuk over zichzelf te praten. Hij praatte graag over zichzelf. El anciano parece triste. De oude man lijkt bedroefd. De oude man ziet er verdrietig uit. No tocar. Niet aanzitten. Niet aanraken. Tengo miedo de caer. Ik ben bang om te vallen. Ik ben bang om te vallen. La respuesta era fácil. Het antwoord was gemakkelijk. Het antwoord was eenvoudig. Es imposible vivir en esa isla. Het is onmogelijk op dat eiland te wonen. Het is onmogelijk om op dat eiland te leven. Hemos dividido el dinero entre los dos. We hebben het geld onderling verdeeld. We hebben het geld verdeeld. Tom Jobim fue un compositor muy conocido. Tom Jobin was een heel gekende componist. Tom Jobim was een bekende componist. Ella tiene un puesto muy envidiable. Ze neemt een begerenswaardige positie in. Ze heeft een zeer benijdenswaardige positie. Tom tiene una casa en Boston. Tom heeft een huis in Boston. Tom heeft een huis in Boston. Pienso que Tom es inocente. Ik denk dat Tom onschuldig is. Ik denk dat Tom onschuldig is. Comí con mi hermanito. Ik at met mijn kleine broer. Ik heb gegeten met m'n broertje. El derretimiento de los casquetes polares también podría contribuir al aumento del nivel del mar. Het smelten van de poolkappen kan bijdragen aan het stijgen van het zeeniveau. Het smelten van ijskappen kan ook bijdragen tot een stijging van de zeespiegel. ¿Dónde está tu pasaporte? Waar is je reispas? Waar is je paspoort? Harare es la capital de Zimbabue. Harare is de hoofdstad van Zimbabwe. Harare is de hoofdstad van Zimbabwe. Él nació en el siglo XIX. Hij is geboren in de 19e eeuw. Hij werd geboren in de 19e eeuw. Eso pasó hace mucho tiempo. Dat is lang geleden gebeurd. Dat is lang geleden. Mi bicicleta fue robada. Mijn fiets is gestolen. Mijn fiets is gestolen. No me gusta que me traten de esa manera. Ik word niet graag op die manier behandeld. Ik hou er niet van om zo behandeld te worden. Siempre me gustaron más los personajes misteriosos. Ik heb altijd meer van mysterieuze personages gehouden. Ik heb altijd meer van mysterieuze personages gehouden. Él eligió cada palabra con cuidado. Hij koos elk woord met zorg. Hij koos elk woord zorgvuldig. ¿Crees que algún día el hombre colonizará la luna? Denk je dat de mensen op een dag de maan zullen koloniseren? Denk je dat de mens ooit de maan zal koloniseren? No sabía de su plan. Ik wist niets van uw plan. Ik wist niet van zijn plan. Cómete tu sopa antes que se enfríe. Eet je soep voor hij koud wordt. Eet je soep op voordat het koud wordt. Una de las luces en la escalera no prende. Een van de lampen in het trappenhuis is stuk. Een van de lichten op de trap gaat niet aan. Estoy cometiendo demasiados errores. Ik maak te veel fouten. Ik maak te veel fouten. Voy a escribir una carta mañana. Ik ga morgen een brief schrijven. Ik ga morgen een brief schrijven. ¡Pero si usted tiene toda la razón, señor primer ministro! Maar ge hebt volledig gelijk, mijnheer de eerste minister! Maar u hebt volkomen gelijk, mijnheer de premier. Me enseñaron algo diferente. Mij is iets anders geleerd. Ze hebben me iets anders geleerd. Tú siempre oyes pero no escuchas. Ge hoort altijd, maar ge luistert niet. Je luistert altijd, maar je luistert niet. Los carceleros harán huelga durante tres días a partir de medianoche. De gevangenisbewaarders zullen vanaf middernacht drie dagen lang staken. De gevangenisbewakers staken drie dagen na middernacht. Actúa como si fuera un rey. Hij doet alsof hij een koning was. Hij doet alsof hij een koning is. Ella perdió las llaves de su coche. Ze is de autosleutels verloren. Ze verloor haar autosleutels. Ella dijo que se da una ducha todas las mañanas. Ze zei dat ze elke ochtend een douche nam. Ze zei dat ze elke ochtend een douche neemt. No hay nadie en la habitación. Er is niemand in de kamer. Er is niemand in de kamer. Recuerdo haber leído ese libro tres veces cuando era joven. Ik herinner mij dat ik het boek drie keer gelezen heb toen ik jong was. Ik herinner me dat ik dat boek drie keer gelezen heb toen ik jong was. ¡Tú también, hijo! Jij ook, zoon! Jij ook, zoon. Compraste una casa nueva. Je hebt een nieuw huis gekocht. Je hebt een nieuw huis gekocht. Apenas tenemos tiempo suficiente para desayunar. We hebben nauwelijks genoeg tijd om te ontbijten. We hebben nauwelijks genoeg tijd om te ontbijten. Alquilemos una bicicleta aquí. Laten we hier een fiets huren. Laten we hier een fiets huren. No hables con la boca llena. Spreek niet met volle mond. Praat niet met je mond vol. No sé nada sobre ella. Ik weet niks van haar. Ik weet niets over haar. Él tiene barba. Hij heeft een baard. Hij heeft een baard. Tom me enseñó a cantar. Tom heeft me leren zingen. Tom leerde me zingen. Le dio un hueso al perro. Hij gaf de hond een bot. Hij gaf de hond een bot. Todo el mundo se merece una segunda oportunidad. Iedereen verdient een tweede kans. Iedereen verdient een tweede kans. ¡No me abandones! Laat me niet alleen! Laat me niet in de steek. Su encuentro era inevitable. Hun ontmoeting was onvermijdbaar. Zijn ontmoeting was onvermijdelijk. Él grita mucho. Hij schreeuwt veel. Hij schreeuwt veel. Me comí la manzana. Ik heb de appel opgegeten. Ik heb de appel opgegeten. Creo que usted me ha confundido con alguien más. Ik denk dat je me met iemand anders hebt verward. Ik denk dat je me verward hebt met iemand anders. No me gusta la chaqueta roja. Ik vind het rode jasje niet leuk. Ik hou niet van die rode jas. Gin no es mi amigo. Gin is mijn vriend niet. Gin is niet mijn vriend. El policía le preguntó a la anciana si podía describir precisamente cómo se veía el ladrón. De politieagent vroeg de oude dame of ze precies kon beschrijven hoe de dief eruit zag. De agent vroeg de oude vrouw of ze precies kon beschrijven hoe de dief eruitzag. Su récord jamás será superado. Zijn record zal nooit verbroken worden. Zijn record zal nooit worden overtroffen. Te llamé hace tres horas. Ik heb je drie uur geleden gebeld. Ik heb je drie uur geleden gebeld. No la veré más. Ik zal haar niet meer zien. Ik zal haar niet meer zien. Él jugó con su gato. Hij speelde met zijn kat. Hij speelde met zijn kat. Creo que ella está enferma. Ik denk dat ze ziek is. Ik denk dat ze ziek is. ¿Cuánto tiempo tarda para ir de aquí al Hotel Hilton? Hoelang duurt het om van hier naar het Hilton-hotel te gaan? Hoe lang duurt het om van hier naar het Hilton Hotel te gaan? Sólo fue una broma. Het was maar een grapje. Het was maar een grapje. Ellos no obedecieron a sus padres. Ze gehoorzaamden hun ouders niet. Ze gehoorzaamden hun ouders niet. Yo vivo aquí. Ik woon hier. Ik woon hier. Ayudé a Tom. Ik hielp Tom. Ik heb Tom geholpen. Volvió dos días más tarde. Hij kwam twee dagen later weer terug. Hij kwam twee dagen later terug. Perdí mi reloj. Ik ben mijn horloge kwijt. Ik ben m'n horloge kwijt. No hablen de negocios durante la comida. Spreek niet over zaken tijdens het eten. Praat niet over zaken tijdens de lunch. La juventud de nuestro país no se interesa por la política. De jeugd van ons land interesseert zich niet voor politiek. De jeugd van ons land is niet geïnteresseerd in politiek. Estoy buscando mi cámara. Ik zoek mijn camera. Ik ben op zoek naar mijn camera. Mario es un ciudadano italiano. Mario is Italiaans staatsburger. Mario is een Italiaanse burger. El aspirante causó una buena impresión al examinante de la entrevista de solicitud. De sollicitant gaf de afnemer van het sollicitatiegesprek een goede indruk. De kandidaat maakte een goede indruk op de onderzoeker van het sollicitatiegesprek. ¿Dónde estabas ayer? Waar ben je gisteren geweest? Waar was je gisteren? Tengo una colección de documentales. Ik heb een verzameling documentaires. Ik heb een verzameling documentaires. Tomás es increíblemente ingenuo. Tomás is ongelofelijk naïef. Tomas is ongelooflijk naïef. Él tiene ojos verdes. Hij heeft groene ogen. Hij heeft groene ogen. ¿Dónde está tu habitación? Waar is je kamer? Waar is je kamer? Habrá más oportunidades. Er komen nog andere kansen. Er zullen meer kansen zijn. La señora mayor se bajó del autobús. De oude vrouw ging de bus uit. De oude dame stapte uit de bus. Tom trabaja para una gran compañía. Tom werkt voor een grote firma. Tom werkt voor een groot bedrijf. Hoy no hace tanto calor como ayer. Het is vandaag niet zo heet als gisteren. Het is vandaag niet zo warm als gisteren. Kate ha preparado una tarta de manzana. Kate heeft een appeltaart gebakken. Kate heeft een appeltaart gemaakt. Cuéntame lo que él dijo. Vertel me wat hij zei. Vertel me wat hij zei. Siempre le habla en voz alta. Ze spreekt tegen hem altijd met luide stem. Hij praat altijd hardop tegen haar. Se me quedó algo en la pieza. Ik heb iets in de kamer achtergelaten. Ik heb iets achtergelaten. Los traidores serán deportados. Verraders zullen gedeporteerd worden. Verraders worden gedeporteerd. Empezó a nevar. Het is beginnen sneeuwen. Het begon te sneeuwen. ¡Jamás había visto algo así en mi vida, ni una sola vez! Zoiets heb ik nog nooit in mijn leven gezien, niet één keer! Zoiets heb ik nog nooit gezien. No tenemos miedo a la muerte. We zijn niet bang voor de dood. We zijn niet bang voor de dood. Vi a Andrea irse de su casa. Ik zag Andrea van huis weggaan. Ik zag Andrea haar huis verlaten. Para muchas mujeres, el amor es lo primero. Voor veel vrouwen komt liefde op de eerste plaats. Voor veel vrouwen is liefde het eerste. ¡Felicitaciones! Proficiat! Gefeliciteerd. ¿Alguna vez has comido pescado crudo? Heeft u ooit rauwe vis gegeten? Heb je ooit rauwe vis gegeten? Cuando yo tenía 10 años mi hermano se fue de casa. Toen ik tien was, ging mijn broer bij ons thuis weg. Toen ik tien was, verliet mijn broer het huis. Compara tus respuestas con las del profesor. Vergelijk jouw antwoorden met die van de leraar. Vergelijk je antwoorden met die van de professor. ¿Qué ves tú en esta imagen? Wat zie je op deze prent? Wat zie jij in dit beeld? Betty la mató. Betty vermoordde haar. Betty heeft haar vermoord. La tierra es demasiado pequeña. De wereld is te klein. De aarde is te klein. He oído hablar de él, pero no le conozco personalmente. Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk. Ik heb van hem gehoord, maar ik ken hem niet persoonlijk. Él habla chino fluidamente. Hij spreekt vloeiend Chinees. Hij spreekt vloeiend Chinees. - Ya veo - dijo el ciego mientras cogía su martillo, y vio. "Ik zie," zei de blinde man, toen hij zijn hamer opraapte en zag. "Ik zie het," zeide de blinde, terwijl hij zijn hamer pakte, en hij zag het. Él notó una carta sobre el escritorio. Hij bemerkte een brief op de schrijftafel. Hij zag een brief op het bureau. Me gustas mucho. Ik mag je heel graag. Ik vind je echt leuk. Mira cómo lo hago. Kijk hoe ik het doe. Kijk hoe ik het doe. Cuento a diez. Ik tel tot tien. Ik tel tot tien. Entrégame la llave. Geef me de sleutel. Geef me de sleutel. No cabe duda de que el universo es infinito. Er is geen twijfel aan dat het heelal oneindig is. Het universum is beslist oneindig. Tom de verdad se cree esa historia. Tom gelooft dat verhaal echt. Tom gelooft dat verhaal echt. Él nació en el siglo XIX. Hij is in de 19de eeuw geboren. Hij werd geboren in de 19e eeuw. El avión fue redirigido a Múnich debido a la neblina. Het vliegtuig werd wegens mist omgeleid naar München. Het vliegtuig werd omgeleid naar München vanwege de mist. Cerró la puerta con un gran estrépito. Hij sloeg de deur dreunend dicht. Hij deed de deur dicht met een grote klap. El trabajo está prácticamente acabado. De taak is zo goed als afgewerkt. Het werk is bijna gedaan. Tom tiene un tatuaje en el brazo izquierdo. Tom heeft een tattoo op zijn linkerarm. Tom heeft een tatoeage op zijn linkerarm. Las causas de la jaqueca todavía son desconocidas. De oorzaken van migraine zijn nog steeds onbekend. De oorzaken van hoofdpijn zijn nog onbekend. Mary trabaja en un supermercado. Mary werkt bij een supermarkt. Mary werkt in een supermarkt. Me siento muy solo últimamente. Ik voel me de laatste tijd heel eenzaam. Ik voel me zo eenzaam de laatste tijd. ¿Él tiene hermanos? Heeft hij broers? Heeft hij broers? Han pasado dos semanas y no te he visto. Er zijn al twee weken voorbij en ik heb je niet gezien. Het is al twee weken geleden en ik heb je niet gezien. Tom debe estar muy cansado. Tom moet heel moe zijn. Tom moet erg moe zijn. ¿Puedes leer diez libros a la semana? ¿No querrás decir al mes? Ge kunt tien boeken lezen per week? Bedoelt ge niet per maand? Kun je tien boeken per week lezen? La mayoría de la gente piensa que estoy loca. De meeste mensen denken dat ik gek ben. De meeste mensen denken dat ik gek ben. Este es mi sombrero en el verano. Dit is mijn zomerhoed. Dit is mijn hoed in de zomer. Él estaba escuchando música en su habitación. Hij luisterde naar muziek op zijn kamer. Hij luisterde naar muziek in zijn kamer. El libro está sobre la mesa. Het boek ligt op de tafel. Het boek ligt op tafel. Mi amigo español se llama Enrique. Mijn Spaanse vriend heet Enrique. Mijn Spaanse vriend heet Henry. Mi madre habla despacio. Mijn moeder spreekt langzaam. Mijn moeder praat langzaam. Él estaba parado en la puerta. Hij stond aan de deur. Hij stond bij de deur. Los estudiantes deberían utilizar los libros de la biblioteca. Studenten zouden gebruik moeten maken van de boeken in de bibliotheek. Studenten zouden de boeken van de bibliotheek moeten gebruiken. Ellas no mienten nunca. Ze liegen nooit. Ze liegen nooit. ¿Qué onda? Wat is er gaande? Wat is er aan de hand? ¿Ya te has lavado las manos? Hebt ge uw handen al gewassen? Heb je je handen al gewassen? ¿Qué sería el mundo sin té? Wat zou de wereld zijn zonder thee? Wat zou de wereld zijn zonder thee? No me gustan los animales. Ik hou niet van dieren. Ik hou niet van dieren. Maria entiende chino. Maria verstaat Chinees. Maria begrijpt Chinees. ¿Le has dicho a alguien cuál es tu verdadero nombre? Heb je iemand verteld wat je echte naam is? Heb je iemand verteld hoe je echt heet? El año 2012, el esperanto cumplirá 125 años. In het jaar 2012 wordt Esperanto 125 jaar. 2012 wordt Esperanto 125 jaar. ¿Dónde comenzamos? Waar beginnen wij? Waar beginnen we? El anciano se detuvo un momento para descansar. De oude man stopte een ogenblik om uit te rusten. De oude man stopte even om te rusten. Quiero comprar eso. Ik wil dat graag kopen. Ik wil dat kopen. Tom no apareció hasta después de la reunión. Tom kwam niet opdagen tot na de vergadering. Tom kwam pas na de vergadering opdagen. Mi tío me dio un libro. Mijn oom heeft mij een boek gegeven. Mijn oom gaf me een boek. ¿Hay revistas en inglés en esta biblioteca? Zijn er Engelse tijdschriften in deze bibliotheek? Zijn er Engelse tijdschriften in deze bibliotheek? Ella estaba parada en el frente de la clase. Ze stond voor de klas. Ze stond voor de klas. ¡De verdad que no necesito ayuda! Ik heb echt geen hulp nodig. Ik heb echt geen hulp nodig. Admito que no soy exactamente la persona más ordenada en el mundo. Ik geef toe, ik ben niet de netste persoon van de wereld. Ik geef toe dat ik niet de meest nette persoon ter wereld ben. Ella le abrió los ojos. Zij deed zijn ogen opengaan. Ze opende haar ogen. Él puede hacer bailar a la multitud. Hij kan de menigte aan het dansen krijgen. Hij kan de menigte laten dansen. Yo no tengo nada por lo que vivir. Ik heb niets om voor te leven. Ik heb niets om voor te leven. Ella es mi única fuente de inspiración. Zij is mijn enige inspiratiebron. Ze is mijn enige bron van inspiratie. ¿Quién se atreve a montar un león? Wie durft op een leeuw rijden? Wie durft er nou een leeuw te berijden? Anímate, John. Hay más peces en el río. Kop op, Johan. Er zijn meer vissen in de zee. Er zijn nog meer vissen in de rivier. Ella lo besó en la frente. Ze kuste hem op het voorhoofd. Ze kuste hem op zijn voorhoofd. ¿Tengo que ir ahora? Moet ik nu gaan? Moet ik nu gaan? Él tiene dos gatos. Hij heeft twee katten. Hij heeft twee katten. ¿Cuál periódico lees normalmente? Welke krant lees je meestal? Welke krant lees je normaal? Él es mi amigo. Hij is mijn vriend. Hij is mijn vriend. Un famoso arquitecto construyó esa casa. Een beroemd architect heeft dat huis gebouwd. Een beroemde architect bouwde dat huis. Corrí para llegar a tiempo. Ik heb gelopen om op tijd te kunnen zijn. Ik rende om op tijd te zijn. Nadie sabe tantas historias como el dios del sueño. Niemand kent zoveel verhalen als de god van de slaap. Niemand kent zoveel verhalen als de god van de droom. El sol está saliendo ya. De zon komt nu op. De zon komt al op. Tu perro es muy grande. Je hond is erg groot. Je hond is te groot. Hoy estoy libre. Ik ben vandaag vrij. Ik ben vandaag vrij. Él pintó su bicicleta de rojo. Hij heeft zijn fiets rood geschilderd. Hij heeft zijn fiets rood geschilderd. Viajar por el espacio ya no es más un sueño. Door de ruimte reizen is niet langer een droom. Door de ruimte reizen is geen droom meer. Estaba agradable y cálido dentro de la casa. Het was aangenaam en warm in huis. Het was lekker warm in het huis. ¿Ellos oyeron correctamente? Hoorden ze het juist? Hebben ze het goed gehoord? El agua se evapora. Het water verdampt. Het water verdampt. Él es cantante. Hij is zanger. Hij is zangeres. Se rehusó a tomar el dinero. Ze weigerde het geld te nemen. Hij weigerde het geld te nemen. Japón es el país del sol naciente. Japan is het land van de rijzende zon. Japan is het land van de opkomende zon. La niña está saltando. Het meisje springt. Het meisje springt. Me alegra mucho que el mes que viene visites Tokio. Ik ben heel blij dat ge volgende maand Tokio zult bezoeken. Ik ben blij dat je volgende maand Tokio bezoekt. El cielo e infierno solo existen en el corazón humano. Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart. Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart. Tom es un huérfano. Tom is een wees. Tom is een wees. El suicidio es una de las causas de muerte principales en el país con la esperanza de vida más alta. Zelfmoord is één van de belangrijkste doodsoorzaken in het land met de hoogste levensverwachting. Zelfmoord is een van de belangrijkste doodsoorzaken in het land met de hoogste levensverwachting. Es casi imposible hacer eso. Dat is bijna onuitvoerbaar. Dat is bijna onmogelijk. Soy un adicto a la TV. Ik ben een tv-verslaafde. Ik ben verslaafd aan tv. Fui a pie. Ik ging te voet. Ik ging te voet. Nada en especial. Niks bijzonders. Niets bijzonders. Ella ahora está visitando París. Ze bezoekt nu Parijs. Ze is nu op bezoek in Parijs. Ella es demasiado vieja para él. Zij is te oud voor hem. Ze is te oud voor hem. ¿Por qué vienes atrasado? Waarom ben je te laat? Waarom kom je te laat? Hiromi lleva un vestido nuevo. Hiromi draagt een nieuwe jurk. Hiromi draagt een nieuwe jurk. ¿Quién le contó a Tom? Wie heeft het aan Tom verteld? Wie heeft het Tom verteld? Supongo que se me quedó mi billetera en el bus. Ik veronderstel dat ik mijn portemonnee in de bus gelaten heb. Ik denk dat ik mijn portemonnee in de bus heb laten liggen. Ella lloró toda la noche. Ze heeft de hele nacht geweend. Ze huilde de hele nacht. Soy nuevo aquí. Ik ben hier nieuw. Ik ben nieuw hier. Abre bien la boca. Doe je mond wijd open. Mond open. ¿Hay leche? Is er melk? Is er melk? ¿Para dónde va? Waar gaat het heen? Waar gaat hij heen? El teatro en mi barrio está siendo reconstruido. Het theater in mijn wijk wordt omgebouwd. Het theater in mijn buurt wordt herbouwd. No me acuerdo. Dat kan ik me niet herinneren. Ik weet het niet meer. Ella tiene algunos libros. Ze heeft enkele boeken. Ze heeft wat boeken. Esto no acabará nunca. Hier komt nooit een eind aan. Dit zal nooit voorbij zijn. Quisiera hablar con Judy. Ik zou graag met Judy spreken. Ik wil Judy spreken. Hoy es sábado y mañana será domingo. Vandaag is het zaterdag en morgen zal het zondag zijn. Vandaag is het zaterdag en morgen is het zondag. Mi mujer es médica. Mijn vrouw is arts. Mijn vrouw is een dokter. Te voy a hablar de mi padre. Ik zal je over mijn vader vertellen. Ik ga je vertellen over mijn vader. Antes, durante y después de la competencia, hasta las 23 horas, todas las calles se cerraron para todo tráfico. Voor, tijdens en na de wedstrijd, tot 23 uur, zijn alle straten rond het stadion afgesloten voor alle verkeer. Voor, tijdens en na de wedstrijd, tot 23:00 uur, werden alle straten gesloten voor alle verkeer. Ella tiene tres hermanos. Zij heeft drie broers. Ze heeft drie broers. Tom ganó la carrera. Tom won de race. Tom won de race. El futuro es incierto. De toekomst is onzeker. De toekomst is onzeker. Hoy me siento peor que ayer. Ik voel mij slechter dan gisteren. Ik voel me vandaag slechter dan gisteren. Ellos se mantuvieron firmes a sus convicciones. Ze hielden stevig vast aan hun overtuigingen. Ze hielden vast aan hun overtuigingen. Creo que tu respuesta es correcta. Ik denk dat je antwoord juist is. Ik denk dat je antwoord juist is. Yamamoto es uno de mis amigos. Yamamoto is een van mijn vrienden. Yamamoto is een van mijn vrienden. No es una buena idea. Het is geen goed idee. Dat is geen goed idee. Aunque tenga defectos, ella me gusta. Ofschoon ze fouten heeft, mag ik haar. Zelfs als ze gebreken heeft, vind ik haar leuk. Yo no iría ahí solo. Ik zou daar niet alleen heen gaan. Ik zou daar niet alleen heen gaan. Nuestro profesor a veces habla demasiado rápido. Onze leraar spreekt soms te snel. Onze leraar praat soms te snel. Paul vino a Roma a saludarme. Paul kwam naar Rome om me te begroeten. Paul kwam naar Rome om hallo te zeggen. Es demasiado grande. Het is te groot. Het is te groot. Admiro su coraje. Ik bewonder zijn moed. Ik bewonder uw moed. Él guarda su palabra. Hij houdt zijn woord. Hij houdt zijn woord. A ellas no les gustan los gatos. Ze houden niet van katten. Ze houden niet van katten. Necesitamos el dinero. We hebben het geld nodig. We hebben het geld nodig. El domingo sale para Nueva York. Ze vertrekt zondag naar New York. Zondag gaat hij naar New York. Te aconsejo enfáticamente no hacer eso. Ik raad je sterk aan dat niet te doen. Ik adviseer je om dat niet te doen. ¿Quiere que le diga lo que yo espero? Wilt u dat ik u zeg wat ik hoop? Wil je dat ik je vertel wat ik verwacht? La Unión Europea nació con el anhelo de acabar con los frecuentes y cruentos conflictos entre vecinos que habían culminado en la Segunda Guerra Mundial. De Europese integratie is begonnen om een eind te stellen aan de talrijke en bloedige oorlogen tussen buurlanden, die hun hoogtepunt kenden in de Tweede Wereldoorlog. De Europese Unie is geboren met het verlangen om een einde te maken aan de veelvuldige en gruwelijke conflicten tussen buren die in de Tweede Wereldoorlog waren geëindigd. ¿A qué hora te levantas? Om hoe laat sta je op? Hoe laat sta je op? Tom se enfureció con los niños. Tom maakte zich kwaad op de kinderen. Tom werd boos op de kinderen. Nos visitaba a menudo cuando era niño. Hij bezocht ons vaak toen ik klein was. Hij kwam vaak op bezoek als kind. Esto es lo que compré en España. Dit is wat ik gekocht heb in Spanje. Dit heb ik in Spanje gekocht. Dios es perfecto. God is volmaakt. God is perfect. Ella volverá antes de una semana. Ze is binnen een week terug. Ze komt over een week terug. Ayer fui a la escuela. Ik ging gisteren naar school. Gisteren ging ik naar school. Ella me llama Kenji. Ze noemt mij Kenji. Ze noemt me Kenji. No sabía que estaba ahí. Ik wist het niet, dat ie daar was. Ik wist niet dat hij daar was. Que Dios esté con nosotros. God zij met ons. Moge God met ons zijn. Aviones enemigos bombardearon la ciudad. Vijandelijke vliegtuigen bombardeerden de stad. Vijandelijke vliegtuigen bombardeerden de stad. Un hedor llenaba la habitación. Een stank vulde de kamer. Een stank vulde de kamer. Vengo aquí cada cuatro de julio. Ik kom hier elke vierde juli. Ik kom hier om de vier juli. Se ha detenido a un hombre inocente por error. Een onschuldige man was bij vergissing opgepakt. Een onschuldige man is per ongeluk gearresteerd. El 26 de septiembre es el Día Europeo del Lenguaje. El Consejo de Europa quiere agudizar la atención en el patrimonio multilingüe de Europa, promover el desarrollo del multilingüismo y alentar a los ciudadanos a aprender idiomas. Tatoeba, como un medio para el aprendizaje de fácil acceso y como una comunidad activa, promueve un método muy práctico para el estudio y la apreciación de las lenguas. 26 september is de Europese Dag van de Talen. De Raad van Europa wil de aandacht toespitsen op het veeltalig erfgoed van Europa, de meertaligheid van de maatschappij bevorderen en de burgers aanmoedigen talen te leren. Tatoeba als gemakkelijk bruikbaar leermiddel en als levendige gemeenschap ondersteunt op een zeer praktische manier het leren van en de waardering voor talen. Op 26 september is het de Europese Dag van de Taal; de Raad van Europa wil de aandacht op het meertalige erfgoed van Europa versterken, de ontwikkeling van meertaligheid bevorderen en de burgers aanmoedigen talen te leren. Soy panadero. Ik ben een bakker. Ik ben een bakker. Le agradezco su paciencia. Bedankt voor uw geduld. Bedankt voor uw geduld. Este libro fue muy interesante. Dit boek was zeer interessant. Dit boek was erg interessant. Alemania limita con Holanda. Duitsland grenst aan Nederland. Duitsland beperkt zich tot Nederland. Querría dejar esta ciudad y no volver nunca. Ik zou graag die stad verlaten en nooit meer terugkeren. Ik wil deze stad verlaten en nooit meer terugkomen. Aún no he tenido la oportunidad de presentarme a ella. Ik heb nog niet de kans gehad mij aan haar voor te stellen. Ik heb nog niet de kans gehad om me aan haar voor te stellen. Recuerdo haber oído aquella música en alguna parte. Ik herinner me die muziek ooit ergens gehoord te hebben. Ik weet nog dat ik die muziek ergens hoorde. Ella me avergonzó en frente de mis amigos. Ze zette me voor schut voor mijn vrienden. Ze zette me voor schut in het bijzijn van mijn vrienden. Necesitamos una respuesta. Wij hebben een antwoord nodig. We hebben een antwoord nodig. Su amistad ha crecido a un profundo amor. Hun vriendschap is uitgegroeid tot een diepe liefde. Jullie vriendschap is tot een diepe liefde gegroeid. No tenía tiempo para eso. Daar had ik geen tijd voor. Daar had ik geen tijd voor. De repente me vio. Plotseling zag hij mij. Plotseling zag hij me. ¿Qué sabemos acerca de Tom? Wat weten we over Tom? Wat weten we over Tom? Esto es tan claro como el agua. Dit is zo klaar als een klontje. Dit is zo helder als water. ¿Viste esta película? Heb je deze film gezien? Heb je deze film gezien? Brian cogió algunas rosas. Brian nam wat rozen. Brian heeft wat rozen meegenomen. Él lleva guantes. Hij draagt handschoenen. Hij draagt handschoenen. Normalmente llevo una revista cuando voy de viaje. Ik neem meestal een tijdschrift mee als ik op reis ga. Normaal draag ik een tijdschrift als ik op reis ben. Pasamos el día entero en el parque Yoyogi. We hebben de hele dag in het Yogogipark doorgebracht. We hebben de hele dag in Yoyogi Park doorgebracht. Eso salta a la vista. Dat springt in het oog. Dat is te zien. ¡Podrías dar las gracias al menos! Je zou tenminste "bedankt" kunnen zeggen. Je zou op z'n minst dankbaar kunnen zijn. ¿Usted cometió ese error a propósito? Hebt gij die fout met opzet gemaakt? Heb je die fout expres gemaakt? Muchos grupos étnicos siguen la tradición de dar dinero como regalo de bodas. Vele etnische groepen geven geld als huwelijkscadeau. Veel etnische groepen volgen de traditie van het geven van geld als huwelijkscadeau. No me gustan los niños desobedientes. Ik hou niet van stoute jongens. Ik hou niet van ongehoorzame kinderen. Hoy no hubo nubes. Er waren geen wolken vandaag. Er waren geen wolken vandaag. Despacio, por favor. Langzaam alsjeblieft. Rustig aan, alsjeblieft. A mi hija le encanta saltar a la cuerda. Mijn dochter is gek op touwtjespringen. Mijn dochter houdt ervan om op het touw te springen. Él se gana el pan como escritor. Hij verdient zijn brood als schrijver. Hij verdient het brood als schrijver. Necesitas dejar de beber. Je moet stoppen met drinken. Je moet stoppen met drinken. Están pasando su luna de miel en Venecia. Zij brengen hun wittebroodsweken in Venetië door. Ze brengen hun huwelijksreis door in Venetië. ¿Estáis todos listos? Zijt ge allemaal klaar? Zijn jullie er klaar voor? Todo esto es un gran malentendido. Dit is allemaal een groot misverstand. Dit is allemaal een groot misverstand. No es un secreto. Dat is geen geheim. Het is geen geheim. Jorge habla cuatro lenguas. Jorge kan vier talen spreken. Jorge spreekt vier talen. ¡Cállate y escucha, niño! Zwijg en luister, jongen! Hou je mond en luister, jongen. Él hizo el cuadro que cuelga en la pared. Hij heeft het schilderij gemaakt dat aan de muur hangt. Hij maakte het schilderij dat aan de muur hangt. Tú tienes muchos libros. Jij hebt veel boeken. Jij hebt veel boeken. Pensé lo mismo. Ik dacht ook zo. Dat dacht ik ook. Mi madre estaba tan cansada que se fue a acostar temprano. Mijn moeder was zo moe, dat ze vroeg naar bed is gegaan. Mijn moeder was zo moe dat ze vroeg naar bed ging. Soy de Shizuoka. Ik kom uit Shizuoka. Ik kom uit Shizuoka. Tom rara vez lee revistas. Tom leest nauwelijks tijdschriften. Tom leest zelden tijdschriften. Temo que el bote se hunda si llevamos a más de siete hombres. Ik ben bang dat de boot zinkt als we meer dan zeven mensen meenemen. Ik ben bang dat de boot zinkt als we meer dan zeven man meenemen. Vuestro castillo está siendo atacado. Jullie kasteel wordt aangevallen. Jullie kasteel wordt aangevallen. ¿Por qué no vas tú en mi lugar? Waarom ga je niet in mijn plaats? Waarom ga jij niet in mijn plaats? Yo tampoco puedo explicarlo. Ik kan het ook niet uitleggen. Ik kan het ook niet uitleggen. Estoy casada y tengo dos niños. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen. Ik ben getrouwd en heb twee kinderen. Eso debe estar hecho mañana. Morgen moet dat gedaan zijn. Dat moet morgen gedaan zijn. Lavo la ropa a mano. Ik was de kleren met de hand. Ik was m'n kleren met de hand. Vengo de Italia y hablo italiano. Ik kom uit Italië, en spreek Italiaans. Ik kom uit Italië en spreek Italiaans. ¡Buenas noches a todos! Slaapwel iedereen! Welterusten, allemaal. ¿Esta agua es para beber? Is dit water te drinken? Is dit water om te drinken? Tiene un poco más de cuarenta años. Hij is iets over de 40. Hij is iets ouder dan 40 jaar. La situación es peor de lo que creíamos. De situatie is erger dan we dachten. De situatie is erger dan we dachten. Ellos adoptaron a la huérfana. Zij adopteerden de wees. Ze adopteerden de wees. Buenas noches, mamá. Goede nacht, mama. Welterusten, mam. Él tiene una casa propia. Hij heeft een eigen huis. Hij heeft een eigen huis. Se adaptó rápidamente a la nueva situación. Hij is de nieuwe situatie rap gewoon geworden. Hij paste zich snel aan de nieuwe situatie aan. ¿Esta es tu bicicleta? Is dit jouw fiets? Is dit jouw fiets? ¿Querías hablarme de libertad? Wilde je me over vrijheid vertellen? Je wilde met me praten over vrijheid? No tengas miedo, esa enfermedad no es contagiosa. Wees niet bang. Die ziekte is niet besmettelijk. Wees niet bang, die ziekte is niet besmettelijk. Es un bonito día. Het is een mooie dag. Het is een mooie dag. No hace falta que vengas a la oficina el sábado. Je moet niet naar het kantoor komen op zaterdag. Je hoeft zaterdag niet naar kantoor te komen. No te preocupes por el pasado. Maak je geen zorgen over het verleden. Maak je geen zorgen over het verleden. De tal palo, tal astilla. Zo vader, zo zoon. Zo vader, zo zoon. ¿Quién quiere chocolate caliente? Wie wil er warme chocolade? Wie wil er warme chocolademelk? El elevador está fuera de servicio hoy. De lift werkt vandaag niet. De lift is buiten werking vandaag. Los japoneses tienen ojos oscuros. Japanners hebben donkere ogen. De Japanners hebben donkere ogen. Eso no lo he visto. Dat heb ik niet gezien. Dat heb ik niet gezien. Todavía no he encontrado nada. Ik heb nog steeds niets gevonden. Ik heb nog niets gevonden. Llamen a una ambulancia. Bel een ziekenwagen. Bel een ambulance. ¿Qué será de Japón? Wat zal er van Japan terechtkomen? Wat gebeurt er met Japan? Dane prefiere tener perros antes que gatos. Jane heeft liever honden dan katten. Dane heeft liever honden dan katten. Bob intenta dejar de fumar muy seguido. Bob probeert dikwijls te stoppen met roken. Bob probeert vaak te stoppen met roken. Los hábitos son difíciles de abandonar. Gewoontes zijn moeilijk te stoppen. Gewoonte is moeilijk op te geven. Hoy es martes. Estoy comprando peces. Vandaag is het dinsdag. Ik ben vissen aan het kopen. Het is dinsdag, ik ben vis aan het kopen. No sé si él es médico. Ik weet niet of hij dokter is. Ik weet niet of hij een dokter is. Él me prometió venir a las cuatro. Hij beloofde me om vier uur te zullen komen. Hij beloofde me om vier uur te komen. Él tiene más suerte que inteligencia. Hij heeft meer geluk dan wijsheid. Hij heeft meer geluk dan intelligentie. ¿Me puedes pasar la sal, por favor? Kunt ge mij het zout geven a.u.b.? Mag ik het zout, alsjeblieft? ¿Y nadie te ayudó? En niemand heeft je geholpen? En niemand hielp je? Ella no me ha visitado el domingo, sino el lunes. Zij heeft mij niet op zondag, maar op maandag bezocht. Ze heeft me niet op zondag bezocht, maar maandag. Su acento da a suponer que él es un extranjero. Zijn accent doet veronderstellen dat hij een buitenlander is. Zijn accent geeft aan dat hij een buitenlander is. Sé con los demás tal como tú quieres que ellos sean contigo. Ga om met de anderen, zoals je wil dat de anderen met jou omgaan. Ik weet met de anderen wat jij wilt dat zij met jou zijn. Saqué algo de dinero de un cajero automático. Ik heb wat geld uit een geldautomaat. Ik heb wat geld uit een pinautomaat gehaald. Tom está soñando. Tom is aan het dromen. Tom droomt. ¡Fue un accidente! Dat ging per ongeluk! Het was een ongeluk. Usted debería ver a un dentista. Ge zoudt naar een tandarts moeten gaan. Je zou naar een tandarts moeten gaan. Perdón por interrumpirte. Sorry dat ik je verstoor. Sorry dat ik stoor. El tren ya se fue. De trein is al vertrokken. De trein is al weg. ¿No es un hermoso día para un picnic? Is het geen prachtige dag voor een picnic? Is het geen mooie dag voor een picknick? Ella tiene un anillo que vale más de lo que ella puede imaginar. Ze heeft een ring die meer waard is dan ze zich kan voorstellen. Ze heeft een ring die meer waard is dan ze zich kan voorstellen. Te debes memorizar esta frase. Je moet deze zin onthouden. Je moet deze zin uit je hoofd leren. ¿Estoy hablando demasiado rápido? Spreek ik te snel? Praat ik te snel? Necesito un sello. Ik heb een stempel nodig. Ik heb een stempel nodig. Entiendo, pero no puedo estar de acuerdo. Ik begrijp het maar ik ben het er niet mee eens. Ik snap het, maar ik kan het er niet mee eens zijn. Ella no te entiende. Ze begrijpt je niet. Ze begrijpt je niet. No tengo nada más importante que decir. Ik heb anders niets belangrijks meer te zeggen. Ik heb niets belangrijkers te zeggen. ¡Bien hecho! Mooi gedaan! Goed gedaan. Su madre falleció ayer. Uw moeder is gisteren overleden. Haar moeder is gisteren overleden. Vi a una mosca en el techo. Ik heb een vlieg gezien op het plafond. Ik zag een vlieg op het dak. En comparación con los números polacos, los rusos son facilísimos. Vergeleken met Poolse getallen zijn Russische getallen een eitje. In vergelijking met de Poolse cijfers zijn de Russen heel makkelijk. Tienes derecho a guardar silencio. U hebt het recht om te zwijgen. Je hebt het recht om te zwijgen. Alofi es la capital de Niue. Alofi is de hoofdstad van Niue. Alfi is de hoofdstad van Niue. Ella habló mucho. Zij sprak veel. Ze heeft veel gepraat. Él guió al hombre a través de las calles hacia la estación. Hij begeleidde de man door de straten naar het station. Hij leidde de man door de straten naar het station. Se evidenció que este rumor no tenía ni patas ni cabeza. Het bleek dat dit gerucht noch kop noch staart had. Het bleek dat dit gerucht geen poten of hoofd had. No lo podía encontrar por ninguna parte. Ik kon het nergens vinden. Ik kon hem nergens vinden. Desearía que el estuviera aquí para ayudarnos. Ik wou dat hij hier was om ons te helpen. Ik wou dat hij hier was om ons te helpen. Anoche escribí una carta de amor. Ik heb een liefdesbrief geschreven gisteravond. Ik heb gisteravond een liefdesbrief geschreven. Los servicios de emergencia todavía están buscando sobrevivientes en los escombros. Hulpdiensten zoeken nog in het puin naar overlevenden. De hulpdiensten zoeken nog steeds naar overlevenden in het puin. ¡Eh! Puede que no tenga dinero, pero todavía tengo mi orgullo. Hé, ik mag dan geen geld hebben, maar ik heb nog wel mijn trots. Ik heb misschien geen geld, maar ik heb nog steeds mijn trots. ¡Qué paella! Wat een paella! Wat een paella. Un hombre siempre busca respuestas. Een mens zoekt altijd antwoorden. Een man zoekt altijd antwoorden. Estuvimos en Londres dos semanas. We zijn twee weken in Londen gebleven. We waren twee weken in Londen. El fin de semana pasado fue aburrido para mí. Het laatste weekeind was vervelend voor mij. Vorig weekend was het saai voor mij. Ellas hablan inglés y español. Ze spreken Engels en Spaans. Ze spreken Engels en Spaans. No recuerdo haber tenido juguetes cuando chico. Ik herinner mij niet dat ik speelgoed had toen ik klein was. Ik kan me niet herinneren dat ik speelgoed had toen ik klein was. Algo está pasando acá. Er is hier iets gaande. Er is hier iets aan de hand. El fregadero está lleno de loza sucia. De gootsteen staat vol met vuile vaat. De gootsteen zit vol vuile gootsteen. Váyase a sentar. Gaat u zitten. Ga zitten. No fue mi intención golpearlo. Het was niet mijn bedoeling hem te slaan. Ik wilde hem niet slaan. María se gana la vida cosiendo. Mary verdient haar brood met naaiwerk. Maria naait haar brood. Él intentó unificar los distintos grupos. Hij heeft geprobeerd de verschillende groepen te verenigen. Hij probeerde de verschillende groepen te verenigen. No creo que ella lo entendería. Ik denk niet dat zij het zou verstaan. Ik denk niet dat ze het zou begrijpen. Es mejor no ir ahí. Het is beter daar niet naartoe te gaan. Het is beter om daar niet heen te gaan. En los Estados Unidos, los autobuses escolares son amarillos. In de Verenigde Staten zijn schoolbussen geel. In de Verenigde Staten zijn schoolbussen geel. No hay que olvidar que para transmitir algo de una cultura a otra, la primera condición es usar palabras que se comprendan. Men mag niet vergeten, dat om iets uit één cultuur naar een andere over te brengen, de eerste voorwaarde is, woorden te gebruiken, die zullen begrepen worden. We mogen niet vergeten dat om iets over te dragen van de ene cultuur naar de andere, de eerste voorwaarde is om woorden te gebruiken die men begrijpt. Soy alérgico a los cacahuates. Si como, moriré. Ik ben allergisch voor pinda's. Als ik ze eet, zal ik sterven. Ik ben allergisch voor pinda's. Berenjena, zanahoria, tomate. Aubergine, wortel, tomaat. Aubergine, wortel, tomaat. Leí la carta e inmediatamente noté que ella la había escrito influenciada por fuertes emociones. Ik las de brief en merkte onmiddellijk op dat ze hem onder invloed van sterke emoties geschreven had. Ik las de brief en onmiddellijk merkte ik dat zij haar had beïnvloed door sterke emoties. Queridos niños, ¡sean siempre honestos! Beste kinderen, wees altijd eerlijk! Lieve kinderen, wees altijd eerlijk. "Gracias por la ayuda." "De nada." "Bedankt voor de hulp." "Geen dank." Bedankt voor de hulp. Escojan un vestido que les guste. Kies een jurk die jullie bevalt. Kies een jurk die je leuk vindt. Ella a menudo llega tarde al colegio los lunes. Ze is vaak te laat op school op maandag. Ze komt vaak te laat op school op maandag. Es mejor vivir rico que morir rico. Het is beter rijk te leven, dan rijk te sterven. Het is beter om rijk te leven dan rijk te sterven. Tom cerró la puerta de la cocina. Tom deed de keukendeur dicht. Tom deed de keukendeur dicht. ¿La encuentras atractiva? Vind je haar aantrekkelijk? Vind je haar aantrekkelijk? ¿Es ella tan tonta como para creer tal cosa? Is ze zo dom, dat ze dat gelooft? Is ze dom genoeg om zoiets te geloven? Fui al cine con mi hermano. Ik ging naar de bioscoop met mijn broer. Ik ging naar de film met mijn broer. León Tolstói era vegetariano. Leo Tolstoj was een vegetariër. Leon Tolstoi was vegetariër. ¿Quieres que nos casemos primero o que antes tengamos un hijo? Wilt ge dat we eerst trouwen, of eerst een kind krijgen? Wil je eerst trouwen of eerst een kind? Tom fue el único que no estuvo en la fiesta. Tom was de enige die niet op het feest was. Tom was de enige die niet op het feest was. ¿A qué te refieres con eso? Wat wil je daarmee zeggen? Wat bedoel je daarmee? Tom es mucho mayor que Mary. Tom is veel ouder dan Mary. Tom is veel ouder dan Mary. Hay muchas palabras que no entiendo. Er staan veel woorden die ik niet begrijp. Er zijn veel woorden die ik niet begrijp. El loro está muerto. De papegaai is dood. De papegaai is dood. En este día se detonó la primera bomba de hidrógeno. Op die dag werd de eerste H-bom tot ontploffing gebracht. Op deze dag is de eerste waterstofbom ontploft. Cuanto antes empecemos, antes acabaremos. Hoe vroeger we beginnen, hoe vroeger we gedaan hebben. Hoe eerder we beginnen, hoe eerder we klaar zijn. Deberías dejar de fumar. Ge zoudt moeten stoppen met roken. Je moet stoppen met roken. Presumía de haber ganado el primer premio. Ze pochte met het winnen van de eerste prijs. Ik suggereerde dat ik de eerste prijs had gewonnen. Dejó el motor andando. Hij liet de motor aanstaan. Hij liet de motor lopen. Le gusta viajar. A mí también. Hij houdt van reizen. Ik houd er ook van. Hij houdt van reizen. El desempleo es todavía elevado. De werkloosheid is nog steeds hoog. De werkloosheid is nog steeds hoog. Soy demasiado pequeño. Ik ben te klein. Ik ben te klein. No me engañes. Hou me niet voor de gek. Hou me niet voor de gek. Él era el único testigo del accidente. Hij was de enige getuige van het ongeval. Hij was de enige getuige van het ongeluk. Estoy acostumbrada al tiempo frío. Ik ben gewend aan een koud klimaat. Ik ben gewend aan koude tijd. No dejaré que nada te suceda. Ik laat je niks gebeuren. Ik laat je niets overkomen. Era mi turno de limpiar la habitación. Het was mijn beurt om de kamer te kuisen. Het was mijn beurt om de kamer schoon te maken. ¿Qué harías tú en mi lugar? Wat zou je in mijn plaats doen? Wat zou jij in mijn plaats doen? Tom es soltero. Tom is alleenstaand. Tom is vrijgezel. Ella llamó a los niños: "¡Bajen!" Zij riep de kinderen: 'Kom naar beneden!" Ze zei tegen de kinderen: "Kom naar beneden." Dame las tijeras haz el favor. Geef mij de schaar alstublieft. Geef me de schaar, alsjeblieft. La chica de la que te hablé vive aquí. Het meisje over wie ik je verteld heb woont hier. Het meisje waar ik je over vertelde woont hier. Anoche preparé la cena. Gisterenavond heb ik het diner bereid. Ik heb vannacht gekookt. Si quieres conocer el valor del dinero, trata de pedirlo prestado. Wil je de waarde van het geld leren kennen, dan probeer het te lenen. Als je de waarde van het geld wilt weten, probeer het dan te lenen. Me aburro. Ik verveel me. Ik verveel me. Yo soy Antonio. Ik ben Antonio. Ik ben Antonio. Me gusta mucho. Dat vind ik erg leuk. Ik vind hem echt leuk. ¿Por qué no crees en Dios? Waarom geloof jij niet in God? Waarom geloof je niet in God? ¿Qué lengua se habla en E.U.A.? Welke taal spreken ze in de VS? Welke taal wordt er in de V.S. gesproken? Compré un par de botas. Ik kocht een paar laarzen. Ik heb een paar laarzen gekocht. ¿Cathy también fue? Ging Cathy ook? Is Cathy er ook geweest? Son de la misma edad. Ze zijn van dezelfde leeftijd. Ze zijn van dezelfde leeftijd. Esta vieja mesa francesa es un mueble invaluable. Deze oude Franse tafel is een waardevol meubel. Deze oude Franse tafel is van onschatbare waarde. Él está loco. Hij is gestoord. Hij is gek. Cuando estuve en el extranjero, visité a tu tío. Toen ik in het buitenland was, heb ik uw oom bezocht. Toen ik in het buitenland was, bezocht ik je oom. Peso más o menos 60 kilos. Ik weeg rond de 60 kilo. Ik weeg ongeveer 60 kilo. En esta habitación hace demasiado calor para estudiar. No lo aguanto más. Deze kamer is te warm om te studeren. Ik hou het niet meer vol. In deze kamer is het te warm om te studeren. Hay una manzana encima de la banca. Er ligt een appel op de bank. Er is een appel boven de bank. En realidad, Susan es tu media hermana. Susan is eigenlijk je halfzus. Eigenlijk is Susan je halfzus. Mezcla la pintura roja con la azul. Meng de rode met de blauwe verf. Vermeng de rode verf met de blauwe. Su explicación no es clara. Zijn uitleg is niet duidelijk. Zijn verklaring is onduidelijk. Tienes un ojo morado. Je hebt een blauw oog. Je hebt een blauw oog. Lo extrañas, ¿no? Je mist hem, nietwaar? Je mist hem, hè? Él estuvo dos veces en Inglaterra. Hij was twee keer in Engeland. Hij is twee keer in Engeland geweest. Nadie puede saber todo. Niemand kan alles weten. Niemand mag alles weten. Me gusta ver vídeos en esperanto en Youtube. Ik kijk graag naar esperanto-filmpjes op You Tube. Ik kijk graag naar video's in Esperanto op YouTube. ¿Por qué necesitas este dinero? Waarvoor hebt ge dat geld nodig? Waarom heb je dit geld nodig? ¿Cómo se dice XXX en holandés? Hoe zeg je XXX in het Nederlands? Hoe zeg je XXX in het Nederlands? Los matemáticos son poetas, sólo que tienen que demostrar lo que su imaginación crea. Wiskundigen zijn dichters, alleen moeten ze de vruchten van hun fantasie ook nog bewijzen. Wiskundigen zijn dichters, maar ze moeten laten zien wat hun verbeelding gelooft. Creo que él triunfará. Ik denk dat hij succes zal hebben. Ik denk dat hij zal slagen. Por favor, habla conmigo. Praat alsjeblieft met mij. Praat alsjeblieft met me. Propongo que nos quedemos en casa y veamos la tele. Ik stel voor dat we thuisblijven en tv kijken. Ik stel voor dat we thuis blijven en tv kijken. El aire se sentía un poco helado. De lucht voelde een beetje koud aan. De lucht voelde een beetje ijskoud. ¿Cara o sello? Kop of let? Kop of stempel? El mes pasado fui a Los Ángeles de vacaciones. Vorige maand ging ik op vakantie naar Los Angeles. Vorige maand was ik op vakantie in Los Angeles. La última vez que fumé fue hace harto más que un año. De laatste keer dat ik heb gerookt was een dik jaar geleden. De laatste keer dat ik rookte was meer dan een jaar geleden. Ella come una manzana. Zij eet een appel. Ze eet een appel. Tú hablas. Je spreekt. Jij praat. El chita es el animal más rápido. Het jachtluipaard is het vlugste dier. Cheetah is het snelste dier. Cuéntame tu plan. Vertel me jouw plan. Vertel me je plan. Yo pienso que su vida está en peligro. Ik denk dat zijn leven in gevaar is. Ik denk dat zijn leven in gevaar is. Hace dos semanas atrás visité Disneylandia por primera vez. Ik heb twee weken geleden Disneyland voor de eerste keer bezocht. Twee weken geleden bezocht ik Disneyland voor het eerst. He perdido la llave. Ik heb mijn sleutel verloren. Ik ben de sleutel kwijt. Eso suena demasiado bueno para ser verdad. Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Dat klinkt te mooi om waar te zijn. No quiero hablar de la escuela. Ik wil niet over school praten. Ik wil niet over school praten. Los ladrones entraron a robar en el banco por la noche. De inbrekers braken 's nachts in bij de bank. De dieven kwamen 's nachts de bank beroven. Cantamos en voz alta. We zongen met luide stem. We zingen hardop. El invierno sueco es oscuro. De Zweedse winter is donker. De Zweedse winter is donker. Nunca he pensado en volverme profesor. Ik heb er nooit aan gedacht om leraar te worden. Ik heb er nooit aan gedacht om professor te worden. Ellas confiaban en ti. Ze vertrouwden je. Ze vertrouwden je. Lo dije todo. Ik heb alles gezegd. Ik heb alles gezegd. Y sé que no lo hiciste por mí. En ik weet dat je het niet voor mij gedaan hebt. En ik weet dat je het niet voor mij deed. Hay muchas estrellas que son más grandes que nuestro sol. Er zijn veel sterren die groter zijn dan onze zon. Er zijn veel sterren die groter zijn dan onze zon. Anda y pregúntale a Tom. Vraag maar aan Tom. Ga het Tom vragen. Acabo de ver ahora mismo que el embajador de Arabia Saudí ha dimitido. Ik zag net dat de Saudische ambassadeur ontslag heeft genomen. Ik heb net gezien dat de Saoedische ambassadeur ontslag heeft genomen. Me quedé dormido. Ik viel in slaap. Ik viel in slaap. Él no sabe. Hij weet het niet. Hij weet het niet. El gato es café. De kat is bruin. De kat is koffie. ¿Crees que él es el tipo que rompió la ventana? Denk je dat hij de vent is die het raam heeft gebroken? Denk je dat hij de man is die het raam brak? Mira, ahí viene tu tren. Kijk, hier komt je trein. Kijk, daar komt je trein. Él tuvo que firmar el contrato en contra de su voluntad. Hij moest tegen zijn wil het contract ondertekenen. Hij moest het contract tekenen tegen zijn wil. Nunca es demasiado tarde para aprender. Het is nooit te laat om te leren. Het is nooit te laat om te leren. ¿Tienes zapatos y calcetines? Hebt ge schoenen en kousen? Heb je schoenen en sokken? Me he divertido mucho. Ik heb me goed geamuseerd. Ik heb veel plezier gehad. ¿Ventana o pasillo? Raamplaats of gangplaats? Venster of gang? María no sabía ni el nombre de él ni su número de teléfono. Maria kende noch zijn naam, noch zijn telefoonnummer. Maria wist zijn naam en telefoonnummer niet. El señor Brown siempre lleva un libro consigo. Meneer Brown heeft altijd een boek bij zich. Mr Brown heeft altijd een boek bij zich. Ella es mayor que él. Zij is ouder dan hij. Ze is ouder dan hij. - ¿Dima? - preguntó el hombre al que Dima había llamado "Al-Sayib" - Lo siento, no conozco a ningún Dima. Creo que se ha equivocado de número. "Dima?" vroeg de man die Dima "Al-Sayib" noemde. "Ik ken geen Dima. Sorry. Ik denk dat je het verkeerde nummer hebt." "Dima?" vroeg de man die Dima "Al-Sayib" noemde. No te olvides de apagar la luz al salir. Vergeet niet het licht uit te doen bij het buitengaan. Vergeet niet het licht uit te doen. Vivo y trabajo en México. Ik woon en werk in Mexico. Ik woon en werk in Mexico. Es cierto que es joven, pero también es sabia. Het is waar dat ze jong is, maar ze is wijs. Het is waar dat hij jong is, maar ook wijs. Él retiró todo lo que dijo. Hij trok alles terug wat hij gezegd had. Hij nam alles terug wat hij zei. Alemania del sur es montañosa. Zuid-Duitsland is bergachtig. Zuid-Duitsland is bergachtig. ¿Él estaba en Hokkaido el año pasado? Was hij het afgelopen jaar in Hokkaido? Was hij vorig jaar in Hokkaido? El suicidio es una de las causas de muerte principales en el país con la esperanza de vida más alta. Zelfdoding is een van de belangrijkste doodsoorzaken in het land met de grootste levensverwachting. Zelfmoord is een van de belangrijkste doodsoorzaken in het land met de hoogste levensverwachting. Eres un inútil. Je bent een nietsnut. Je bent waardeloos. Marilyn Monroe murió hace 33 años. Marilyn Monroe overleed 33 jaar geleden. Marilyn Monroe stierf 33 jaar geleden. La isla de Taiwán tiene un área de treinta y seis mil kilómetros cuadrados. Het eiland Taiwan heeft een oppervlakte van zesendertigduizend vierkante kilometer. Het eiland Taiwan heeft een oppervlakte van 36.000 vierkante kilometer. El calor transforma el agua en vapor. De warmte verandert water in stoom. De hitte verandert water in stoom. Ella es conocida como la Picasso japonesa. Ze staat bekend als de Japanse Picasso. Ze staat bekend als de Japanse Picasso. ¿Tom está enfermo? Is Tom ziek? Is Tom ziek? Ese es un lindo abrigo. Dat is een mooie mantel. Dat is een mooie jas. Viene de Ginebra. Hij komt uit Genève. Het komt uit Genève. Por favor, saluda a tu esposa de mi parte. Doe alstublieft uw vrouw de groeten voor me. Doe je vrouw de groeten van me. ¿El banco está lejos de aquí? Is de bank ver van hier? Is de bank ver weg? Fue duro, pero cada gota de sudor valió la pena. Het was zwaar, maar het was elke druppel zweet waard. Het was moeilijk, maar elke druppel zweet was het waard. Te puedes poner lo que tú quieras. Je kan alles dragen wat je maar wilt. Je mag dragen wat je wilt. No tengo la más mínima idea de jugar al golf. Ik heb geen flauw idee hoe ik moet golfen. Ik heb geen idee om golf te spelen. Jamás había utilizado un hacha hasta ahora. Tot nu toe heb ik nog nooit een bijl gebruikt. Ik heb nog nooit een bijl gebruikt. No sé si vendrá o no. Ik weet niet of hij komt of niet. Ik weet niet of hij komt of niet. Un peatón fue atropellado ayer por un camión en este paso de cebra. Gisteren is er op dat zebrapad een voetganger door een vrachtwagen overreden. Een voetganger is gisteren aangereden door een vrachtwagen in deze zebrapas. Sí, es Anthony. Ja, dat is Anthony. Ja, het is Anthony. Antiguamente era una belleza. Vroeger was ze een schoonheid. Vroeger was ze een schoonheid. Mi padre intenta dejar de beber. Mijn vader probeert te stoppen met drinken. Mijn vader probeert te stoppen met drinken. Vivo en Cantón. Ik woon in Kanton. Ik woon in Kanton. Ella es muy inteligente, ¿o no? Ze is heel intelligent, niet? Ze is slim, hè? Desearía ser millonario. Ik zou willen miljonair zijn. Ik wou dat ik miljonair was. Estoy confusa. ¿Ahora qué hago? Ik ben in de war. Wat moet ik nu doen? Ik ben in de war. Wat moet ik nu doen? El tío George nunca nos visitó sin algún obsequio. Oom George bezocht ons nooit zonder een of ander cadeau. Oom George heeft ons nooit bezocht zonder cadeau. Tú tienes que estudiar más. Je moet meer studeren. Jij moet meer studeren. La calle está pavimentada. De straat is geasfalteerd. De straat is verhard. Dile que sé quien es ella. Zeg haar dat ik weet wie zij is. Zeg haar dat ik weet wie ze is. Quizás me dé pronto por vencido y en lugar de eso me eche una siesta. Het kan dat ik zo meteen opgeef en in plaats hiervan een dutje ga doen. Misschien geef ik het snel op en ga ik in plaats daarvan een dutje doen. Ella haría a todos felices. Ze zou iedereen gelukkig maken. Ze zou iedereen gelukkig maken. Toca el piano mejor que yo. Hij kan beter pianospelen dan ik. Hij speelt beter piano dan ik. No hay nadie en la sala. Er is niemand in de kamer. Er is niemand in de woonkamer. ¿Es este un padrillo o una yegua? Is dit een hengst of een merrie? Is dit een peuk of een merrie? Eres un inútil. Je bent een deugniet. Je bent waardeloos. Quizás alguien más pueda ayudarnos. Misschien kan iemand anders ons helpen. Misschien kan iemand anders ons helpen. Nancy sonrió felizmente. Nancy glimlachte gelukkig. Nancy glimlachte gelukkig. Amo a mi papá. Ik hou van mijn vader. Ik hou van mijn vader. Un terrible monstruo habitaba antes aquí. Een verschrikkelijk monster leefde hier vroeger. Een vreselijk monster woonde hier vroeger. Esta es la mujer a quien robaron los coches. Dat is de vrouw wier auto's gestolen zijn. Dit is de vrouw van wie de auto's zijn gestolen. Tienes mal aliento. Ge stinkt uit uw mond. Je hebt een slechte adem. El hombre está desnudo. De man is naakt. De man is naakt. ¿Puedo tomar un poco más de leche? Mag ik nog wat melk? Mag ik nog wat melk? Un perro le mordió en la pierna. Een hond heeft in haar been gebeten. Een hond beet hem in zijn been. ¿Cómo era que se llamaba el niño? Hoe heette die jongen nu weer? Hoe heette die jongen ook alweer? Mantenlo en secreto, por favor. Hou het alsjeblieft geheim. Hou het geheim, alsjeblieft. ¿Tiene una tarjeta de crédito? Heeft u een kredietkaart? Heb je een creditcard? Ella abandonó la empresa. Ze heeft de firma verlaten. Ze heeft het bedrijf verlaten. No abras el regalo aún. Pak het cadeau nog niet uit. Open het cadeau nog niet. La concentración en sí misma toma tiempo, pero hace todo muchas veces más rápido. Concentratie kost zelf tijd, maar maakt alles een veelvoud sneller. De concentratie zelf kost tijd, maar het maakt alles veel sneller. ¿Qué piensa, doctor? Wat denkt u, dokter? Wat denkt u, dokter? Le advertiré. Ik zal hem waarschuwen. Ik waarschuw je. Él es viejo. Hij is oud. Hij is oud. ¿Venden cuadernos en esa tienda? Verkopen ze schriften in die winkel? Verkoop je boeken in die winkel? Le envié una carta la semana pasada y le enviaré otra hoy. Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één. Ik heb hem vorige week een brief gestuurd en ik stuur hem er vandaag nog een. ¿Por qué mi conexión a Internet es tan lenta? Waarom is mijn internetverbinding zo traag? Waarom is mijn internetverbinding zo traag? Soy un empresario. Ik ben ondernemer. Ik ben een zakenman. Nadie es feliz. Niemand is gelukkig. Niemand is gelukkig. Tu hija es muy bonita. Jouw dochter is zeer mooi. Je dochter is heel mooi. A nadie le gusta la guerra. Niemand houdt van oorlog. Niemand houdt van oorlog. Por favor, elija a una persona. Kies één persoon a.u.b. Kies alsjeblieft iemand. La minifalda está pasada de moda. Minirokjes zijn uit de mode geraakt. De minirok is uit de mode. Esa cama es muy dura para dormir. Dat bed is te hard om in te slapen. Dat bed is te moeilijk om te slapen. ¡Entrégame la llave de este castillo! Geef me de sleutel van dit kasteel! Geef me de sleutel van dit kasteel. El matrimonio gay es una cuestión muy controvertida. Het homohuwelijk is onderwerp van veel discussies. Het homohuwelijk is een controversiële kwestie. Hay moscas en la pared. Er zitten vliegen op de muur. Er zitten vliegen aan de muur. Él tiene sangre en las manos. Hij heeft bloed aan de handen. Hij heeft bloed aan zijn handen. Me gusta leer novelas policíacas. Ik lees graag misdaadromans. Ik lees graag politieromans. Sácate eso de la cabeza. Haal dat van je hoofd af. Haal dat uit je hoofd. ¿Quién podría resistirse a una oferta así? Wie kan zo'n aanbod nou weerstaan? Wie kan zo'n aanbod weerstaan? Desgraciadamente la tienda estaba cerrada. Spijtig genoeg, was de winkel gesloten. Helaas was de winkel gesloten. Ella me preguntó cuántas lenguas hablaba. Ze vroeg me hoeveel talen ik sprak. Ze vroeg me hoeveel talen ze sprak. No me gustan los mariscos. Ik hou niet van schelpdieren. Ik hou niet van schaaldieren. Ella toca el piano muy bien. Zij speelt zeer goed piano. Ze speelt heel goed piano. Creo que ya me detendré. Ik denk dat ik nu ophoud. Ik denk dat ik wel stop. La guerra estalló en 1939. De oorlog brak uit in 1939. De oorlog brak uit in 1939. Quien mucho abarca poco aprieta. Wie te veel wil, krijgt niets. Degene die veel omvat, zit niet zo strak. ¡Estoy tan cansado! Ik ben zo moe! Ik ben zo moe. Páseme la sal y la pimienta, por favor. Geef me het zout en de peper, alsjeblieft. Geef me het zout en de peper, alsjeblieft. Me gusta la pizza fría. Ik hou van koude pizza. Ik hou van koude pizza. ¿Puedo usar este lápiz? Mag ik dit potlood gebruiken? Mag ik dit potlood gebruiken? A pesar de que llovía, debía ir afuera. Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten gaan. Hoewel het regende, moest ik naar buiten. La comida taiwanesa es más suave que la comida india. Taiwanees eten is milder dan Indiaas eten. Taiwanees eten is zachter dan Indiaans eten. Tom tiene un ojo morado. Tom heeft een blauw oog. Tom heeft een blauw oog. Estás en mejor forma que yo. Je bent in een betere conditie dan ik. Je bent beter in vorm dan ik. ¡No me digas! Vertel het me niet! Dat meen je niet. ¿Por qué él no vino? Waarom is hij niet gekomen? Waarom is hij niet gekomen? ¿Te gustan las películas? Houd je van films? Hou je van films? Siempre está sin dinero. Hij zit altijd zonder geld. Hij is altijd blut. ¿Fuiste ayer a la oficina? Ging je gisteren naar kantoor? Ben je gisteren op kantoor geweest? ¿Te has encontrado con él recientemente? Hebt ge hem onlangs nog ontmoet? Heb je hem onlangs ontmoet? Él no se puso a discutir. Hij onthield zich ervan te discussiëren. Hij maakte geen ruzie. ¿Cómo se llama ese animal? Hoe heet dat dier? Hoe heet dat beest? De repente, tres perros aparecieron delante de nosotros. Plotseling verschenen er drie honden voor ons. Plotseling verschenen er drie honden voor ons. Nada lo hace enojar. Niets maakt hem kwaad. Niets maakt hem boos. Trabajo de nueve a cinco todos los días. Ik werk alle dagen van negen tot vijf. Ik werk elke dag van negen tot vijf. Tratamos por horas. Wij hebben uren getracht. We hebben uren geprobeerd. El agua es indispensable para las plantas. Water is onmisbaar voor planten. Water is onmisbaar voor planten. No podías escoger. Je kon niet kiezen. Je kon niet kiezen. Actúe con justicia. Handel rechtvaardig. Gedraag je eerlijk. La mayoría de las personas mueren en cama, por eso se recomienda evitarla. De meeste mensen overlijden in bed, daarom is het aan te bevelen het bed te mijden. De meeste mensen sterven in bed, daarom is het raadzaam het te vermijden. ¿Quieres cerrar la puerta? Wil je de deur sluiten? Wil je de deur dicht doen? Ésta es una carta muy extraña. Dit is een heel vreemde brief. Dit is een vreemde brief. ¡Hemos elegido a los ganadores! We hebben de winnaars gekozen! We hebben de winnaars gekozen. Los animales no pueden existir sin aire y agua. Dieren kunnen niet zonder water en lucht bestaan. Dieren kunnen niet bestaan zonder lucht en water. Lloré toda la noche. Ik heb de hele nacht geweend. Ik heb de hele nacht gehuild. No quiero compartir mi habitación con Tom. Ik wil mijn kamer niet met Tom delen. Ik wil mijn kamer niet delen met Tom. Cuando tienes hambre, todo sabe bueno. Als je honger hebt, smaakt alles goed. Als je honger hebt, smaakt alles lekker. Él no es doctor, sino enfermero. Hij is geen dokter, maar een verpleger. Hij is geen dokter, maar een verpleger. ¿Qué carajo estás haciendo acá? Wat doe jij hier in godsnaam? Wat doe jij hier? Ella quiere bailar. Zij wil dansen. Ze wil dansen. Ellos son muy peligrosos. Ze zijn heel gevaarlijk. Ze zijn te gevaarlijk. ¿Podría decirme a qué hora sale el tren? Kunt u me zeggen wanneer de trein vertrekt, alstublieft? Kunt u me vertellen hoe laat de trein vertrekt? Sin la contribución de un trabajo en conjunto con las comunidades islamitas no se ganará la lucha contra la radicalización. Zonder inbreng van en samenwerking met de islamitische gemeenschappen wordt de strijd tegen radicalisering niet gewonnen. Zonder de bijdrage van een samenwerking met de islamitische gemeenschappen zal de strijd tegen radicalisering niet gewonnen worden. ¿Sabes si Grace está en casa? Weet jij of Grace thuis is? Weet je of Grace thuis is? ¿Nos llevas de excursión el domingo que viene? Neemt ge ons volgende zondag mee op excursie? Wil je ons volgende zondag meenemen op een uitstapje? Yo tengo una aptitud natural para las matemáticas. Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde. Ik ben een natuurtalent voor wiskunde. Tom es milmillonario. Tom is een miljardair. Tom is miljonair. Tom no sabe mi nombre. Tom kent mijn naam niet. Tom kent mijn naam niet. No las deje solas. Laat ze niet alleen. Laat ze niet alleen. Tardaron seis meses en construir la casa. Ze zijn zes maanden bezig geweest om het huis te bouwen. Het kostte zes maanden om het huis te bouwen. ¡Mi idioma no se encuentra en la lista! Mijn taal zit niet op de lijst! Mijn taal staat niet op de lijst. Jim no es abogado, es médico. Jim is geen advokaat, maar dokter. Jim is geen advocaat, hij is een dokter. La economía japonesa creció un 4% el año pasado. De Japanse economie is vorig jaar met 4% gegroeid. De Japanse economie groeide vorig jaar met 4%. El terminará el trabajo para mañana. Hij zal morgen klaar zijn met de klus. Hij zal de klus voor morgen afmaken. Santa Claus es chino. De kerstman is Chinees. De Kerstman is Chinees. ¿Es este un garañón o una yegua? Is dit een hengst of een merrie? Is dit een garage of een merrie? En el desván había cajas con todo tipo de juguetes de antaño y trastos que quizá algún día vuelvan a servir. Op zolder stonden dozen met allerlei speelgoed van vroeger en spullen die misschien ooit nog van pas zouden komen. Op zolder lagen dozen met allerlei speelgoed uit de oudheid en rommel die op een dag misschien weer zouden kunnen worden opgediend. Tenemos familias que debemos cuidar. We hebben families waar we voor moeten zorgen. We hebben gezinnen waar we voor moeten zorgen. ¿De quién es este auto? Van wie is die auto? Van wie is deze auto? Bob puede responder a todas las preguntas. Bob kan alle vragen beantwoorden. Bob kan alle vragen beantwoorden. Necesita nuestra ayuda. Ze heeft onze hulp nodig. Hij heeft onze hulp nodig. Ponedlo allí. Leg het daar. Zet hem daar maar neer. Nos reunimos aquí una vez por semana. We komen hier eenmaal per week bijeen. We ontmoeten elkaar hier één keer per week. Es muy hermoso. Het is heel mooi. Het is zo mooi. No soy maestro. Ik ben geen leraar. Ik ben geen leraar. Tom fue el primer chico que besó a Mary. Tom is de eerste jongen die Mary kuste. Tom was de eerste jongen die Mary kuste. El cuarto del señor Johnson era un cuarto grande. De kamer van mijnheer Johnson was een grote. Mr Johnson's kamer was een grote kamer. "¿Qué día es hoy?" "Miércoles." "Welke dag is het vandaag?" "Het is woensdag." Welke dag is het vandaag? Woensdag. Para proteger la cabeza hay que ponerse casco. Men moet een helm opzetten om het hoofd te beschermen. Om je hoofd te beschermen, moet je een helm dragen. Ayer me encontré con tus padres. Gisteren heb ik je ouders ontmoet. Ik kwam je ouders gisteren tegen. ¿En qué piensas cuando ves esta imagen? Waaraan denk je als je deze afbeelding ziet? Waar denk je aan als je dit beeld ziet? Busco un regalo para mi madre. Ik zoek een geschenk voor mijn moeder. Ik zoek een cadeautje voor mijn moeder. ¿Por qué dijiste eso? Waarom heb je dat gezegd? Waarom zei je dat? El café está listo. De koffie is klaar. De koffie is klaar. El espectáculo presentó arte moderno de Europa. De voorstelling toonde moderne kunst uit Europa. De show bracht moderne kunst van Europa. Esa es una iglesia. Dat is een kerk. Dat is een kerk. Estoy acostumbrado al tiempo frío. Ik ben gewend aan een koud klimaat. Ik ben gewend aan koude tijd. Es muy lindo de tu parte que me mandes un obsequio tan lindo. Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen. Leuk dat je me zo'n mooi cadeau stuurt. Llovió. Het regende. Het regende. A veces los niños tienen miedo de la oscuridad. Kinderen zijn soms bang van het donker. Soms zijn kinderen bang voor het donker. Imagina que tuvieras un millón de yenes, ¿qué harías con ellos? Stel dat je een miljoen yen hebt, wat zou je daarmee gaan doen? Stel je voor dat je een miljoen yen had, wat zou je ermee doen? La cesta estaba llena hasta los bordes de fresas. De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien. De mand zat vol met aardbeien. Tom ya no es mi responsabilidad. Tom is mijn verantwoordelijkheid niet meer. Tom is niet langer mijn verantwoordelijkheid. El mar estaba en calma. De oceaan was rustig. De zee was rustig. En el desierto, pienso yo. In de woestijn, denk ik. In de woestijn, denk ik. La tía Yoko está demasiado débil para trabajar. Tante Joko is te zwak om te werken. Tante Yoko is te zwak om te werken. Necesitamos con urgencia nuevos colaboradores. We hebben dringend nieuwe medewerkers nodig. We hebben dringend nieuwe medewerkers nodig. A menudo él se va muy temprano del trabajo. Hij gaat dikwijls heel vroeg weg van het werk. Hij vertrekt vaak te vroeg van zijn werk. A ella realmente le gusta escribir poemas. Ze vind het echt leuk om gedichten te schrijven. Ze schrijft graag gedichten. Lo estudiamos a fondo. We hebben het grondig bestudeerd. We hebben het grondig bestudeerd. ¿Dónde está el museo más cercano? Waar is het dichtstbije museum? Waar is het dichtstbijzijnde museum? Todavía no he visto nunca una vaca de verdad. Ik heb nog nooit een echte koe gezien. Ik heb nog nooit een echte koe gezien. Los ministros de defensa de los países involucrados se reunieron en Visegrád, Hungría. De ministers van defensie van de betreffende landen vergaderden in Visegrád, Hongarije. De ministers van Defensie van de betrokken landen kwamen bijeen in Visegrád, Hongarije. Aún me puedo acordar de la primera vez. Ik kan me de eerste keer nog herinneren. Ik kan me de eerste keer nog herinneren. El corazón se encuentra en el pecho. Het hart bevindt zich in de borst. Het hart zit in de borst. No tomé parte en la conversación. Ik nam niet deel aan het gesprek. Ik nam geen deel aan het gesprek. Todas las cajas están vacías. Al de dozen zijn leeg. Alle dozen zijn leeg. Esta novela es más interesante que la que leí la semana pasada. Deze roman is interessanter dan deze die ik vorige week gelezen heb. Deze roman is interessanter dan die ik vorige week heb gelezen. El accidente le quitó todas las esperanzas de éxito. Het ongeluk ontnam hem alle hoop op succes. Het ongeluk ontnam hem alle hoop op succes. ¿Ustedes le conocen? Kent u hem? Kennen jullie hem? Eso no fue mi culpa. Dat was niet mijn schuld. Dat was niet mijn schuld. Soy. Ik ben. Dat ben ik. ¡Me gustan los idiomas! Ik hou van talen! Ik hou van talen. A decir verdad, él no es un ser humano. Om de waarheid te zeggen, hij is geen menselijk wezen. Eigenlijk is hij geen mens. ¿Se puede expresar de otra manera? Kan dat ook anders geformuleerd worden? Kan het anders gezegd worden? Una mariposa es una oruga adulta. Een vlinder is een volwassen rups. Een vlinder is een volwassen rups. He perdido mi llave. Ik ben mijn sleutel verloren. Ik ben mijn sleutel kwijt. Fin del juego. Spel afgelopen. Einde spel. No te duermas con la luz encendida. Slaap niet met het licht aan. Val niet in slaap met het licht aan. Él es la viva imagen de su padre. Hij is het evenbeeld van zijn vader. Hij is het levende beeld van zijn vader. ¿Le puedo ayudar, señora? Kan ik u helpen, mevrouw? Kan ik u helpen, mevrouw? Quisiera que conocieras a un amigo mío. Ik zou je willen laten kennismaken met een vriend van mij. Ik wil je voorstellen aan een vriend van me. El amor es como el sarampión. Todos debemos pasar por el. Liefde is zoals mazelen, we moeten er allemaal door. Liefde is als mazelen, we moeten er allemaal doorheen. ¿Dónde trabajas? Waar werk je? Waar werk je? Mañana es un nuevo día. Morgen is een nieuwe dag. Morgen is een nieuwe dag. ¿Te importa si abro la puerta? Vind je het goed als ik de deur opendoe? Vind je het erg als ik de deur open doe? Pan y mantequilla es mi desayuno habitual. Brood en boter is mijn gewoon ontbijt. Brood en boter is mijn gebruikelijke ontbijt. Hoy es el día más caluroso del año. Vandaag is de warmste dag van dit jaar. Vandaag is de heetste dag van het jaar. Ella sí que lo sabe. Ze weet het wel zeker. Dat weet ze wel. ¿Qué edad tiene su hijo? Hoe oud is uw zoon? Hoe oud is uw zoon? El cliente siempre tiene razón. De klant heeft altijd gelijk. De klant heeft altijd gelijk. Hay más de 150 países en el mundo. In de wereld zijn er meer dan honderd vijftig landen. Er zijn meer dan 150 landen in de wereld. ¿Cuál es el número de tu habitación? Wat is je kamernummer? Wat is je kamernummer? Alemania se encuentra en el medio de Europa. Duitsland ligt in het midden van Europa. Duitsland bevindt zich midden in Europa. Ambas respuestas son correctas. Beide antwoorden zijn juist. Beide antwoorden kloppen. A menudo se compara a la computadora con el cerebro humano. Computers worden vaak vergeleken met het menselijk brein. Het wordt vaak vergeleken met de computer met het menselijk brein. ¿Puedo usar tu lápiz? Mag ik jouw potlood gebruiken? Mag ik je potlood gebruiken? Mi hermana es mayor que mi hermano. Mijn zus is ouder dan mijn broer. Mijn zus is ouder dan mijn broer. Deberías trancar todas las puertas o al menos cerrarlas. Je had alle deuren op slot of tenminste dicht moeten doen. Je moet alle deuren sluiten of ze op z'n minst dichtdoen. Mi número de teléfono es 789. Mijn telefoonnummer is 789. Mijn telefoonnummer is 789. Las aves comenzaron a cantar por la mañana. 's Morgens begonnen de vogeltjes te fluiten. De vogels begonnen 's morgens te zingen. Me gustaría prolongar mi estancia en Estados Unidos. Ik zou mijn verblijf in Amerika willen verlengen. Ik wil mijn verblijf in de Verenigde Staten verlengen. ¿Puedes tú distinguir a los gemelos? Kan je de tweelingen uit elkaar houden? Kun jij de tweeling onderscheiden? Soy extremadamente alérgico a los cacahuetes. Ik ben heel erg allergisch voor pinda's. Ik ben extreem allergisch voor pinda's. Él está en la cocina. Hij is in de keuken. Hij is in de keuken. ¿Ella vendrá? Sería bueno si viniera. Zal ze komen? Het zou goed zijn als ze kwam. Het zou leuk zijn als ze zou komen. Hay muchos hoteles en el centro. Er zijn veel hotels in de binnenstad. Er zijn veel hotels in het centrum. No pudimos hacer nada por ella. We konden niets voor haar doen. We konden niets voor haar doen. Él tiende a exagerarse. Hij overdrijft nogal eens. Hij overdrijft. Los dos hermanos se parecen como dos gotas de agua. De twee broers lijken op elkaar als twee druppels water. De twee broers lijken op twee druppels water. Cuídate bien. Zorg voor je. Pas goed op jezelf. Yo no hubiera hecho eso en su lugar. In uw plaats zou ik dat niet gedaan hebben. Dat had ik niet gedaan. Ellos no tenían mucho que comer. Ze hadden niet veel om te eten. Ze hadden niet veel te eten. Fue un error de su parte. Het was een fout van hun kant. Het was een vergissing van hem. ¿Eh, señor? Lo que está escrito en la pizarra no es una función exponencial, sino una trigonométrica ... Eh, meneer... Wat op het bord staat, is geen exponentiële functie, maar een goniometrische... Wat op het bord staat is geen exponentiële functie, maar een trigonometrisch... Es demasiado orgulloso para rendirse. Hij is te trots om op te geven. Hij is te trots om op te geven. ¡Entra! Kom binnen! Stap in. No quiero éste. Ik wil deze niet. Ik wil deze niet. El chico huyó. De jongen liep weg. De jongen is weggelopen. La radio no funciona. De radio werkt niet. De radio doet het niet. Él no puede correr muy rápido. Hij kan niet erg snel rennen. Hij kan niet zo snel rennen. La sopa sabe a ajo. De soep smaak naar look. De soep smaakt naar knoflook. Mi tren sale a las seis en punto y llega allí a las diez en punto. Mijn trein vertrekt om zes uur en komt daar aan om tien uur. Mijn trein vertrekt om zes uur en komt er om tien uur aan. Creo que tiene dos hijos. Hij heeft twee zonen, denk ik. Ik denk dat hij twee kinderen heeft. Terminé el trabajo. Ik heb het werk afgemaakt. Ik heb de klus afgemaakt. Es justo lo que quería. Dit is precies wat ik wou. Dat is precies wat ik wilde. Estas son frases sencillas. Dit zijn makkelijke zinnetjes. Dit zijn eenvoudige zinnen. Tom estaba bien afeitado. Tom was netjes geschoren. Tom was goed geschoren. Hazlo de esta manera. Doe het op deze manier. Doe het zo. Siempre estoy tenso antes de subir a un avión. Ik ben altijd zenuwachtig voor ik in een vliegtuig stap. Ik ben altijd gespannen voordat ik in een vliegtuig stap. Él vino a pedirnos que le ayudáramos. Hij kwam ons vragen hem te helpen. Hij kwam ons vragen hem te helpen. Hay una piedra en mi zapato. Er zit een steentje in mijn schoen. Er zit een steen in mijn schoen. Él vive en esta calle. Hij woont in deze straat. Hij woont in deze straat. He estado aquí a menudo. Ik ben hier dikwijls geweest. Ik ben hier vaak geweest. Expresa con claridad tus pensamientos. Druk je gedachten klaar uit. Het spreekt je gedachten duidelijk uit. Esta suposición de que la Tierra es inmóvil era completamente errada. Deze veronderstelling, dat de aarde onbeweeglijk zou zijn, was volstrekt foutief. Deze veronderstelling dat de aarde onbeweeglijk is, was totaal verkeerd. ¿Cuánto cuestan estos pantalones? Hoeveel kost die broek? Hoeveel kost deze broek? Ella vende un sombrero antiguo. Ze verkoopt een oude hoed. Ze verkoopt een oude hoed. Se dice que su nueva novela esta basada en sus experiencias personales. Men zegt dat zijn nieuwe roman gebaseerd is op zijn persoonlijke ervaringen. Ze zeggen dat haar nieuwe roman gebaseerd is op haar persoonlijke ervaringen. El conejo tiene orejas largas. Een konijn heeft lange oren. Het konijn heeft lange oren. ¿Quién fue la Mona Lisa? Wie was Mona Lisa? Wie was de Mona Lisa? El optimista es una parte de la respuesta. El pesimista es siempre una parte del problema. De optimist is een deel van de oplossing. De pessimist is altijd een deel van het probleem. De optimist is een deel van het antwoord, de pessimist is altijd een deel van het probleem. ¿A qué hora te acostaste anoche? Wanneer ben je gisteren naar bed gegaan? Hoe laat heb je gisteravond geslapen? ¿Por qué así? Waarom dan? Waarom zo? La cima de la montaña está permanentemente cubierta de nieve. De top van de berg is permanent bedekt met sneeuw. De top van de berg is permanent bedekt met sneeuw. Toma este remedio. Pronto te sentirás mejor. Neem deze medicatie. Je zal je snel beter voelen. Je zult je snel beter voelen. Sólo hay un rincón del universo del que puedes estar seguro que puedes mejorar, y ese eres tú mismo. Er is slechts één plaatsje in het heelal dat je zeker kan verbeteren en dat is jezelf. Er is maar één hoek van het universum waar je zeker van kunt zijn dat je beter kunt worden, en dat ben je zelf. El rey abusó de su poder. De koning maakte misbruik van zijn macht. De koning misbruikte zijn macht. Gracias. Yo estoy bien. Dank u, met mij gaat het goed. Bedankt, ik ben in orde. Tenemos dos perros, tres gatos y seis gallinas. We hebben twee honden, drie katten en zes kippen. We hebben twee honden, drie katten en zes kippen. El cocinero está sentado en la cocina. De kok zit in de keuken. De kok zit in de keuken. No tiene dinero para un coche nuevo. Hij heeft geen geld voor een nieuwe auto. Hij heeft geen geld voor een nieuwe auto. Él tiene un gran restaurante cerca del mar. Hij heeft een groot restaurant vlak bij het meer. Hij heeft een groot restaurant bij de zee. Espero no estar interrumpiendo. Ik hoop dat ik je niet onderbreek. Ik hoop dat ik niet stoor. Ella ayudó a sus amigos. Ze heeft haar vrienden geholpen. Ze heeft haar vrienden geholpen. Las matemáticas son mi asignatura favorita. Wiskunde is mijn lievelingsvak. Wiskunde is mijn favoriete vak. No puedo creer que esté aquí. Ik kan niet geloven dat ik hier ben. Ik kan niet geloven dat ik hier ben. También el futuro era antes mejor. Ook de toekomst was vroeger beter. De toekomst was ook vroeger beter. Tom quiere algo diferente. Tom wil iets anders. Tom wil iets anders. Decid la verdad, por favor. Zeg de waarheid, alsjeblieft. Vertel de waarheid, alsjeblieft. El Sr. White es más o menos de mi edad. Meneer White is ongeveer van mijn leeftijd. Mr White is ongeveer mijn leeftijd. Él está presente en la reunión. Hij is aanwezig op de vergadering. Hij is aanwezig bij de vergadering. Ella fue enterrada viva. Ze werd levend begraven. Ze werd levend begraven. Hemos aprendido ruso en vez de francés. We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans. We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans. Voy de regreso. Ik ga terug. Ik kom terug. George calculó el coste del viaje. George berekende de prijs van de reis. George heeft de reiskosten berekend. ¡Relájese! Ontspan u! Rustig maar. Además, yo no lo obligué a nada. Verder heb ik hem nergens toe gedwongen. Trouwens, ik heb hem nergens toe gedwongen. Son conscientes de las dificultades. De moeilijkheden zijn hun bekend. Zij zijn zich bewust van de moeilijkheden. Si no estás ocupado, ¿podrías ayudarme, por favor? Als je niet bezig bent, kan je me dan helpen? Als je het niet druk hebt, kun je me dan helpen, alsjeblieft? Nos encontramos con él de vez en cuando en el club. We komen hem soms tegen in de club. We ontmoeten hem af en toe in de club. Él no parece un chico inteligente. Hij ziet er niet uit als een intelligente jongen. Hij lijkt me geen slimme jongen. A mi hijo no le gustan los huevos fritos. Mijn zoon houdt niet van gebakken eieren. Mijn zoon houdt niet van gebakken eieren. Compré este libro para mí, no para mi esposa. Ik heb dit boek voor mijzelf gekocht, niet voor mijn vrouw. Ik kocht dit boek voor mezelf, niet voor mijn vrouw. Estaremos en casa al ponerse el sol. Wij zijn voor zonsondergang thuis. We zijn thuis bij zonsondergang. ¿Podrías dejar de cantar, por favor? Kun je alstublieft ophouden met zingen? Wil je stoppen met zingen, alsjeblieft? Sí, zumo de naranja, por favor. Ja, sinaasappelsap, alstublieft. Ja, jus d'orange, alsjeblieft. Perdona a tus enemigos, pero nunca olvides sus nombres. Vergeef je vijanden, maar vergeet nooit hun namen. Vergeef je vijanden, maar vergeet hun namen nooit. ¿Alguna vez has tenido alguna enfermedad grave? Heb je ooit een ernstige ziekte gehad? Heb je ooit een ernstige ziekte gehad? Si encuentro tu pasaporte te llamo. Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen. Als ik je paspoort vind, bel ik je. Es un restaurante barato. Het is een goedkoop restaurant. Het is een goedkoop restaurant. Ya está bueno que hagan espacio para gente joven. Het is hoog tijd plaats te maken voor jongere mensen. Het is al goed dat ze ruimte maken voor jonge mensen. ¿Cómo pudo suceder algo así? Hoe kon zoiets gebeuren? Hoe kon zoiets gebeuren? ¿Qué color te gusta más, el azul o el verde? Welke kleur heb je liever, blauw of groen? Welke kleur vind je het mooist, blauw of groen? Eres solo un chico. Je bent maar een jongen. Je bent nog maar een jongen. No estoy acostumbrado hablar en público. Ik ben niet gewend voor publiek te spreken. Ik ben het niet gewend om in het openbaar te praten. La escuela termina a las 3:30. School eindigt om 3:30. De school eindigt om 3:30 uur. ¿Sabes dónde colocó Tom las llaves? Weet jij waar Tom de sleutels heeft neergelegd? Weet je waar Tom de sleutels heeft gelegd? ¿Quieres una taza de café? Wilt ge een tas koffie? Wil je een kop koffie? Ella terminó casándose con él. Uiteindelijk is ze met hem getrouwd. Ze trouwde uiteindelijk met hem. Existen tres clases de personas en el mundo: aquellos que pueden contar, y aquellos que no pueden. Er zijn drie verschillende soorten mensen op de wereld: zij die kunnen tellen en zij die dat niet kunnen. Er zijn drie soorten mensen in de wereld: degenen die kunnen tellen, en degenen die niet kunnen tellen. Estuvimos peligrosamente cerca de morirnos congelados. Het scheelde niet veel of we waren doodgevroren. We waren gevaarlijk dicht bij het doodvriezen. Las rosas azules son muy hermosas. De blauwe rozen zijn erg mooi. De blauwe rozen zijn erg mooi. Todo es divertido siempre que le pase a otra persona. Alles is grappig, zolang het met iemand anders gebeurt. Alles is leuk als het iemand anders overkomt. Tom se quitó la camisa. Tom trok zijn hemd uit. Tom heeft z'n shirt uitgedaan. Vi al perro. Ik zag de hond. Ik zag de hond. María está gastando mucho dinero en ropa. Maria besteedt veel geld aan kleren. Maria geeft veel geld uit aan kleren. Conozco a aquellas chicas. Ik ken die meisjes. Ik ken die meisjes. Este no es mi paraguas, es de alguien más. Dit is niet mijn paraplu, het is die van iemand anders. Dit is niet mijn paraplu, het is van iemand anders. Los sapos se convierten en príncipes sólo en los cuentos de hadas. Alleen in sprookjes veranderen kikkers in prinsen. Padden worden prinsen alleen in sprookjes. ¿Qué quieres para desayunar? Wat wil je voor het ontbijt? Wat wil je als ontbijt? Toma cualquier libro que quieras leer. Neem om het even welke boeken die je wil lezen. Neem elk boek dat je wilt lezen. El chico se sentó en una silla. De jongen zat op een stoel. De jongen zat in een stoel. Me acabo de levantar. Dame algunos minutos para alistarme. Ik ben net opgestaan. Geef me alsjeblieft een paar minuten om me klaar te maken. Ik ben net wakker, geef me een paar minuten om in dienst te gaan. Esta misión es ultra secreta y sumamente peligrosa. Deze missie is topgeheim en uiterst gevaarlijk. Deze missie is uiterst geheim en uiterst gevaarlijk. El domingo es el primer día de la semana. Zondag is de eerste dag van de week. Zondag is de eerste dag van de week. Mantén siempre un pañuelo en tu bolsillo. Houd altijd een zakdoek in je zak. Hou altijd een zakdoek in je zak. Él es enano a pesar de que sus padres son personas de estatura normal. Alhoewel hij een dwerg is, zijn zijn ouders mensen met een normale lengte. Hij is een dwerg ondanks het feit dat zijn ouders normale mensen zijn. Le dijo el grajo al cuervo: quítate allá, que tiznas. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. Hij zei tegen de kraai: 'Ga daar weg. Él enseña árabe. Hij onderwijst Arabisch. Hij geeft les in Arabisch. Ella le dijo que se tenía que alejar de los malos amigos. Ze zei hem uit de buurt te blijven van slechte vrienden. Ze zei dat ze uit de buurt moest blijven van slechte vrienden. ¿Qué hay en la valija? Wat is er in de koffer? Wat zit er in de koffer? Estoy totalmente de acuerdo contigo. Ik ben het helemaal met je eens. Ik ben het helemaal met je eens. Te contaré más acerca de Japón. Ik zal je meer vertellen over Japan. Ik zal je meer vertellen over Japan. Traduce esta frase al inglés. Vertaal deze zin in het Engels. Vertaal deze zin in het Engels. El despertador me despierta a las siete. De wekker wekt me om zeven uur. De wekker maakt me wakker om zeven uur. Tengo que mear y no puedo encontrar un baño. Ik moet nodig plassen en kan geen wc vinden. Ik moet plassen en ik kan geen toilet vinden. Él es mi mejor amigo. Hij is mijn beste vriend. Hij is mijn beste vriend. ¿Es ese tu club de golf favorito? Is dat jouw favoriete golfclub? Is dat je favoriete golfclub? Esta foto me recuerda a mi época de estudiante. Deze foto herinnert me aan toen ik een student was. Deze foto doet me denken aan mijn studententijd. Acceso solo permitido a estudiantes. Toegang alleen toegestaan voor studenten. Toegang alleen voor studenten. Le gané en ajedrez. Ik versloeg hem in het schaken. Ik heb hem verslagen met schaken. ¿Por qué tienes tanta prisa? Waarom heb je zoveel haast? Waarom heb je zo'n haast? Él no siempre llega tarde. Hij komt niet altijd te laat. Hij is niet altijd te laat. ¿Dónde está el baño? Waar is het toilet? Waar is het toilet? Los italianos a menudo toman café. Italianen drinken vaak koffie. Italianen drinken vaak koffie. Eso no es culpa de Jack. Dat is niet de fout van Jack. Dat is niet Jack's schuld. Si ella conociera tu dirección, te escribiría. Als ze uw adres kende, zou ze u schrijven. Als ze je adres kende, zou ze je schrijven. Este estanque no se seca ni en verano. Deze vijver droogt niet uit, ook niet in de zomer. Deze vijver droogt nog niet eens in de zomer. Estoy hablando por teléfono. Ik ben aan de telefoon. Ik ben aan het bellen. El planeta más cercano al sol es Mercurio. De planeet die het dichtst bij de zon staat is Mercurius. De planeet die het dichtst bij de zon staat is Mercurius. Nos atendió una mesera bonita. Een mooie kelnerin bediende ons. Een knappe serveerster heeft ons geholpen. Lea la etiqueta detenidamente. Lees het etiket zorgvuldig. Lees het etiket zorgvuldig. No lo dije en serio. Ik meende het niet serieus. Ik meende het niet. Hablo muy bien danés, italiano, portugués. Ik spreek heel goed Deens, Italiaans, Portugees. Ik spreek heel goed Deens, Italiaans, Portugees. Infortunadamente, pocos pasajeros sobrevivieron a la catástrofe. Helaas, maar weinig passagiers hebben de catastrofe overleefd. Helaas hebben maar weinig passagiers de ramp overleefd. Ayer fui al zoo. Ik ging gisteren naar de dierentuin. Gisteren ging ik naar de dierentuin. Debes compartir tu trabajo con otros. Je moet je werk met anderen delen. Je moet je werk met anderen delen. Eres más inteligente que eso. Je bent slimmer dan dat. Je bent slimmer dan dat. Yo no soy un suicida. Ik heb geen zelfmoordneigingen. Ik ben geen suïcidaal. Él probablemente no vendrá. Hij komt waarschijnlijk niet. Hij komt waarschijnlijk niet. No es necesario memorizar el diccionario para saber bien una lengua. Het is niet nodig een woordenboek uit het hoofd te leren om een taal goed te kunnen spreken. Je hoeft het woordenboek niet uit je hoofd te leren om een taal goed te leren kennen. Este café está demasiado amargo. Deze koffie is te bitter. Deze koffie is te bitter. Pase lo que pase no se lo diré a nadie. Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen. Wat er ook gebeurt, ik vertel het niemand. Logré ganar el primer premio. Ik kon de eerste prijs winnen. Ik heb de eerste prijs gewonnen. ¿Tenemos bastante harina? Hebben we genoeg meel? Hebben we genoeg meel? El ejército ucraniano definió las prioridades para los tiempos venideros. Het Oekraïnse leger heeft de prioriteiten voor de komende tijd vastgesteld. Het Oekraïense leger heeft de prioriteiten voor de komende tijd vastgesteld. Cuando ella miró a su madre, comenzó a gritar en alto. Toen zij haar moeder zag, begon zij luid te schreeuwen. Toen ze naar haar moeder keek, begon ze te schreeuwen. ¿Recibiste mi carta? Heb je mijn brief gekregen? Heb je mijn brief gekregen? Probablemente mañana nevará. Waarschijnlijk krijgen we morgen sneeuw. Het zal morgen waarschijnlijk sneeuwen. No puedo decir cómo se hace eso. Ik kan niet zeggen hoe dat gedaan wordt. Ik kan niet zeggen hoe dat moet. Sus posibilidades de ganar una gran suma de dinero son excelentes. Zijn kansen om een grote hoeveelheid geld te verdienen, zijn uitstekend. Uw kansen om een grote som geld te verdienen zijn uitstekend. Por favor, déjame en paz. Laat me alsjeblieft met rust. Laat me alsjeblieft met rust. Mi explicación puede sonar extraña. Mijn verklaring klinkt misschien vreemd. Mijn verklaring klinkt misschien vreemd. Bill lloró por horas. Bill schreide urenlang. Bill huilde urenlang. Trata el problema desde otro ángulo. Behandel het probleem met een andere invalshoek. Behandel het probleem vanuit een andere hoek. Esta silla es de plástico. Deze stoel is van plastiek. Deze stoel is van plastic. ¿Ya has visitado Kioto? Heb je Kioto al bezocht? Heb je Kyoto al bezocht? El ala del pájaro estaba rota. De vleugel van de vogel was gebroken. De vogelvleugel was kapot. Me confié de él. Ik nam hem in vertrouwen. Ik vertrouwde hem. Saben cómo se construye una bomba atómica. Zij weten hoe een atoombom gemaakt wordt. Ze weten hoe een atoombom gebouwd wordt. Es lunes. Het is maandag. Het is maandag. Mi hija es todavía una niña. Mijn dochter is nog een kind. Mijn dochter is nog een kind. Toda la oposición votó ayer en contra del proyecto de ley del gobierno. De hele oppositie stemde gisteren tegen het wetsontwerp van de regering. De hele oppositie heeft gisteren tegen het wetsvoorstel van de regering gestemd. Cerveza consiste en 90% de agua. Bier bestaat voor 90% uit water. Bier bestaat uit 90% water. Él no vivirá mucho más. Hij zal niet zo lang meer leven. Hij zal niet lang meer leven. Esta es mi prima. Dit is mijn nicht. Dit is mijn nichtje. Es un poco extraño para mí. Voor mij is dat een beetje bizar. Het is een beetje vreemd voor mij. ¡No cuente conmigo para eso! Aan zo iets doe ik niet mee! Daar reken ik niet op. Es una oportunidad demasiado bella para dejarla pasar. Het is een te mooie kans om ze voorbij te laten gaan. Het is een mooie kans om het te laten gaan. Algunos tipos de aves no pueden volar. Sommige soorten vogels kunnen niet vliegen. Sommige soorten vogels kunnen niet vliegen. Estoy seguro de que ella se convertirá en una gran cantante. Ik ben er zeker van dat ze zal slagen als zangeres. Ik weet zeker dat ze een geweldige zangeres zal worden. Él es menos inteligente que yo. Hij is minder intelligent dan ik. Hij is minder slim dan ik. Sólo la paz puede salvar al mundo. Enkel vrede kan de wereld redden. Alleen vrede kan de wereld redden. Esto es el final. Dit is het einde. Dit is het einde. Solo tengo un deseo. Ik heb maar één wens. Ik heb maar één wens. Les invité a la fiesta. Ik heb hen uitgenodigd voor het feest. Ik heb ze uitgenodigd voor het feest. Hazme un favor y cállate. Doe mij een plezier en zwijg. Doe me een lol en hou je mond. Vas a hacerla llorar no importa que digas. Je brengt ze aan het wenen, wat je ook zegt. Je laat haar huilen, wat je ook zegt. Tom llegó ayer. Tom is gisteren aangekomen. Tom is gisteren aangekomen. Trabajamos para obtener dinero. We werken om geld te verdienen. We werken om geld te krijgen. Presentamos aquí una lista con preguntas habituales relacionadas con el esperanto. We presenteren hier een lijst met vaak gestelde vragen over Esperanto. Wij presenteren hier een lijst met gebruikelijke vragen over Esperanto. He reservado el hotel con un mes de antemano. Ik heb het hotel een maand op voorhand gereserveerd. Ik heb het hotel een maand van tevoren geboekt. Tom llegó a casa a las dos y media. Tom kwam om half drie thuis aan. Tom kwam om half twee thuis. ¿Conocen la capital de Bélgica? Kennen jullie de hoofdstad van België? Kent u de hoofdstad van België? Tom y yo fuimos a un concierto. Tom en ik zijn naar een concert geweest. Tom en ik gingen naar een concert. Mi madre quiere que estudie en Suiza. Mijn moeder wil dat ik in Zwitserland ga studeren. Mijn moeder wil dat ik in Zwitserland studeer. El séptimo día de la semana es el domingo. De zevende dag van de week is zondag. De zevende dag van de week is zondag. Tom odia a Mary. Tom haat Mary. Tom haat Mary. Ella pretendía retirar todos sus ahorros del banco. Ze was van plan al haar spaargeld van de bank te halen. Ze wilde al haar spaargeld van de bank halen. Mi padre está ocupado escribiendo cartas. Vader is bezig brieven te schrijven. Mijn vader is bezig met het schrijven van brieven. No le insultes. Scheld hem niet uit. Beledig hem niet. Hace demasiado calor para mí. Het is te warm voor mij. Het is te warm voor mij. Quería que mi novia pasara más tiempo conmigo. Ik wou dat mijn vriendin meer tijd met me doorbracht. Ik wilde dat mijn vriendin meer tijd met me doorbracht. Me acuesto a las diez y media. Ik ga om half elf slapen. Ik ga om half tien naar bed. Se casó con un músico. Ze is getrouwd met een muzikant. Hij trouwde met een muzikant. Ese es el padre de Tom. Dat is de vader van Tom. Dat is Tom's vader. Mi hijo tiene una enfermedad hereditaria. Mijn zoon heeft een erfelijke ziekte. Mijn zoon heeft een erfelijke ziekte. Este arroz está poco hecho. Deze rijst is niet genoeg gebakken. Deze rijst is onrijp. ¡Brindemos por el invitado de honor! Laat ons proosten op de eregast! Laten we toasten op de eregast. John tocaba la guitarra y sus amigos cantaban. John speelde gitaar en zijn vrienden zongen. John speelde gitaar en zijn vrienden zongen. Mary lleva ya cinco años en paro. Mary is al vijf jaar werkloos. Mary is al vijf jaar werkloos. Se cerró el debate. Het debat werd gesloten. Het debat is gesloten. ¡Qué sorpresa verlo aquí! Welk een verrassing u hier te zien! Wat een verrassing om u hier te zien. Ven con nosotras. Kom met ons mee. Kom met ons mee. Me he leído el libro. Ik heb het boek gelezen. Ik heb het boek gelezen. Hace mucho calor hoy, ¿no? Het is vandaag erg warm, toch? Het is zo warm vandaag, hè? La radio sobre el escritorio es una Sony. De radio op het bureau is een Sony. De radio op het bureau is een Sony. Eso no tiene absolutamente nada que ver contigo. Dit heeft helemaal niets met u te maken. Dat heeft helemaal niets met jou te maken. ¡Qué extraña historia! Wat een bizar verhaal! Wat een vreemd verhaal. ¿Quién se ocupará entonces de su gato? Wie zal dan voor uw kat zorgen? Wie zorgt er dan voor je kat? ¿Estás listo para lo peor? Ben je op het ergste voorbereid? Ben je klaar voor het ergste? Él escuchaba a su profesor con una cara triste. Met een droevig gezicht luisterde hij naar zijn leraar. Hij luisterde naar zijn leraar met een droevig gezicht. Da igual lo que digas, lo haré a mi manera. Wat gij ook zegt, ik zal het op mijn manier doen! Wat je ook zegt, ik doe het op mijn manier. Estoy escuchando la radio. Ik luister naar de radio. Ik luister naar de radio. ¿Cuánto vale este vestido? Hoeveel kost deze jurk? Hoeveel is deze jurk waard? Tom es más alto que yo. Tom is groter dan ik. Tom is groter dan ik. Es más fácil decirlo que hacerlo. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Makkelijker gezegd dan gedaan. Hay un guardia afuera. Buiten is een bewaker. Er is een bewaker buiten. Hoy hay más nubes que ayer. Er zijn vandaag meer wolken dan gisteren. Vandaag zijn er meer wolken dan gisteren. Quiero ir. Ik wil gaan. Ik wil gaan. Ella es vieja. Ze is oud. Ze is oud. Tom es musulmán. Tom is moslim. Tom is een moslim. Su piel es suave. Haar huid is glad. Z'n huid is zacht. ¿Sabes dónde puso Tom las llaves? Weet jij waar Tom de sleutels heeft neergelegd? Weet je waar Tom de sleutels heeft gelegd? Ella está embarazada. Ze is zwanger. Ze is zwanger. ¿Por qué no te quitas el abrigo? Waarom doe je je jas niet uit? Waarom doe je je jas niet uit? No me agradan los partidarios del inglés. En especial cuando tienen razón. Ik hou niet van voorstanders van de Engelse taal. Vooral als ze gelijk hebben. Ik hou niet van Engelse aanhangers, vooral niet als ze gelijk hebben. ¿Has visto mi cámara de fotos? Heb je mijn fototoestel gezien? Heb je mijn fotocamera gezien? ¿Crees que debería ir solo? Vind jij dat ik alleen zou moeten gaan? Denk je dat ik alleen moet gaan? Él lleva ya un mes sin trabajo. Hij zit al een maand zonder werk. Hij heeft al een maand geen werk meer. La guerra empezó tres años después. De oorlog begon drie jaar later. De oorlog begon drie jaar later. Mi chiste fue muy bien recibido. Mijn mop werd heel goed ontvangen. Mijn grap was zeer welkom. Fui hasta la oficina de correos. Ik ging tot aan de post. Ik ging naar het postkantoor. Esto no es mi problema. Dat is niet mijn probleem. Dit is niet mijn probleem. El niño se calló. De jongen zweeg. De jongen hield z'n mond. Terminaré ese trabajo dentro de una semana, es decir, el 5 de mayo. Ik zal dat werk over een week klaar hebben, dus op 5 mei. Ik maak die klus over een week af, dus op 5 mei. Está nevando ahora. Nu sneeuwt het. Het sneeuwt nu. La democracia es la peor forma de gobierno, con excepción de todas las otras que se ha probado. Democratie is de slechtste regeringsvorm, met uitzondering van alle andere vormen die de mensheid tot nu toe heeft uitgeprobeerd. Democratie is de slechtste vorm van regering, met uitzondering van alle andere die zijn getest. Las mujeres generalmente viven más que los hombres. Vrouwen leven over het algemeen langer dan mannen. Vrouwen leven meestal langer dan mannen. El libro me pareció interesante. Ik vond het boek interessant. Ik vond het boek interessant. Pedí pizza. Ik heb pizza besteld. Ik heb pizza besteld. Yo no diría que no era importante. Ik zou niet zeggen dat het onbelangrijk was. Ik zou niet zeggen dat het niet belangrijk was. Te gusta el inglés, ¿verdad? Je houdt van Engels, niet? Je houdt van Engels, hè? Arregla el reloj. Repareer het horloge. Repareer de klok. El café huele bien. De koffie ruikt goed. Koffie ruikt lekker. Tom comprobó que el gas estuviera apagado. Tom controleerde of het gas uitgezet was. Tom controleerde of het gas uit was. No quiero correr el riesgo de perderlo. Ik wil niet het risico lopen het te verliezen. Ik wil niet het risico lopen hem te verliezen. ¿Quién es el profesor de chino? Wie is de leraar Chinees? Wie is de leraar Chinees? Él estaba colérico porque no quise ayudarle. Hij was kwaad omdat ik hem niet wou helpen. Hij was razend omdat ik hem niet wilde helpen. ¿Me puedo ir a acostar? Mag ik naar bed? Mag ik naar bed? No tengo suficiente dinero por el momento. Ik heb niet genoeg geld voor het ogenblik. Ik heb op dit moment niet genoeg geld. Él es el amo de la casa. Hij is de heer des huizes. Hij is de baas van het huis. Si te vas, te extrañaré mucho. Als je weggaat, zal ik je heel erg missen. Als je weggaat, zal ik je heel erg missen. Necesito cargar mi móvil. Ik moet mijn GSM opladen. Ik moet mijn telefoon laden. Deja de intentarlo. Hou op met proberen. Stop met het proberen. La mujer baja lleva un traje gris. De kleine vrouw draagt een grijs mantelpak. De lage vrouw draagt een grijs pak. ¿Quieres repetir esto? Wil je dat herhalen? Wil je dit nog een keer doen? ¿Sabes cuál es el color favorito de Tom? Weet jij wat Toms lievelingskleur is? Weet je wat Toms lievelingskleur is? Él escribe poemas de amor. Hij schrijft liefdespoëzie. Hij schrijft liefdesgedichten. Fecha de caducidad del pasaporte. Geldigheidsdatum van het paspoort. De vervaldatum van het paspoort. El dinero está sobre la mesa. Het geld ligt op de tafel. Het geld ligt op tafel. ¿Dónde puedo tomar el autobús número 7? Waar kan ik bus nummer 7 pakken? Waar kan ik bus nummer 7 nemen? Aquí siempre nieva en invierno. Het sneeuwt hier altijd in de winter. Het sneeuwt hier altijd in de winter. Todos ustedes serán recordados por cientos de años. Men zal jullie allemaal nog honderden jaren herinneren. Jullie zullen allemaal voor honderden jaren herinnerd worden. Ahí es donde está el problema. Dat is waar het probleem ligt. Dat is waar het probleem is. Ése es mi diccionario. Dat is mijn woordenboek. Dat is mijn woordenboek. Aún te detesto. Ik haat je nog steeds. Ik haat je nog steeds. ¡Entiendo! Ik begrijp het! Ik snap het. Esa chica es atractiva. Dat meisje is knap. Dat meisje is knap. En otoño muchos pájaros emigran al sur. In het najaar gaan veel vogels naar het zuiden. In de herfst trekken veel vogels naar het zuiden. Esta es tu última advertencia. Dit is je laatste waarschuwing. Dit is je laatste waarschuwing. Madonna sabe cantar. Madonna kan zingen. Madonna kan zingen. ¿Cara o ceca? Kop of munt? Kop of ceca? Pareciera que sabes algo que yo no sé. Het lijkt erop dat jij iets weet dat ik niet weet. Je lijkt iets te weten wat ik niet weet. Bill estuvo llorando durante horas. Bill schreide urenlang. Bill huilde urenlang. Este auto es muy caro. Deze auto is heel duur. Deze auto is erg duur. ¿Cuándo fue construido el castillo? Wanneer is het kasteel gebouwd? Wanneer is het kasteel gebouwd? Él no tenía nada que decir, así que se retiró. Hij had niks te zeggen, dus is hij maar gegaan. Hij had niets te zeggen, dus ging hij met pensioen. Él llega tarde a la escuela a menudo. Hij komt vaak laat op school. Hij komt vaak te laat op school. Pase lo que pase, debemos obedecer la ley. Wat er ook gebeurt, wij moeten gehoorzamen aan de wet. Wat er ook gebeurt, we moeten de wet gehoorzamen. Ella nunca ha ido a Hokkaido antes. Ze is nog nooit in Hokkaido geweest. Ze is nog nooit naar Hokkaido geweest. Se casaron cuando eran jóvenes. Ze waren jong toen ze trouwden. Ze trouwden toen ze jong waren. Los niños chillones pueden darle a todos un dolor de cabeza. Kinderen die hard gillen, kunnen iedereen hoofdpijn bezorgen. Schreeuwende kinderen kunnen iedereen hoofdpijn bezorgen. Ella me pidió que abriera la ventana. Ze vroeg mij het venster te openen. Ze vroeg me het raam te openen. Su hijo murió el año pasado. Zijn zoon is het afgelopen jaar gestorven. Zijn zoon is vorig jaar overleden. Queremos una casa propia. Wij willen ons eigen huis. We willen een eigen huis. África es un continente, Groenlandia no. Afrika is een werelddeel, Groenland niet. Afrika is een continent, Groenland niet. ¿A dónde fue Tom? Waar ging Tom naartoe? Waar is Tom heen? Hoy anduve en un monociclo. Ik heb vandaag op een eenwielfiets gefietst. Ik heb vandaag in een eenwieler gezeten. Algo anda mal aquí. Iets klopt hier niet. Er is hier iets mis. ¿Te gustaría recibir mi visita? Zou je graag mijn bezoek ontvangen? Wil je mijn bezoek ontvangen? Habla claramente para que todos puedan oírte. Spreek duidelijk, zodat iedereen je kan horen. Spreek duidelijk zodat iedereen je kan horen. El museo está abierto a partir de las 9 de la mañana. Het museum is open vanaf negen uur 's morgens. Het museum is geopend vanaf 9 uur 's morgens. Dale siempre la prioridad a los vehículos que vienen por la derecha. Geef altijd voorrang aan voertuigen die van rechts komen. Geef altijd prioriteit aan auto's die aan de rechterkant komen. El año pasado él tenía el pelo largo. Vorig jaar had hij lang haar. Vorig jaar had hij lang haar. Busca buen consejo antes de comenzar. Zoek goede raad alvorens te beginnen. Zoek goed advies voordat je begint. Algunos olores pueden hacer aflorar recuerdos de juventud con facilidad. Sommige geuren kunnen gemakkelijk jeugdherinneringen laten opduiken. Sommige geuren kunnen jeugdherinneringen gemakkelijk doen opkomen. ¿Qué te parece si vamos a nadar? Wat denk je ervan om te gaan zwemmen? Zullen we gaan zwemmen? ¿Puedo hacer un par de preguntas? Mag ik een paar vragen stellen? Mag ik een paar vragen stellen? Más gente se mete en líos por las cosas que dice que por las que hace. Meer mensen komen in de problemen door wat ze zeggen dan door wat ze doen. Meer mensen komen in de problemen door de dingen die hij zegt te doen. He oído que Robert está enfermo. Ik heb gehoord dat Robert ziek is. Ik hoorde dat Robert ziek is. Los imanes atraen hierro. Magneten trekken ijzer aan. Magneten trekken ijzer aan. No puedo encontrar ni un solo error en su teoría. Ik kan geen enkele fout in zijn theorie vinden. Ik kan geen enkele fout in uw theorie vinden. Dibujad en esta hoja lo que esperáis del futuro. Teken op dit vel wat jullie verwachten van de toekomst. Teken op dit blad wat je van de toekomst verwacht. Esta palabra tiene dos significados. Dit woord heeft twee betekenissen. Dit woord heeft twee betekenissen. ¿Qué harás con el dinero? Preguntó el policía. Wat ga je met het geld doen, vroeg de politieagent. Wat ga je met het geld doen? Su vida en el béisbol terminó en ese momento. Het honkballeven was toen ten einde. Zijn honkballeven eindigde op dat moment. Helsinki es la capital de Finlandia. Helsinki is de hoofdstad van Finland. Helsinki is de hoofdstad van Finland. En Hokkaido hacen caballos de paja. Op Hokkaido maken ze paarden van stro. In Hokkaido maken ze stropaarden. Mi hermano me va a matar. Mijn broer zal me vermoorden. Mijn broer gaat me vermoorden. Hay algo de cierto en lo que ella dice. Er is iets waar in wat ze zegt. Er is iets waars aan wat ze zegt. Hay un taxi esperando. Er wacht een taxi. Er wacht een taxi. Perdieron la batalla. Ze hebben het gevecht verloren. Ze verloren de strijd. Por favor responda a mi pregunta. Antwoord op mijn vraag alstublieft. Beantwoord alsjeblieft mijn vraag. Me enamoré a primera vista. Ik was verliefd op het eerste gezicht. Ik werd verliefd op het eerste gezicht. ¿Por qué son largas las orejas del conejo? Waarom zijn de oren van konijnen groot? Waarom zijn de oren van het konijn lang? Eres lo mejor que me ha pasado nunca. Jij bent het beste wat me ooit overkomen is. Je bent het beste wat me ooit is overkomen. Nadie es profeta en su tierra. Geen profeet is in zijn land geëerd. Niemand is een profeet in uw land. Recibí una invitación suya, pero no la acepté. Ik heb van hem een uitnodiging gekregen, maar ik accepteerde ze niet. Ik kreeg een uitnodiging van u, maar ik nam het niet aan. Eso no lo sé. Solo sé lo mismo que tú sabes al respecto. Dat weet ik niet. Ik weet alleen hetzelfde als gij erover weet. Ik weet alleen wat jij weet. Estamos en una reunión. We zijn aan het vergaderen. We hebben een vergadering. Lo que no nos mata nos hace más fuertes. Wat ons niet doodt, maakt ons sterker. Wat ons niet doodt maakt ons sterker. Él puede hablar y escribir en ruso. Hij kan zowel Russisch spreken als schrijven. Hij kan Russisch spreken en schrijven. Me quemé con agua hirviendo. Ik heb mezelf verbrand aan kokend water. Ik heb mezelf verbrand met kokend water. Esto es inmoral. Dit is immoreel. Dit is immoreel. Él ha nacido para ser ingeniero. Hij is een geboren technicus. Hij is geboren om ingenieur te worden. Yo hablo irlandés. Ik spreek Iers. Ik spreek Iers. Ella se baña cada mañana. Ze neemt elke morgen een bad. Ze gaat elke ochtend in bad. El Monte Fuji puede ser visto desde aquí. Men kan van hieruit de Fuji zien. Mount Fuji kan vanaf hier gezien worden. Hicimos tortitas para desayunar. Wij maakten pannenkoeken voor het ontbijt. We maakten pannenkoeken voor het ontbijt. Él escuchaba música en su cuarto. Hij luisterde naar muziek op zijn kamer. Hij luisterde naar muziek in zijn kamer. Prosigamos. Laten we het uitvoeren. Laten we verder gaan. Me ha dicho que no estaba bien robar. Ze heeft me verteld dat het verkeerd was om te stelen. Hij zei dat het niet goed was om te stelen. Ya basta. Dat volstaat. Genoeg. Abandonad la esperanza, todos los que entráis aquí. Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt! Geef de hoop op, iedereen die hier binnenkomt. Estoy escuchando. Ik luister. Ik luister. Ella se casó con diecisiete años. Ze is op haar zeventiende getrouwd. Ze trouwde toen ze 17 was. El queso es un alimento sólido elaborado a partir de la leche de vaca, cabra, oveja u otros mamíferos. Kaas is een vast voedsel dat wordt geproduceerd van melk van koeien, geiten, schapen of andere zoogdieren. Kaas is een vast levensmiddel dat wordt bereid uit melk van koeien, geiten, schapen of andere zoogdieren. ¿Quién ha sacado la foto? Wie heeft de foto genomen? Wie heeft de foto genomen? Solo sé que no lo sé todo. Ik weet alleen, dat ik niet alles weet. Ik weet alleen dat ik niet alles weet. Él vive a seis casas de la mía. Hij woont zes huizen van me vandaan. Hij woont zes huizen verderop. Es un problema sin importar como lo veas. Het is een probleem, hoe ge het ook bekijkt. Het is een probleem, hoe je het ook bekijkt. Yo quiero aprender chino el próximo año. Volgend jaar wil ik Chinees leren. Ik wil volgend jaar Chinees leren. Me gustan las mariposas. Ik hou van vlinders. Ik hou van vlinders. El idioma naxi se habla en China. Naxi wordt in China gesproken. Naxi wordt gesproken in China. ¿Tienes clases hoy? Heb je vandaag school? Heb je les vandaag? Necesitamos un coche. Wij hebben een auto nodig. We hebben een auto nodig. El hombre es el lobo del hombre. De mens is een wolf voor de mens. De man is de wolf van de mens. Lo entiendo. Ik begrijp het. Ik snap het. El lago está muy hondo. Het meer is heel diep. Het meer is te diep. Le aconsejó que fuera al dentista, pero él dijo que no tenía tiempo suficiente para hacerlo. Ze raadde hem naar de tandarts te gaan, maar hij zei dat hij daar niet genoeg tijd voor had. Hij adviseerde hem naar de tandarts te gaan, maar hij zei dat hij niet genoeg tijd had om dat te doen. ¿Mi respuesta es correcta? Is mijn antwoord juist? Is mijn antwoord juist? Ayer estuvo nublado. Gisteren was het bewolkt. Gisteren was het bewolkt. Ella se puso un vestido blanco. Ze droeg een wit kleed. Ze droeg een witte jurk. Él es amigo de ella. Hij is haar vriend. Hij is een vriend van haar. Esta muñeca tiene ojos grandes. Deze pop heeft grote ogen. Deze pop heeft grote ogen. Ese libro es un libro nuevo. Dit boek is een nieuw boek. Dat boek is een nieuw boek. Ella nos enseñó a cantar. Ze heeft ons zingen geleerd. Ze leerde ons zingen. Intentó resolver el problema. Hij probeerde het probleem op te lossen. Hij probeerde het probleem op te lossen. Se le confió una importante misión. Er werd hem een belangrijke opdracht toevertrouwd. Hij kreeg een belangrijke opdracht. Le compraré un reloj a mi hijo. Ik ga een horloge voor mijn zoon kopen. Ik koop een horloge voor mijn zoon. Intenta otra vez. Probeer opnieuw. Probeer het nog eens. Todas las flores son de papel. Alle bloemen zijn van papier. Alle bloemen zijn van papier. Ve al grano. Kom ter zake. Kom ter zake. El señor White dijo que no había más piezas disponibles debido al congreso. Mijnheer White zei dat wegens het congres er geen kamers meer beschikbaar waren. Mr White zei dat er geen stukken meer beschikbaar waren vanwege het congres. Usted primero. Gij eerst. Jij eerst. Ellos me llaman Bob. Ze noemen me Bob. Ze noemen me Bob. Aplazo mi viaje a Escocia hasta que haga más calor. Ik stel mijn reis naar Schotland uit tot het warmer is. Vertraag mijn reis naar Schotland tot het warmer is. Algo es mejor que nada. Iets is beter dan niets. Iets is beter dan niets. Él le dijo adiós para siempre. Hij zei haar voor altijd vaarwel. Hij heeft haar voor altijd gedag gezegd. No empieza antes de las ocho y media. Het begint niet voor half negen. Het begint niet voor half negen. Chopin se sienta al piano y empieza a tocar. Chopin zit aan de piano en begint te spelen. Chopin zit op de piano en begint te spelen. No encuentro las palabras correctas para expresar mis gracias. Ik vind niet de juiste woorden om mijn dank uit te drukken. Ik kan de juiste woorden niet vinden om mijn dank uit te spreken. Algo en su cara me recordaba a un viejo amigo mío. Iets in zijn gezicht herinnerde mij aan een oude vriend van mij. Iets in haar gezicht deed me denken aan een oude vriend van me. Hoy no hay nada de viento. Vandaag is er helemaal geen wind. Er is geen wind vandaag. Me prometió que ordenaría mi cuarto. Ze beloofde me dat ze mijn kamer op zou ruimen. Hij beloofde me dat hij mijn kamer zou opruimen. Esas manzanas son grandes. Deze appels zijn groot. Die appels zijn groot. El número de mujeres trabajadoras está aumentando. Het aantal werkende vrouwen is aan het toenemen. Het aantal werkende vrouwen neemt toe. Tengo parientes en Los Ángeles. Ik heb familie in Los Angeles. Ik heb familie in Los Angeles. Le puse algo de leche a mi café. Ik deed wat melk in mijn koffie. Ik heb melk in mijn koffie gedaan. Mi barriga es gorda. Mijn buik is dik. Mijn buik is dik. La lluvia duró una semana. De regen hield aan gedurende een week. De regen duurde een week. La vi nadar. Ik zag haar zwemmen. Ik zag haar zwemmen. ¿Dónde está mi padre? Waar is mijn vader? Waar is mijn vader? Ella es mi amiga más bella. Zij is mijn mooiste vriendin. Ze is mijn mooiste vriendin. ¿Qué? Wat? Wat? Tengo que aprenderme de memoria este poema. Ik moet dit gedicht van buiten leren. Ik moet dit gedicht uit mijn hoofd leren. La palabra es plata y el silencio oro. Spreken is zilver, zwijgen is goud. Het woord is zilver en gouden stilte. Nick me debe diez dólares. Nick is mij tien dollar verschuldigd. Nick is me tien dollar schuldig. No me gusta el chocolate. Ik hou niet van chocolade. Ik hou niet van chocolade. Esta es una ley. Dit is een wet. Dit is een wet. Enseño biología y francés. Ik doceer biologie en Frans. Ik geef les in biologie en Frans. Compré este vestido a bajo precio. Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht. Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht. No encuentro a Tom, ¿ya se ha ido? Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg? Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg? Nadie quiere traducir sus frases porque son estúpidas. Niemand wil zijn zinnen vertalen, omdat ze dom zijn. Niemand wil hun zinnen vertalen omdat ze dom zijn. Ese es un buen par de piernas. Dat daar is een mooi paar benen. Dat zijn mooie benen. ¡No puedes perderte en las grandes ciudades, hay planos por todas partes! Je kan niet verdwaald raken in grote steden; er zijn overal kaarten! Je kunt niet verdwalen in de grote steden, er zijn overal plannen! La semana pasada él estuvo enfermo. Hij was vorige week ziek. Vorige week was hij ziek. Mi abuelo murió hace tres años. Mijn grootvader is drie jaar geleden overleden. Mijn grootvader stierf drie jaar geleden. Kate está resfriada. Kate is verkouden. Kate is verkouden. Visité muchas partes de Inglaterra. Ik bezocht veel streken in Engeland. Ik heb veel delen van Engeland bezocht. Haz lo que quieras. Doe wat je wilt. Doe wat je wilt. El chico ni siquiera sabe cómo sumar. Dat kind kan zelfs niet optellen. De jongen weet niet eens hoe hij moet optellen. ¿Puedes contarme algo acerca de ti? Kun je me iets over jezelf vertellen? Kun je me iets over jezelf vertellen? Un auto me atropelló cuando iba cruzando la calle. Toen ik de straat overstak werd ik aangereden door een auto. Ik werd aangereden door een auto aan de overkant van de straat. Es terrible. Dat is verschrikkelijk. Het is verschrikkelijk. Eso es otra cosa. Dat is iets anders. Dat is iets anders. El jabón ayuda a eliminar la suciedad. Zeep helpt het vuil te verwijderen. Zeep helpt het vuil te verwijderen. Bill va a pescar día por medio. Bill gaat om de dag vissen. Bill gaat met de dag vissen. ¿Puedo ver su permiso de conducir? Mag ik uw rijbewijs zien a.u.b.? Mag ik uw rijbewijs zien? El problema es que no tenemos mucho dinero. Het probleem is dat we niet veel geld hebben. Het probleem is dat we niet veel geld hebben. Hoy el cielo está azul y despejado. Vandaag is de lucht blauw en onbewolkt. Vandaag is de lucht blauw en helder. Los quiero vivos. Ik wil ze levend. Ik wil ze levend. Tom tiene un buen sentido del humor. Tom heeft een goed gevoel voor humor. Tom heeft een goed gevoel voor humor. No tienes las agallas. Je hebt het lef niet. Je hebt het lef niet. Me escribe una vez por semana. Hij schrijft mij eenmaal per week. Hij schrijft me één keer per week. ¿Por qué preguntas? Waarom vraag je dat? Waarom vraag je dat? Me di cuenta de que el plan no era sensato. Ik vond dat het plan onverstandig was. Ik realiseerde me dat het plan niet verstandig was. Le gusta nadar. Hij houdt van zwemmen. Hij houdt van zwemmen. Pensé que siempre estaría solo. Ik dacht dat ik altijd alleen zou zijn. Ik dacht dat hij altijd alleen zou zijn. Esta bandera es muy hermosa. Deze vlag is heel mooi. Deze vlag is erg mooi. Él estudió mucho para aprobar el examen. Hij heeft veel gestudeerd om in het examen te slagen. Hij studeerde veel om het examen af te maken. ¿Tienes fuego? Hebt ge een aansteker? Heb je een vuurtje? Uno de mis primos está casado con una novelista. Een van mijn neven is met een romanschrijfster getrouwd. Een van mijn neven is getrouwd met een romanschrijver. Debes proteger a tu familia. Je moet je gezin beschermen. Je moet je familie beschermen. Ella me dijo "te quiero mucho." Ze zei mij, "Ik heb u heel graag." Ze zei: 'Ik hou zoveel van je.' ¿Qué tomas para desayunar? Wat eet ge als ontbijt? Wat wil je als ontbijt? Me lo comí. Ik at het. Ik heb hem opgegeten. Debes ayudarlo. Je moet hem helpen. Je moet hem helpen. Hay un libro sobre la mesa. Er ligt een boek op tafel. Er ligt een boek op tafel. Creo que me voy a quedar aquí. Ik denk dat ik hier zal blijven. Ik denk dat ik hier blijf. Le expliqué el proceso. Ik heb hem het proces uitgelegd. Ik heb hem het proces uitgelegd. Eres muy sexy. Je bent erg sexy. Je bent zo sexy. ¿Por qué no vienes con nosotros? Waarom komt ge niet met ons mee? Waarom ga je niet met ons mee? Me gusta la pizza con queso. Ik hou van kaaspizza. Ik hou van pizza met kaas. Busca la palabra en el diccionario. Zoek het woord op in het woordenboek. Zoek het woord in het woordenboek. ¿El parque está abierto al público? Is het park open voor het publiek? Is het park open voor het publiek? La población se está muriendo. De bevolking is aan het afsterven. De bevolking is stervende. Deberías irte temprano a casa. Je moet vroeg naar huis gaan. Je zou eerder naar huis moeten gaan. ¡La gente no, la economía debe andar bien! Niet de mensen maar de economie moet welvaren! Niet de mensen, de economie moet goed gaan. ¿Qué vas a hacer esta tarde? Wat ga je vanavond doen? Wat ga je vanmiddag doen? Me gustaría hablar con Johano. Ik zou graag met Johano spreken. Ik wil graag met Johano praten. Ayer me encontré con Cristina. Gisteren heb ik Christine ontmoet. Ik kwam Cristina gisteren tegen. Ella fue tan amable que me dio un consejo. Ze was zo vriendelijk mij raad te geven. Ze was zo aardig dat ze me advies gaf. Este diccionario es el mejor con diferencia. Dit woordenboek is verreweg het beste. Dit woordenboek is verreweg het beste. Siempre quise visitar otro planeta. Ik heb altijd al een andere planeet willen bezoeken. Ik heb altijd al een andere planeet willen bezoeken. Por eso me levanté temprano esta mañana. Daarom stond ik vroeg op deze morgen. Daarom ben ik vanmorgen vroeg opgestaan. Reconocía a María a primera vista. Ik herkende Maria bij het eerste zicht. Ik herkende Maria op het eerste gezicht. Todos buscaron al niño perdido. Ze zochten allemaal naar het vermiste kind. Iedereen is op zoek naar het vermiste kind. Suiza es un bello país que vale la pena visitar. Zwitserland is een prachtig land, dat een bezoek verdient. Zwitserland is een prachtig land dat een bezoek waard is. El precio del aceite está aumentando. De prijs van olie stijgt. De olieprijs stijgt. ¡Entendí casi todo! Ik begreep het bijna helemaal! Ik snap bijna alles. No despertaré aunque suene la alarma. Ik word niet wakker zelfs al gaat het alarm af. Ik word niet wakker als het alarm afgaat. El próximo año tendré dieciséis años. Volgend jaar zal ik zestien jaar zijn. Volgend jaar ben ik zestien. Tápate la nariz para no respirar el mal olor. Knijp je neus dicht opdat je de stank niet zou ruiken. Bedek je neus zodat je de stank niet inademt. Uno de sus compañeros cuchicheó. Eén van zijn collega's fluisterde. Een van z'n collega's heeft gefluisterd. Con un montón de ruido, tronó por las escaleras. Met veel lawaai donderde hij van de trap af. Met veel lawaai reed hij de trap op. Él entró en mi habitación sin permiso. Hij is zonder toelating mijn kamer binnengegaan. Hij kwam mijn kamer binnen zonder toestemming. Ella tiene una gran nariz. Ze heeft een grote neus. Ze heeft een grote neus. Me encantan los conejos... con patatas y una buena copa de vino. Ik ben gek op konijnen... met frieten en een goed glas wijn. Ik hou van konijnen... met aardappelen en een lekker glas wijn. ¿Vives en Portugal o en Brasil? Woon je in Portugal of Brazilië? Woon je in Portugal of Brazilië? "¿Hay un vaso?" "Sí, hay uno sobre la mesa." "Is er een glas?" "Ja, er is er één op de tafel." "Is er een glas?" "Ja, er ligt er een op tafel." Carol vive en Chicago. Carol woont in Chicago. Carol woont in Chicago. Estoy orgulloso de vosotros. Ik ben trots op jullie. Ik ben trots op jullie. Ella tiene sus defectos, pero me gusta. Ze heeft haar gebreken maar ik mag haar graag. Ze heeft haar fouten, maar ik vind haar leuk. Voy a tratar, pero no sé bien si pueda ir mañana al cine. Ik zal het proberen, maar ik weet niet zeker of ik morgen naar de bioscoop kan komen of niet. Ik zal het proberen, maar ik weet niet of ik morgen naar de film kan. Pronto se pone el sol. De zon gaat weldra onder. Binnenkort gaat de zon onder. ¿Qué exactamente ha pasado allí? Wat is daar precies gebeurd? Wat is daar precies gebeurd? Él anda en pijamas. Hij draagt een pyjama. Hij heeft een pyjama. ¡Estás borracho! Je bent dronken! Je bent dronken. Sabes que es cierto. Je weet dat het waar is. Je weet dat het waar is. Hagamos eso. Laten we dat doen. Laten we dat doen. Vendí mi alma, pero de todas formas no la estaba usando. Ik heb mijn ziel verkocht, maar ik gebruikte hem toch niet. Ik verkocht mijn ziel, maar ik gebruikte het toch niet. Juan no me puede ayudar. Jan kan me niet helpen. Juan kan me niet helpen. ¿Nos queda vinagre? Hebben we nog azijn? Hebben we nog azijn? Tom ve demasiada televisión. Tom kijkt te veel tv. Tom kijkt te veel tv. Estoy en peligro. Ik ben in gevaar. Ik ben in gevaar. Ella compró verduras ayer. Ze heeft gisteren groenten gekocht. Ze heeft gisteren groenten gekocht. ¿Dónde está el extintor? Waar is het brandblusapparaat? Waar is de brandblusser? Su hijo desapareció hace siete años. Zijn zoon verdween zeven jaar geleden. Zijn zoon verdween zeven jaar geleden. Te entra más por los ojos que por la boca. De ogen zijn groter dan de mond. Het komt meer door je ogen dan door je mond. Mi pasatiempo es cocinar. Mijn hobby is koken. Mijn hobby is koken. Ninguno de los dos somos tan ricos como querríamos. We zijn allebei niet zo rijk als we zouden willen. We zijn allebei niet zo rijk als we zouden willen. Hay pocos estudiantes que entiendan latín. Er zijn weinig studenten die Latijn begrijpen. Er zijn maar weinig studenten die Latijn begrijpen. El lago Baikal en Rusia es el lago más profundo del mundo. Het Baikalmeer in Rusland is het diepste meer ter wereld. Het Baikalmeer in Rusland is het diepste meer ter wereld. ¿Para qué se usa esto? Waarvoor wordt dit gebruikt? Waar wordt dit voor gebruikt? ¿Tienes pensado tomar parte en la reunión? Bent u van plan deel te nemen aan de bijeenkomst? Ben je van plan om mee te doen aan de vergadering? Sabía que se podía confiar en ti. Ik wist dat ik je kon vertrouwen. Ik wist dat je te vertrouwen was. La gente en Taiwan trabaja duro. De mensen in Taiwan werken hard. De mensen in Taiwan werken hard. Se trasladaron aquí hace dos años. Ze verhuisden twee jaar geleden naar hier. Ze zijn twee jaar geleden hierheen verhuisd. Es una extraña pregunta. Dat is een rare vraag. Dat is een rare vraag. Espero que no esté enojado. Ik hoop dat je niet kwaad bent. Ik hoop dat hij niet boos is. Los científicos del siglo veinte se imaginaban al cerebro como a una central telefónica. De wetenschappers van de twintigste eeuw stelden de hersenen voor als een telefooncentrale. Wetenschappers uit de twintigste eeuw beeldden zich de hersenen voor als een telefooncentrale. A menudo tengo pesadillas. Ik heb vaak nachtmerries. Ik heb vaak nachtmerries. Los materiales de construcción son muy caros en este momento. Bouwmaterialen zijn tegenwoordig heel duur. Bouwmaterialen zijn erg duur op dit moment. El pasado, pasado está. Voorbij is voorbij. Het verleden is verleden tijd. Mi hermano me dio un muñeco adorable. Mijn broer heeft mij een schattige pop gegeven. Mijn broer gaf me een schattige pop. Le tuvieron que amputar el brazo a Tom. Toms arm moest worden geamputeerd. Ze moesten Tom's arm amputeren. El Eyjafjallajökull es un volcán islandés. De Eyjafjallajökull is een IJslandse vulkaan. De Eyjafjallajökull is een IJslandse vulkaan. Le regalé un diccionario a mi hermano. Ik gaf mijn broer een woordenboek. Ik gaf mijn broer een woordenboek. Él se quedó dormido esta mañana. Hij heeft zich overslapen deze morgen. Hij viel vanmorgen in slaap. Casi le regalé la moto. Ik schonk hem bijna mijn motor. Ik gaf hem bijna de motor. Prometo que estaré aquí mañana. Ik beloof dat ik hier morgen zal zijn. Ik beloof dat ik hier morgen ben. Eso está fuera de mi campo de estudio. Dat is buiten mijn studiegebied. Dat is buiten mijn studieveld. No tengo lápiz. Ik heb geen potlood. Ik heb geen potlood. Alguien más podría resultar herido. Iemand anders zou gekwetst kunnen worden. Iemand anders kan gewond raken. ¿Qué idioma se habla en Malta? Welke taal wordt er in Malta gesproken? Welke taal wordt er in Malta gesproken? Tienes toda la razón. Ge hebt helemaal gelijk. Je hebt helemaal gelijk. No me gusta mezclar trabajo con placer. Ik meng niet graag zaken met plezier. Ik hou er niet van om werk te mengen met plezier. Estudiar es tu deber. Het is je plicht om te studeren. Het is je plicht om te studeren. Inglaterra se enorgullece de sus poetas. Engeland is trots op zijn poëten. Engeland is trots op zijn dichters. Tom se suicidó tomando veneno. Tom pleegde zelfmoord door vergif te drinken. Tom pleegde zelfmoord door gif te nemen. Yo soy tu sol. Ik ben jouw zon. Ik ben je zon. No quiero comer arroz cocido. Ik wil geen gekookte rijst eten. Ik wil geen gekookte rijst. Nos están esperando. Zij wachten op ons. Ze wachten op ons. Ésa es la casa donde él vive. Dat is het huis waar hij woont. Dat is het huis waar hij woont. Lo esperé durante una hora en la estación, pero él no vino. Ik wachtte een uur op hem op het station, maar hij kwam niet opdagen. Ik wachtte een uur op hem op het station, maar hij kwam niet. Este es el mejor método para resolver ese problema. Dit is de beste manier op dat probleem op te lossen. Dit is de beste manier om dat probleem op te lossen. Las mujeres cambian el mundo. Vrouwen veranderen de wereld. Vrouwen veranderen de wereld. ¡Qué pena! Él era un buen profesor. Que Dios bendiga su espíritu. Spijtig! Hij was een goede professor. God zegene zijn geest! Jammer, hij was een goede leraar, God zegene zijn geest. "No puedo dormir." "Yo tampoco." "Ik kan niet slapen." "Ik ook niet." "Ik kan niet slapen." "Ik ook niet." No hay buzones amarillos en Dinamarca. Er zijn geen gele brievenbussen in Denemarken. Er zijn geen gele brievenbussen in Denemarken. Esta música me ayuda a coger el sueño. Deze muziek helpt me in slaap te vallen. Deze muziek helpt me om te slapen. La manteca y el queso se hacen con leche. Boter en kaas worden uit melk gemaakt. Boter en kaas worden gemaakt van melk. Yo no tengo una espada. Ik heb geen zwaard. Ik heb geen zwaard. Todos saben que él sería la última persona en romper una promesa. Iedereen weet dat hij de laatste zou zijn om een belofte te breken. Iedereen weet dat hij de laatste is die een belofte breekt. Están locos esos madrileños. Ze zijn gek, die Madrilenen. Die madrileo's zijn gek. ¿Cuánto tiempo va a quedarse aquí? Hoelang gaat u hier blijven? Hoe lang blijft hij hier? Estoy en París. Ik ben in Parijs. Ik ben in Parijs. ¿De quién son estos libros? Van wie zijn die boeken? Van wie zijn deze boeken? Le tenía miedo a su esposa. Hij had schrik voor zijn vrouw. Hij was bang voor zijn vrouw. Las manzanas están deliciosas. Die appels zijn lekker. De appels zijn heerlijk. Tengo muchos amigos en el extranjero. Ik heb veel vrienden in het buitenland. Ik heb veel vrienden in het buitenland. ¡Oye! ¡Nadie traduce mis frases! He! Niemand vertaalt mijn zinnen! Niemand vertaalt mijn zinnen. La ciudad está al pie de la montaña. De stad ligt aan de voet van de berg. De stad ligt aan de voet van de berg. Él hizo felices a sus padres. Hij heeft zijn ouders gelukkig gemaakt. Hij maakte zijn ouders gelukkig. No tengo alternativa. Ik heb geen keus. Ik heb geen keus. Mi habitación está llena de peligros. Mij kamer is vol gevaren. Mijn kamer zit vol gevaren. Nuestro perro entierra sus huesos en el jardín. Onze hond begraaft zijn botten in de tuin. Onze hond begraaft zijn botten in de tuin. No he comido por días. Ik heb sinds dagen niet gegeten. Ik heb al dagen niet gegeten. Trabajemos. Laat ons werken. Laten we aan het werk gaan. ¿Quién va a limpiar esta noche? Wie gaat er vanavond schoonmaken? Wie ruimt er vanavond op? Si opinas sobre su trabajo, ten en cuenta también su falta de experiencia. Wanneer je zijn werk beoordeelt, moet je ook rekening houden met zijn gebrek aan ervaring. Als je over zijn werk denkt, hou dan ook rekening met zijn gebrek aan ervaring. No lo despiertes. Maak hem niet wakker. Maak hem niet wakker. Quisiera un zumo de naranja. Ik zou graag sinaasappelsap willen hebben. Ik wil graag sinaasappelsap. Tom pidió más café. Tom vroeg om meer koffie. Tom heeft meer koffie besteld. ¿Cuánto mide esto? Hoe lang is dit? Hoe lang is dit? Te aseguro que un error así no sucederá nunca más. Ik verzeker je dat een fout zoals deze nooit meer zal voorkomen. Ik verzeker je dat zo'n fout nooit meer zal gebeuren. La escritura japonesa es muy complicada. Tiene tres alfabetos con más de dos mil signos. Het Japans schrift is heel ingewikkeld. Het heeft drie alfabetten met meer dan tweeduizend tekens. Het Japanse schrift is ingewikkeld en heeft drie alfabets met meer dan 2000 tekens. Despacio, por favor. Traag alstublieft. Rustig aan, alsjeblieft. ¿Quién lee? Wie leest er? Wie leest er? Revisé dos veces para estar seguro de que no habíamos cometido ningún error. Ik controleerde het twee maal om zeker te zijn dat we geen enkele fout maakten. Ik heb twee keer gekeken om er zeker van te zijn dat we geen fouten hadden gemaakt. Mi casa queda en una colina. Mijn huis staat op een heuvel. Mijn huis is op een heuvel. Él es del tipo de hombres que no toman muy en serio a las mujeres. Hij is van die soort mannen die vrouwen niet heel ernstig nemen. Hij is het soort mannen die vrouwen niet zo serieus nemen. Quiero estar más independiente. Ik wens onafhankelijker te zijn. Ik wil meer onafhankelijk zijn. El hombre fue arrestado como espía. De man werd gearresteerd als spion. De man werd gearresteerd als spion. ¡Eres lo mejor que jamás me ha sucedido! Jij bent het beste wat me ooit overkomen is. Je bent het beste wat me ooit is overkomen. Es difícil de decir. Dat is moeilijk te zeggen. Moeilijk te zeggen. No puedo decírselo ahora. Ya no es tan simple. Ik kan haar dat nu niet zeggen. Dat is niet zo eenvoudig meer. Zo simpel is het nu niet meer. Ellos se dieron por vencidos cuando vieron que estaban por perder. Toen ze zagen dat ze aan het verliezen waren, gaven ze op. Ze gaven het op toen ze zagen dat ze gingen verliezen. Lo pasado, pasado es. Wat gebeurd is, is gebeurd. Wat verleden tijd is, is verleden tijd. Yo fumaba cuando era joven. Ik rookte toen ik jong was. Ik rookte toen ik jong was. ¿Cuál es el más caro de los dos? Welk van de twee is de duurste? Wat is de duurste van beide? Hiciste lo correcto. Je hebt het juiste gedaan. Je hebt het juiste gedaan. ¿Te gusta el chocolate blanco? Hebt ge graag witte chokolade? Hou je van witte chocolade? Cuando él me vio, se quitó el sombrero y me saludó. Toen hij mij zag, nam hij zijn hoed af en groette mij. Toen hij me zag, deed hij zijn hoed af en zwaaide naar me. Ayer leí hasta la página 80 del libro. Ik heb gisteren het boek gelezen tot pagina tachtig. Ik heb gisteren tot bladzijde 80 van het boek gelezen. Es imposible sentirse feliz en estas circunstancias. Het is onmogelijk zich onder zulke omstandigheden gelukkig te voelen. Onder deze omstandigheden is het onmogelijk om gelukkig te zijn. Esa estudiante es americana. Die scholier is Amerikaanse. Die student is Amerikaans. Tómate la sopa antes de que se enfríe. Eet je soep voor hij koud wordt. Eet je soep op voordat het koud wordt. ¿Qué clase de juego piensas que es este? Wat voor spel denk je dat dit is? Wat voor spel denk je dat dit is? Él estudia día y noche. Hij leert dag en nacht. Hij studeert dag en nacht. Anoté su nombre para que no se me olvidara. Ik heb zijn naam genoteerd om hem niet te vergeten. Ik schreef zijn naam op zodat ik het niet zou vergeten. No sé. Ik weet niet. Ik weet het niet. Lo conocí el año pasado en una fiesta. Ik heb hem vorig jaar op een feestje ontmoet. Ik ontmoette hem vorig jaar op een feestje. ¡Ya has visto demasiada televisión! Genoeg tv-gekeken! Je hebt te veel tv gekeken. Pensar es gratis. Denken is kosteloos. Denken is gratis. ¿Cuántas horas de sueño necesitas? Hoeveel uur slaap heb jij nodig? Hoeveel slaap heb je nodig? ¿Estás preparado para morir por tus ideales? Ben je bereid voor je idealen te sterven? Ben je klaar om te sterven voor je idealen? Mi padre siempre está ocupado. Mijn vader is altijd bezig. Mijn vader heeft het altijd druk. Al niño le da miedo la oscuridad. Het kind is bang in het donker. Het kind is bang in het donker. Anna se sabe las primeras mil cifras de π de memoria. Anna kent de eerste duizend cijfers van π van buiten. Anna kent de eerste duizend cijfers uit haar geheugen. Tom gritó. Tom riep. Tom schreeuwde. La guerra empezó tres años más tarde. De oorlog begon drie jaar later. De oorlog begon drie jaar later. Los fumadores apestan el aire. Rokers verpesten de lucht. Rokers stinken van de lucht. Nunca le enseñes a un niño algo de lo que ni tú estás seguro. Leer nooit iets aan een kind, als ge er zelf niet zeker van zijt. Laat een kind nooit iets zien waar jij niet zeker van bent. Déjalo. Laat het. Laat hem met rust. Yo nado una vez a la semana. Ik zwem één keer per week. Ik zwem één keer per week. No me gusta lo que él dijo. Ik vond niet leuk wat hij zei. Ik vind het niet leuk wat hij zei. Él está abriendo la ventana. Hij doet het raam open. Hij opent het raam. Soy muy alto. Ik ben heel lang. Ik ben te lang. Hoy en día, la mayoría considera anticuado al jazz. De meeste mensen beschouwen jazz tegenwoordig als ouderwets. Tegenwoordig vinden de meesten jazz ouderwets. Es difícil encontrar un trabajo en Los Estados Unidos. Het is moeilijk om een baan in de Verenigde Staten te vinden. Het is moeilijk om een baan te vinden in de Verenigde Staten. Usted sabe que yo estoy casado. U weet dat ik gehuwd ben. Je weet dat ik getrouwd ben. De vez en cuando estamos de acuerdo. Nun en dan zijn we het eens. Af en toe zijn we het eens. Sean objetivos. Wees objectief. Wees objectief. Espera cinco minutos, por favor. Gelieve vijf minuten te wachten. Wacht vijf minuten, alsjeblieft. El acero es una aleación de hierro y carbono. Staal is een legering van ijzer en koolstof. Staal is een legering van ijzer en koolstof. Creo que es hora de que haga un poco de ejercicio. Ik denk dat het tijd is voor me om wat beweging te krijgen. Ik denk dat het tijd is dat ik wat beweging maak. No me tomes en serio. Sólo estoy bromeando. Neem me niet te serieus. Ik schertste zomaar wat. Neem me niet serieus, ik maak maar een grapje. No me vuelvas a llamar. Bel mij niet meer. Bel me nooit meer. Él salió de la habitación cuando yo entré. Hij verliet de kamer toen ik binnenkwam. Hij kwam de kamer uit toen ik binnenkwam. Este libro es viejo. Dit boek is oud. Dit boek is oud. Mis padres no hablan holandés. Mijn ouders spreken geen Nederlands. Mijn ouders spreken geen Nederlands. Estoy muy cansado para una excursión larga. Ik ben heel moe van een lange rit. Ik ben te moe voor een lange tocht. Dime qué hacer. Zeg mij wat ik moet doen. Zeg me wat ik moet doen. De niño iba cada verano a la playa. Als kind ging ik elke zomer naar de zee. Als kind ging ik elke zomer naar het strand. Prohibido nadar en esta zona. Het is verboden te zwemmen in deze zone. Er mag hier niet gezwommen worden. La libertad individual es el alma de la democracia. Individuele vrijheid is de ziel van de democratie. Individuele vrijheid is de ziel van de democratie. Se me pone la piel de gallina cuando veo una película de terror. Ik krijg kippenvel van horrorfilms te bekijken. Ik krijg kippenvel als ik naar een horrorfilm kijk. Todos en mi familia se levantan temprano. Iedereen in mijn gezin staat vroeg op. Iedereen in mijn familie staat vroeg op. No pude poner mi coche en marcha. Ik kon mijn auto niet aan de praat krijgen. Ik kon mijn auto niet starten. Viví entre los hombres y aprendí a odiarlos. Ik leefde onder de mensen en leerde ze te haten. Ik leefde onder de mannen en leerde hen te haten. Hace un frío que pela. Het is steenkoud. Het is ijskoud. Me gusta el invierno. Ik hou van de winter. Ik hou van de winter. Al fin estamos libres. We zijn eindelijk vrij. Eindelijk zijn we vrij. Este lugar tiene una misteriosa atmósfera. Die plaats heeft een mysterieuse sfeer. Deze plek heeft een mysterieuze atmosfeer. Vete a despertar a Mary. Ga Mary wakker maken. Maak Mary wakker. He empezado a leer este libro. Ik ben begonnen dit boek te lezen. Ik ben begonnen met het lezen van dit boek. Tú eres la razón por la que estoy aquí. Je bent de reden dat ik hier ben. Jij bent de reden dat ik hier ben. Abra con cuidado. Voorzichtig openen. Doe voorzichtig open. El deporte no conoce fronteras. Sport kent geen grenzen. Sport kent geen grenzen. Él es más bien astuto que sabio. Hij is eerder sluw dan wijs. Hij is meer slim dan wijs. A Tom no le gusta hacer la tarea. Tom houdt niet van huiswerk maken. Tom houdt er niet van om huiswerk te maken. ¡Estoy cansado! Ik ben moe! Ik ben moe. Hoy es cinco de marzo. Vandaag is het vijf maart. Vandaag is het 5 maart. ¡Me muero de hambre! Ik sterf van de honger! Ik verga van de honger. Su lengua materna es el francés. Haar moedertaal is Frans. Zijn moedertaal is Frans. ¿En dónde trabajas? Waar werk je? Waar werk je? ¿Cuándo sale el próximo tren a Sloane Square? Wanneer is de volgende trein naar Sloane Square? Wanneer vertrekt de volgende trein naar Sloane Square? Siguió el trabajo después de un corto descanso. Na een korte pauze ging hij weer verder met zijn werk. Hij volgde het werk na een korte pauze. El corazón sirve para bombear sangre. Het hart dient om bloed te pompen. Het hart pompt bloed. Fue muy divertido. Dat was heel plezant. Het was zo leuk. ¿Qué ha dicho el médico? Wat heeft de dokter gezegd? Wat zei de dokter? Ella es corpulenta, por no decir gorda. Ze is gezet, om niet te zeggen dik. Ze is dik, om niet te zeggen dik. El perro se comió al pescado con huesos, cola y todo. De hond heeft de vis met graat en staart en alles opgegeten. De hond at de vis op met botten, staart en zo. Tom ganó. Tom won. Tom heeft gewonnen. Vivimos en la era nuclear. We leven in het atoomtijdperk. We leven in het atoomtijdperk. De vez en cuando uno debe cerrar un ojo. Nu en dan moet je een oogje dicht doen. Af en toe moet je een oog dichtdoen. ¿Aún no ha tomado una decisión? Heeft u nog geen beslissing genomen? Heb je nog geen beslissing genomen? ¿De quién heredaste una belleza tal? Van wie heb je zulke schoonheid geërfd? Van wie heb je zo'n schoonheid geërfd? ¿Y qué si soy gay? ¿Acaso es eso un crimen? Zo wat als ik homo ben? Is dat een misdaad? Wat als ik homo ben, is dat een misdaad? Puedo dibujar el mapa de Brasil a la perfección. Ik kan perfect een kaart van Brazilië tekenen. Ik kan de kaart van Brazilië perfect tekenen. Tom se puso a gritar como una quinceañera. Tom begon te schreeuwen als een 15-jarig meisje. Tom begon te schreeuwen als een 15-jarige. No me sé su nombre. Ik ken haar naam niet. Ik weet zijn naam niet. Esta es la puesta de sol más bella que jamás haya visto. Dit is de mooiste zonsondergang die ik ooit gezien heb. Dit is de mooiste zonsondergang die ik ooit heb gezien. Ella pocas veces sale. Ze gaat zelden uit. Ze komt zelden naar buiten. Reconocía a María a primera vista. Ik herkende Mary bij het eerste zicht. Ik herkende Maria op het eerste gezicht. Mejor prevenir que lamentar. Voorkomen is beter dan genezen. Voorkomen is beter dan spijt. Quiero agradecer a todos los fans por su apoyo. Ik wil alle fans bedanken voor hun steun. Ik wil alle fans bedanken voor hun steun. Ella me susurró que tenía hambre. Ze fluisterde me toe dat ze honger had. Ze fluisterde dat ik honger had. ¿Puede alguien abrir la puerta, por favor? Kan iemand de deur openmaken alsjeblieft? Kan iemand de deur opendoen, alsjeblieft? Llevo mucho tiempo esperando. Ik wacht al een hele tijd. Ik wacht al heel lang. Bésame. Kus me. Kus me. Esto no es una frase. Dit is geen zin. Dit is geen zin. Meta el paraguas mojado en esta bolsa, por favor. Stop de natte paraplu in deze tas, alsjeblieft. Stop de natte paraplu in deze tas, alsjeblieft. ¡Decid algo! Zeg iets. Zeg iets. Me gusta esta silla. Deze stoel bevalt me. Ik vind deze stoel leuk. Ésta es la casa donde el poeta pasó su infancia. Dit is het huis waarin de dichter zijn kindertijd heeft doorgebracht. Dit is het huis waar de dichter zijn jeugd doorbracht. ¿El cuarto es lo suficientemente grande? Is de kamer groot genoeg? Is de kamer groot genoeg? Tom tiene muchos amigos en Boston. Tom heeft veel vrienden in Boston. Tom heeft veel vrienden in Boston. Mi jardín es pequeño. Mijn tuin is klein. Mijn tuin is klein. Tengo dificultad para concentrarme. Ik kan me niet gemakkelijk concentreren. Ik kan me moeilijk concentreren. Tu casa es tres veces más grande que la mía. Uw huis is drie maal zo groot als het mijne. Jouw huis is drie keer zo groot als het mijne. Lloró mientras leía la carta. Ze weende terwijl ze de brief las. Hij huilde terwijl hij de brief las. Tenemos cuatro conejos, y uno de ellos muerde. We hebben vier konijnen, één ervan bijt. We hebben vier konijnen en een van hen bijt. Puedo tocar Chopin. Ik kan Chopin spelen. Ik kan Chopin spelen. Él volvió de Holanda en junio. In juni is hij teruggekomen uit Nederland. Hij kwam terug uit Nederland in juni. ¿Qué prefieres, las manzanas o los plátanos? Wat hebt ge liefst, appels of bananen? Wat heb je liever, appels of bananen? ¿Es usted chino, señor? Bent u Chinees, mijnheer? Bent u Chinees, meneer? Me pregunto qué está mal. Ik vraag me af wat er mis is. Ik vraag me af wat er mis is. El señor Smith todavía no ha aparecido aunque prometió que vendría. Mijnheer Smith heeft zich nog niet laten zien, hoewel hij beloofd heeft te komen. Mr Smith is er nog niet, ook al beloofde hij dat hij zou komen. Ese color no va conmigo. Die kleur staat me niet. Die kleur past niet bij mij. ¿Me permite presentarme? Mag ik mij voorstellen? Mag ik me even voorstellen? Esta fruta sabe mal. Deze vrucht smaakt slecht. Dit fruit smaakt slecht. No había nadie ahí. Er was niemand daar. Er was niemand. ¿Qué es el regalo de Navidad que le vamos a dar? Wat is het kerstcadeau dat we haar geven? Wat is het kerstcadeau dat we hem geven? En cuanto a mí, me encanta la primavera. Nunca me gustó el verano. Ik zelf hou erg van de lente, ik heb nooit van de zomer gehouden. Wat mij betreft, ik hou van de lente, ik heb nooit van de zomer gehouden. No quiero ir al cole. Ik wil niet naar school. Ik wil niet naar school. Tu ingles es perfecto. Jouw Engels is perfect. Je Engels is perfect. ¿Cuántos años tiene este zoológico? Hoe oud is deze dierentuin? Hoe oud is deze dierentuin? ¿Quién compra este tipo de arte? Wie koopt dit soort kunst? Wie koopt dit soort kunst? Estoy muy impresionado con tu trabajo. Ik ben erg onder de indruk van je werk. Ik ben erg onder de indruk van je werk. Ella dejó de fumar. Ze is gestopt met roken. Ze stopte met roken. La granada explotó en las manos del soldado. De handgranaat explodeerte in de handen van de soldaat. De granaat ontplofte in de handen van de soldaat. Me gusta jugar con las palabras. Ik hou ervan met woorden te spelen. Ik speel graag met woorden. Me partí el culo cuando me contaron el chiste. Ik heb me rot gelachen, toen ze mij die grap vertelde. Ik brak mijn kont toen ze me de grap vertelden. Eres muy bonita. Je bent heel mooi. Je bent zo mooi. No quiero que Tom vea esto. Ik wil niet dat Tom dit ziet. Ik wil niet dat Tom dit ziet. La semana que viene me voy de vacaciones. Volgende week ga ik op vakantie. Volgende week ga ik op vakantie. Me estuve convenciendo a mí mismo de que todo terminaría pronto. Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn. Ik overtuigde mezelf dat het snel voorbij zou zijn. Tom tiene un iPhone. Tom heeft een iPhone. Tom heeft een iPhone. Trabajo en una gasolinera. Ik werk in een benzinestation. Ik werk bij een tankstation. Estoy en la India. Ik ben in India. Ik ben in India. Después de un par de minutos empecé a perder interés en la conversación. Na enige minuten begon ik interesse in het gesprek te verliezen. Na een paar minuten begon ik interesse in het gesprek te verliezen. Habla el francés de corrido. Hij spreekt vloeiend Frans. Dit is de Fransman. Tenemos dos gatos; uno es blanco y el otro negro. We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart. We hebben twee katten, de ene is wit en de andere is zwart. Yo estoy de acuerdo. Ik ben het ermee eens. Daar ben ik het mee eens. ¿Qué tan ancho es este río? Hoe breed is deze rivier? Hoe breed is deze rivier? María y yo planeamos tener dos hijos. Mary en ik zijn van plan twee kinderen te krijgen. Maria en ik waren van plan om twee kinderen te krijgen. El gato duerme encima de la mesa. De kat slaapt op de tafel. De kat slaapt op de tafel. Relajémonos. Laten we relaxen. Laten we ons ontspannen. Mi auto quema mucho combustible. Mijn auto verbruikt veel benzine. Mijn auto brandt veel brandstof. Soy turca. Ik ben Turkse. Ik ben Turks. Su bicicleta es mejor que la mía. Haar fiets is beter dan de mijne. Zijn fiets is beter dan de mijne. Está prohibido fumar en esta estación. Roken is verboden in dit station. Roken is verboden op dit station. El problema es que no tenemos suficiente dinero. Het probleem is dat we niet genoeg geld hebben. Het probleem is dat we niet genoeg geld hebben. No te necesito aquí. Ik heb je hier niet nodig. Ik heb je hier niet nodig. Ahora puedo hacerlo por mí mismo. Ik kan het nu zelf doen. Nu kan ik het zelf doen. ¿Tengo que abrir todo? Moet ik alles opendoen? Moet ik alles openmaken? Quedaos sentados, por favor. Blijf zitten alstublieft. Blijf zitten, alsjeblieft. Hay una cosa que debo decirle. Er is iets wat ik je moet zeggen. Ik moet u iets vertellen. Bill está nervioso por el examen. Bill is zenuwachtig voor het examen. Bill is nerveus over het examen. Ella lo quiere. Ze wil hem. Ze wil het. Ha nevado toda la noche. Het heeft de hele nacht gesneeuwd. Het heeft de hele nacht gesneeuwd. ¿Todavía no te has decidido? Heb je nog niet besloten? Heb je nog niet besloten? La bebé puede caminar. De baby kan lopen. De baby kan lopen. Uno no puede esperarse todo de los colegios. Je kan niet alles van de scholen verwachten. Je kunt niet alles van school verwachten. Sé que el dinero no lo es todo. Ik weet dat geld niet alles is. Ik weet dat geld niet alles is. Sol y lluvia, arco iris. Zon en regen, regenboog. Zon en regen, regenboog. Una abeja zumba. Een bij zoemt. Een Zumba-bij. ¿Qué clase de pregunta es esa? ¿De verdad esperas que responda? Wat voor een vraag is dat? Verwacht je echt dat ik daar antwoord op geef? Wat is dat voor vraag, verwacht je echt dat ik antwoord? Me gustan mucho los perros. Ik hou erg van honden. Ik hou echt van honden. Hablé despacio para que ellos pudieran entenderme. Ik sprak traag, opdat ze me konden verstaan. Ik sprak langzaam zodat ze me konden begrijpen. Mi mejor amiga baila bien. Mijn beste vriendin danst goed. Mijn beste vriendin danst goed. Su hermano mayor tiene dos años más que yo. Haar oudere broer is twee jaar ouder dan ik. Zijn oudere broer is twee jaar ouder dan ik. Estaremos ahí a las dos y media. We zullen er om half drie zijn. We zijn er om half twee. Puede que ella venga mañana. Misschien komt ze morgen. Misschien komt ze morgen. Voy a Estados Unidos por avión. Ik ga met het vliegtuig naar Amerika. Ik vlieg per vliegtuig naar Amerika. Nuestra escuela está muy cerca del parque. Onze school is heel dicht bij het park. Onze school is vlakbij het park. ¡Buen viaje! Heb een goede reis! Goeie reis. Sus vestidos están fuera de moda. Haar kleren zijn uit de mode. Haar jurken zijn uit de mode. Tom te mintió. Tom loog tegen je. Tom heeft tegen je gelogen. El señor Wang es chino. Mijnheer Wang is een Chinees. Mr Wang is Chinees. Vi una silueta acercándose. Ik zag een silhouet naderen. Ik zag een silhouet naderen. Escogí una bandera incorrecta por un malentendido. Door een misverstand heb ik een verkeerde vlag gekozen. Ik koos een verkeerde vlag voor een misverstand. Este verano iremos a la montaña y al mar. Deze zomer zullen we naar de bergen gaan en naar zee. Deze zomer gaan we naar de berg en de zee. No he ido nunca a los Estados Unidos. Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest. Ik ben nog nooit in Amerika geweest. Él pagó con una tarjeta de crédito. Hij betaalde met een creditcard. Hij betaalde met een creditcard. El problema es que él no tiene dinero. Het probleem is dat hij geen geld heeft. Het probleem is dat hij geen geld heeft. Teníamos miedo de perder el tren. We hadden schrik dat we de trein zouden missen. We waren bang dat we de trein zouden missen. ¿Hay carne en esta comida? Zit er vlees in dit eten? Zit er vlees in dit eten? Islandia pertenecía a Dinamarca. IJsland heeft ooit toebehoord aan Denemarken. IJsland behoorde tot Denemarken. La luna no es de nadie. De maan is van niemand. De maan is van niemand. Bajó nuestra televisión al sótano. Hij bracht ons tv-toestel naar de kelder. Hij heeft onze tv naar de kelder gebracht. Usted tiene unos labios hermosos. U heeft mooie lippen. Je hebt prachtige lippen. Un minuto. Een minuut. Wacht even. Me interesan esas películas científicas. Die wetenschappelijke films interesseren mij. Ik ben geïnteresseerd in die wetenschappelijke films. Podría haber hecho mejor que él. Ik had het beter kunnen doen dan hij. Ik had beter kunnen doen dan hij. No tengo coraje de pedir un aumento. Ik heb niet het lef om een loonsverhoging te vragen. Ik heb niet het lef om opslag te vragen. ¿Quién corre más rápido, Yumi o Keiko? Wie loopt het snelst, Jumi of Keiko? Wie rent er sneller, Yumi of Keiko? Eso no es seguro. Dat is niet veilig. Dat is niet veilig. Me gustaría vivir en Nueva York. Ik zou graag in New York willen wonen. Ik zou graag in New York wonen. Tom estuvo en cama enfermo el domingo pasado. Afgelopen zondag lag Tom ziek op bed. Tom lag afgelopen zondag ziek in bed. Mi hermano es ingeniero. Mijn broer is ingenieur. Mijn broer is een ingenieur. Tom no sabe la diferencia entre Letonia y Lituania. Tom kent het verschil tussen Letland en Litouwen niet. Tom weet het verschil niet tussen Letland en Litouwen. Él es fotógrafo profesional. Hij is beroepsfotograaf. Hij is een professionele fotograaf. Perdóneme, por favor. Vergeef me alsjeblieft. Vergeef me, alsjeblieft. Nunca dejo de recordar mis días felices en el campo cuando veo esta foto. Steeds wanneer ik naar deze foto kijk, herinner ik me die gelukkige dagen op het platteland. Ik blijf maar denken aan mijn gelukkige dagen op het platteland als ik deze foto zie. ¿Sabe ella tu número de teléfono? Kent zij uw telefoonnummer? Weet ze je telefoonnummer? Hola. ¿En qué puedo ayudarlo? Hallo. Waarmee kan ik u helpen? Hallo. Wat kan ik voor u doen? No todo animal es bueno. Niet ieder dier is goed. Niet elk dier is goed. Quisiera algún día visitar Inglaterra. Ik wil ooit graag Engeland bezoeken. Ik wil op een dag Engeland bezoeken. Mi tía vive en Nueva York. Mijn tante woont in New York. Mijn tante woont in New York. Él decidió ser profesor. Hij besliste leraar te worden. Hij besloot professor te worden. Que en paz descanse. Rust in vrede. Moge hij rusten in vrede. Yo soy Jorge. Ik ben Jorge. Ik ben Jorge. Desconecta el enchufe. Trek de stekker eruit. Zet de stekker uit. ¿Sinceramente piensas ganar? Denk je echt dat je gaat winnen? Wil je echt winnen? Tienes buena memoria. Ge hebt een goed geheugen. Je hebt een goed geheugen. No comimos carne durante unos días. We hebben enkele dagen geen vlees gegeten. We hebben een paar dagen geen vlees gegeten. No, no entiendo a la señora Kunze. Neen, ik begrijp mevrouw Kunze niet. Nee, ik begrijp Mrs Kunze niet. ¿Cómo funciona Internet? Hoe werkt internet? Hoe werkt het internet? Preséntame a alguna chica hermosa. Stel me eens voor aan een of ander knap meisje. Stel me voor aan een mooi meisje. ¿Puedo dormir en el sofá? Kan ik op de sofa slapen? Mag ik op de bank slapen? Mi ciclo menstrual es irregular. Mijn menstruatiecyclus is onregelmatig. Mijn menstruatiecyclus is onregelmatig. Uno no puede hacer muchas cosas a la vez. Iemand kan niet veel dingen tegelijkertijd doen. Je kunt niet veel tegelijk doen. No soy ningún pájaro ni ninguna red me entrampa; yo soy un ser humano libre con una voluntad independiente. Ik ben geen vogel, en geen net verstrikt me; ik ben een vrij mens met een onafhankelijke wil. Ik ben geen vogel of net; ik ben een vrij mens met een onafhankelijke wil. ¿Alguna vez la has oído cantar en el escenario? Heb je haar ooit horen zingen op het podium? Heb je haar ooit horen zingen op het podium? Tengo un scooter. Ik heb een scooter. Ik heb een scooter. La población de China es ocho veces mayor que la de Japón. De bevolking in China is acht keer groter dan die in Japan. De bevolking van China is acht keer zo groot als die van Japan. Todos quieren conocerte. ¡Eres famoso! Iedereen wil u kennen. Gij zijt beroemd! Iedereen wil je ontmoeten. Je bent beroemd. Ella es muy mala para el tenis. Ze is best slecht in tennis. Ze is te slecht voor tennis. Estudio en el extranjero. Ik studeer in het buitenland. Ik studeer in het buitenland. Ella fue al cine hace algunos días. Voor enkele dagen is ze naar de bioscoop geweest. Ze ging een paar dagen geleden naar de film. ¿Hay mucha demanda para estos productos? Is er veel vraag naar deze goederen? Is er veel vraag naar deze producten? Fue urgente. Het was dringend. Het was dringend. Ella decidió casarse con Tom. Ze besloot met Tom te trouwen. Ze besloot met Tom te trouwen. Quisiera estrangular a Tom. Ik zou Tom graag wurgen. Ik wil Tom wurgen. Él se puso de pie. Hij ging staan. Hij stond op. Yo crecí en este vecindario. Ik ben opgegroeid in deze buurt. Ik ben opgegroeid in deze buurt. Es un error de tipeo. Disculpe. Het is een tikfout. Sorry. Het is een typefout. Hay una bolsa sobre el escritorio. Er staat een tas op het bureau. Er ligt een zak op het bureau. He guardado el dinero en la caja fuerte. Ik heb het geld in de kluis gedaan. Ik heb het geld in de kluis bewaard. Digas lo que digas, yo me casaré con ella. Wat ge ook zegt, ik zal met haar trouwen. Wat je ook zegt, ik trouw met haar. Tengo un problema aquí. Ik heb hier een probleem. Ik heb hier een probleem. Tom no sabe cuánto pesa Mary. Tom weet niet hoeveel Mary weegt. Tom weet niet hoeveel Mary weegt. ¿Piensas que yo estoy hecho de dinero? Denk je dat het geld mij op de rug groeit? Denk je dat ik van geld gemaakt ben? La adicción es uno de los problemas de la juventud de nuestros días. Verslaving is een van de problemen van de jeugd van deze tijd. Verslaving is een van de jeugdproblemen van deze tijd. Suiza es un país neutral. Zwitserland is een neutraal land. Zwitserland is een neutraal land. La ciudad fue bombardeada por aviones enemigos. De stad werd gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen. De stad werd gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen. Bill se levantó temprano para tomar el primer tren. Bill stond vroeg op om de eerste trein te halen. Bill stond vroeg op om de eerste trein te nemen. Él rompió la ventana a propósito. Hij heeft expres het raam gebroken. Hij brak expres het raam. ¿Puede darme una de éstas? Kun je mij een van deze geven? Mag ik er zo eentje? Mi padre no comió. Mijn vader heeft niet gegeten. Mijn vader heeft niet gegeten. Vamos, todo irá bien. Komaan, alles komt goed. Kom op, het komt wel goed. Ya no la amo. Ik hou niet meer van haar. Ik hou niet meer van haar. Me han robado mi videocámara. Mijn camcorder is gestolen. M'n camcorder is gestolen. Hoy hace bueno. Vandaag is het mooi weer. Vandaag is goed. Él es de Francia. Hij komt uit Frankrijk. Hij komt uit Frankrijk. ¿Qué tengo que traer? Wat moet ik brengen? Wat moet ik meenemen? ¿Cómo puede ser tan ingenuo? Hoe kan hij zo naïef zijn? Hoe kan hij zo naïef zijn? ¡Pero qué pícaros sois! Wat zijn jullie toch een bengels! Jullie zijn een stelletje sukkels. Yo quería ayudarte. Ik wilde u helpen. Ik wilde je helpen. Turquía era más fuerte que Grecia. Turkije was sterker dan Griekenland. Turkije was sterker dan Griekenland. Me gustan los gatos. Ik hou van katten. Ik hou van katten. Yo usualmente leo mientras como. Gewoonlijk lees ik terwijl ik eet. Ik lees meestal terwijl ik eet. Decime qué estás viendo en esa imagen. Zeg me wat je op deze prent ziet. Vertel me wat je op dat beeld ziet. Realmente me gusta la cocina francesa. Ik hou echt van de Franse keuken. Ik hou echt van de Franse keuken. Estás cansado, ¿verdad? Je bent moe, nietwaar? Je bent moe, hè? Ella pidió ayuda, pero nadie vino. Ze vroeg om hulp, maar er kwam niemand. Ze vroeg om hulp, maar niemand kwam. Ven a mí o yo iré hacia ti. Kom naar mij of ik kom naar u. Kom naar me toe of ik kom naar je toe. Él no era consciente de su propio error. Hij was zich niet bewust van zijn eigen fout. Hij was zich niet bewust van zijn eigen fout. He ido una vez a Kioto. Ik ben een keer naar Kioto gegaan. Ik ben ooit naar Kyoto geweest. Todos los derechos están limitados por los derechos de los demás. Alle rechten worden beperkt door de rechten van anderen. Alle rechten zijn beperkt door de rechten van anderen. He leído todas sus novelas. Ik heb al zijn romans gelezen. Ik heb al zijn romans gelezen. Lárgate. Estoy ocupada. Ga weg. Ik heb het druk. Ga weg, ik heb het druk. Tiene una camisa negra. Hij heeft een zwart hemd. Hij heeft een zwart shirt aan. Nos preguntamos por qué. We vragen ons af waarom. We vragen ons af waarom. Prefiero ser pobre que rico. Ik ben liever arm dan rijk. Ik ben liever arm dan rijk. Su hermana mayor se casó el mes pasado. Haar oudere zus is afgelopen maand getrouwd. Haar oudere zus is vorige maand getrouwd. Después viene su turno. Volgende keer is het uw beurt. Dan is hij aan de beurt. No, no he ido. Neen, ik ben niet gegaan. Nee, dat ben ik niet. Jugar al baloncesto es divertido. Basketbal spelen is leuk. Basketbal is leuk. Ese viejo es, por decirlo así, un diccionario caminante. Die oude man is, bij wijze van spreken, een wandelend woordenboek. Die oude man is als het ware een wandelend woordenboek. Nadie sabía dónde estaba. Niemand wist waar ze was. Niemand wist waar ik was. Perdón si la comida no estaba rica. Neem me niet kwalijk als het eten niet smakelijk was. Sorry dat het eten niet lekker was. No hay mejor salsa que el hambre. Honger is de beste saus. Er is geen betere saus dan honger. ¿Le he hecho esperar mucho? Heb ik u lang laten wachten? Heb ik u lang laten wachten? Tom no puede aceptar la verdad. Tom kan de waarheid niet accepteren. Tom kan de waarheid niet accepteren. Nos quedamos dos semanas en Londres. We zijn twee weken in Londen gebleven. We bleven twee weken in Londen. ¿Qué libro es este? Welk boek is dit? Welk boek is dit? Me gusta el té. Ik hou van thee. Ik hou van thee. Fue bueno mientras duró. Het was leuk zolang het duurde. Het was goed zolang het duurde. Vive pobre, pero vive libre. Leef arm maar leef vrij. Hij leeft arm, maar hij leeft vrij. ¿Puedo hacerte una pregunta? Mag ik je iets vragen? Mag ik je iets vragen? Tengo dos gatas. Ik heb twee katten. Ik heb twee katten. Ella es hermosa. Zij is knap. Ze is prachtig. Debo llevar otro paquete más a la oficina de correos. Ik moet nog een pakje naar de post brengen. Ik moet nog een pakketje naar het postkantoor brengen. Tengo pensado permanecer allí una semana. Ik ben van plan daar een week te blijven. Ik ben van plan daar een week te blijven. ¿Eso es todo lo que compraste? Is dat alles wat je gekocht hebt? Is dat alles wat je hebt gekocht? Hay mucho que hacer. Er blijft nog veel te doen. Er is veel te doen. Quiero conocerla. Ik wil haar leren kennen. Ik wil haar ontmoeten. Cuando la vida te presente razones para llorar, demuéstrale que tienes mil y una razones para reír. Als het leven je redenen geeft om te huilen, laat het leven zien dat je duizend en een redenen hebt om te lachen. Als het leven je reden geeft om te huilen, laat hem dan zien dat je duizend redenen hebt om te lachen. ¡Piensa positivamente! Denk positief! Denk positief! Tom tiene el pelo rubio y los ojos verdes. Tom heeft blond haar en groene ogen. Tom heeft blond haar en groene ogen. Tengo otro amigo en China. Ik heb nog een vriend in China. Ik heb nog een vriend in China. Él trató de resolver el problema. Hij probeerde het probleem op te lossen. Hij probeerde het probleem op te lossen. Tuvimos una reunión secreta. Wij hadden een geheime ontmoeting. We hadden een geheime vergadering. Los niños se lavan las piernas. De kinderen wassen hun benen. De kinderen wassen hun benen. ¿Qué dirías si estuvieras en mi lugar? Wat zou jij zeggen als je mij was? Wat zou je zeggen als je in mijn schoenen stond? Planché el pañuelo. Ik heb de hoofddoek gestreken. Ik heb de zakdoek gestreken. Sólo quería hablar con ella. Ik wilde gewoon met haar praten. Ik wilde alleen maar met haar praten. No conozco a todos mis estudiantes. Ik ken niet al mijn studenten. Ik ken niet al mijn studenten. Él cogió un espejo y se miró la lengua. Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong. Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong. Ella no está consciente de su pecado. Ze is zich van haar zonde niet bewust. Ze is zich niet bewust van haar zonde. Voy a pasar el fin de semana en Kanazawa. Ik ga het weekeinde in Kanazawa doorbrengen. Ik breng het weekend door in Kanazawa. Te rompiste el brazo. Je hebt je arm gebroken. Je hebt je arm gebroken. ¡No juegues con sus sentimientos! Speel niet met haar gevoelens! Speel niet met z'n gevoelens. Hemos permanecido allí por tres meses. We zijn daar drie maanden gebleven. We zitten daar al drie maanden. Esta es mi muñeca. Dit is mijn pop. Dit is mijn pop. Está demasiado alto. Het is te luid. Het is te hoog. Tom es político. Tom is een politicus. Tom is een politicus. María tiene el pelo largo. Maria heeft lang haar. Maria heeft lang haar. Soy médico. Ik ben arts. Ik ben een dokter. ¿Le parece bien si abro la puerta? Vindt u het goed als ik de deur opendoe? Mag ik de deur opendoen? A la policía le es muy sencillo comprender que alguien ha robado mi tarjeta de crédito y se ha llevado una enorme cantidad de dinero. Es mucho más difícil hacerles comprender que "alguien ha robado mi espada mágica." De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft." Het is heel eenvoudig voor de politie om te begrijpen dat iemand mijn creditcard heeft gestolen en een enorme hoeveelheid geld heeft gestolen. Het is veel moeilijker om ze te laten begrijpen dat "iemand mijn magische zwaard heeft gestolen." ¿Y ahora? En nu? En nu? La entrevista de trabajo fue tan bien que consiguió el puesto. Het sollicitatiegesprek verliep zo goed dat hij de baan kreeg. Het sollicitatiegesprek ging zo goed dat hij de baan kreeg. Llueve. Het regent. Het regent. Ella es solo una niña. Ze is net een kind. Ze is nog maar een kind. ¿Ayudaste a tu madre? Hebt ge mama geholpen? Heb je je moeder geholpen? Si mañana llueve, quedémonos en casa. Laten we thuis blijven als het morgen regent. Als het morgen regent, blijven we thuis. Tengo un montón de problemas que resolver. Ik heb een heleboel problemen om op te lossen. Ik heb een hoop problemen op te lossen. No tiene la habilidad para dirigir ese grupo. Hij heeft niet het vermogen om leiding te geven aan die groep. Hij is niet in staat om die groep te leiden. Vienen en formas diversas. Ze komen in verschillende gedaanten voor. Ze komen in verschillende vormen. ¿Cuándo sucedió el incidente? Wanneer heeft de episode plaatsgevonden? Wanneer is het incident gebeurd? Hola, Susan. ¿Cómo te va? Dag Susan. Hoe gaat het? Hoi, Susan. Hoe gaat het? Vine a Tokio hace tres años y he estado viviendo aquí desde entonces. Ik ben drie jaar geleden naar Tokio gekomen en sindsdien woon ik hier. Ik ben drie jaar geleden naar Tokio gekomen en ik woon hier sindsdien. Él conoce la verdad. Hij kent de waarheid. Hij kent de waarheid. Estoy muy ocupado, así que no contéis conmigo. Ik heb het erg druk, reken dus niet op mij. Ik heb het erg druk, dus reken niet op mij. ¡Vete! Ga weg! Ga weg. Prefiero el café. Ik heb liever koffie. Ik heb liever koffie. El hombre es el único animal que puede hablar. De mens is het enige dier dat in staat is te spreken. De mens is het enige dier dat kan praten. Estudiar es la labor del estudiante. Studeren is het werk van de student. Studeren is het werk van de student. Sopló un viento fuerte. Er stond een straffe wind. Hij blies een sterke wind. No tengo nada que hacer por el momento. Ik hoef niets te doen op dit moment. Ik heb op dit moment niets te doen. Ya no es más la mujer alegre que era antes. Zij is niet meer de vrolijke vrouw die ze vroeger was. Ze is niet meer de vrolijke vrouw die ze was. No está lejos del hotel. Het is niet ver van het hotel. Hij is niet ver van het hotel. Ellos le pagan bien a Tom. Ze betalen Tom goed. Ze betalen Tom goed. Ella llenó el vaso de vino. Ze vulde het glas met wijn. Ze vulde het glas wijn. La inocencia es una cosa hermosa. Onschuld is een schone zaak. Onschuld is een mooi ding. El país le declaró la guerra a su vecino. Het land heeft de oorlog verklaard aan zijn buurland. Het land verklaarde de oorlog aan zijn buurman. No puedo hacerlo. Ik kan dat niet doen. Ik kan het niet. Él sabe mucho de las mariposas. Hij weet veel over vlinders. Hij weet veel over vlinders. No tengo tanto dinero como él. Ik heb niet zoveel geld als hij. Ik heb niet zoveel geld als hij. Ella entiende que todo es cuestión de dinero. Ze is van mening dat alles een kwestie van geld is. Ze begrijpt dat het allemaal om geld gaat. ¿La cena está lista? Is het avondeten klaar? Is het eten klaar? Si quieres, puedo volver. Als je het wilt, kan ik terug komen. Als je wilt, kan ik terugkomen. Si conociera su dirección, le escribiría. Ik zou hem schrijven als ik zijn adres wist. Als ik zijn adres wist, zou ik hem schrijven. Ellos no ingieren alcohol. Zij drinken geen alcohol. Ze drinken geen alcohol. Desde entonces no tuvo más dinero. Daarna had hij geen geld meer. Sindsdien heeft hij geen geld meer. María. Este es mi nombre. Maria. Dit is mijn naam. Mary, dit is mijn naam. Él no puede ayudarte. Hij kan je niet helpen. Hij kan je niet helpen. Parece que Tom trata de alentar las negociaciones. Het ziet eruit alsof Tom de onderhandelingen probeert te vertragen. Het lijkt erop dat Tom de onderhandelingen probeert aan te moedigen. No quiero azúcar. Ik wil geen suiker. Ik wil geen suiker. No preguntes lo que piensan. Pregunta lo que hacen. Vraag niet wat ze denken. Vraag wat ze doen. Vraag niet wat ze denken, maar wat ze doen. Me he mordido en la lengua hasta hacerla sangrar. Ik heb in mijn tong gebeten tot ze bloedde. Ik heb in m'n tong gebeten tot ze bloedde. La mayoría de la gente escribe sobre su vida cotidiana. De meeste mensen schrijven over hun dagelijks leven. De meeste mensen schrijven over hun dagelijks leven. Soy mil veces más inteligente que ella. Ik ben duizend maal intelligenter dan zij. Ik ben duizend keer slimmer dan zij. Él es mi hermano, no mi padre. Hij is mijn broer, niet mijn vader. Hij is mijn broer, niet mijn vader. Me pregunto, a quién puedo invitar. Ik vraag mij af, wie ik zou uitnodigen. Ik vraag me af wie ik mag uitnodigen. Tendrán una fiesta mañana. Ze hebben een feest morgen. Ze hebben morgen een feestje. Creo que es lo único que puedo hacer por tí. Ik geloof dat dit het enige is wat ik voor je kan doen. Ik denk dat dat alles is wat ik voor je kan doen. Esta sala estaba llena de gente. Deze zaal was vol mensen. Deze kamer zat vol met mensen. ¿Qué quieres decir con eso? Wat wil je daarmee zeggen? Wat bedoel je daarmee? Fue mi error. Het was mijn fout. Het was mijn fout. ¿Dices eso en serio? Meen je dat echt? Meen je dat? ¿Está usted ocupado ahora? Bent u momenteel bezig? Heb je het druk? El tipo siempre está pidiéndole dinero a sus padres. Die gast vraagt altijd maar geld aan zijn ouders. Hij vraagt altijd om geld van zijn ouders. Ha estudiado Derecho en Harvard. Hij studeerde rechten aan Harvard. Hij heeft rechten gestudeerd aan Harvard. Por favor, abre la botella. Open de fles alsjeblieft. Alsjeblieft, open de fles. Él me pidió que hablase más despacio. Hij verzocht me langzamer te spreken. Hij vroeg me om langzamer te praten. Tom espera verte en octubre. Tom hoopt je in oktober te zien. Tom verwacht je in oktober te zien. Él ha nacido para ser ingeniero. Hij is een geboren ingenieur. Hij is geboren om ingenieur te worden. Todos piensan en cambiar el mundo, pero nadie piensa en cambiarse a sí mismo. Iedereen denkt erover om de wereld te veranderen, maar niemand denkt erover om zichzelf te veranderen. Iedereen wil de wereld veranderen, maar niemand wil zichzelf veranderen. Me habló un extraño en el autobús. Een vreemde sprak mij aan op de bus. Een vreemde sprak tegen me in de bus. A mí me gusta la luz de las velas. Ik hou van kaarslicht. Ik hou van kaarslicht. ¿Fuiste a Boston? Ben je naar Boston gegaan? Ben je naar Boston geweest? Ella es mi hermanastra. Ze is mijn halfzuster. Ze is mijn stiefzus. Ella trabajó duro. Ze werkte hard. Ze heeft hard gewerkt. Tira el dado. Gooi de teerling. Gooi de dobbelsteen weg. Somos estudiantes, por lo tanto, en su mayoría pobres. Wij zijn studenten, dus meestal arm. We zijn studenten, dus meestal arm. No me molesta levantarme a las seis. Ik vind het niet erg om om zes uur op te staan. Ik vind het niet erg om om zes uur op te staan. Tom sabe dónde vive Mary. Tom weet waar Maria woont. Tom weet waar Mary woont. La secretaria abrió el correo que había llegado esa mañana. De secretaresse opende de post welke die ochtend geleverd was. De secretaresse opende de post die die ochtend aankwam. Éste es mi auto. Dit is mijn auto. Dit is mijn auto. Este año el cumpleaños de mi Papá cae en un domingo. Mijn vaders verjaardag valt dit jaar op een zondag. Dit jaar valt mijn vaders verjaardag op een zondag. Ellos tienen plena confianza en su líder. Ze hebben het volste vertrouwen in hun leider. Ze hebben alle vertrouwen in hun leider. Ella no tiene muchos amigos en Kioto. Ze heeft niet veel vrienden in Kyoto. Ze heeft niet veel vrienden in Kyoto. Es un buen día para ser indigente. Het is een goede dag om dakloos te zijn. Het is een goede dag om dakloos te zijn. Su marido murió en un trágico accidente de tráfico. Haar man is in een tragisch auto-ongeval om het leven gekomen. Haar man stierf in een tragisch verkeersongeluk. ¿Qué ha hecho hoy? Wat hebt ge vandaag gedaan? Wat heeft hij vandaag gedaan? Eres el más alto. Jij bent de grootste. Jij bent de langste. Dile a donde debe ir. Zeg hem waar hij naartoe moet. Vertel hem waar hij heen moet. Él es un profesor experimentado. Hij is een ervaren lesgever. Hij is een ervaren leraar. Quien se daña su nariz se daña su cara. Wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf. Wie z'n neus beschadigt, doet z'n gezicht pijn. Cuando el renacuajo crece le desaparece la cola y le nacen patas. Als een kikkervisje groeit, verdwijnt de staart en worden de poten gevormd. Als het kikkervisje groeit, verdwijnt z'n staart en worden z'n poten geboren. Un momento, por favor. No cuelgue. Een ogenblikje alstublieft - blijf aan de lijn. Wacht even, hang alsjeblieft niet op. Eres demasiado bueno conmigo. Je bent te aardig voor mij. Je bent te aardig voor me. Logró escaparse. Het lukte hem te ontsnappen. Hij is ontsnapt. Te quiero. Ik zie u graag. Ik hou van je. Edison inventó la lámpara eléctrica. Edison heeft de elektrische lamp uitgevonden. Edison heeft de elektrische lamp uitgevonden. Estoy leyendo este libro. Ik ben dit boek aan het lezen. Ik lees dit boek. Él trabaja toda la noche y duerme todo el día. Hij werkt de gehele nacht en slaapt de gehele dag. Hij werkt de hele nacht en slaapt de hele dag. Ahora es el tiempo de actuar. Nu is de tijd om te handelen. Nu is het tijd om te handelen. Tom hizo que pintaran su casa este verano. Tom heeft deze zomer zijn huis laten verven. Tom liet zijn huis deze zomer schilderen. Un hombre debe ser honesto. Een man moet eerlijk zijn. Een man moet eerlijk zijn. No estoy seguro si es un niño o una niña. Ik ben niet zeker of het een jongen of een meisje is. Ik weet niet of het een jongen of een meisje is. Ese niño habla como si fuera un adulto. Die jongen spreekt alsof hij een volwassene is. Die jongen praat alsof hij volwassen is. Escriba su nombre en mayúsculas. Schrijf uw naam in hoofdletters. Schrijf uw naam in hoofdletters. Reposemos un rato bajo el árbol. Laten we even wat uitrusten onder de boom. Laten we een tijdje onder de boom blijven. No, gracias. Nee, bedankt. Nee, dank je. ¿Cuándo te mudaste a Berlín? Wanneer zijt ge naar Berlijn verhuisd? Wanneer ben je naar Berlijn verhuisd? No quiero ir sola. Ik wil niet alleen gaan. Ik wil niet alleen gaan. Este vino está delicioso. Deze wijn is erg lekker. Deze wijn is heerlijk. ¿Qué es un cínico? Un hombre que sabe el precio de todo y el valor de nada. Wat is een cynicus? Een man die van alles de prijs kent, maar van niets de waarde. Een man die de prijs van alles en de waarde van niets kent. Jim trae puesto un sombrero blanco. Jim draagt een witte hoed. Jim draagt een witte hoed. Sorprendimos a mi primo con una fiesta de cumpleaños. We verrasten mijn nicht met een verjaardagsfeestje. We verrasten mijn neef met een verjaardagsfeestje. Tú debiste de haberme contado la verdad. Je had me de waarheid moeten zeggen. Je had me de waarheid moeten vertellen. No puede ser cierto. Het kan niet waar zijn. Dat kan niet waar zijn. ¿Hablas georgiano? Spreek je Georgisch? Spreek je Georgisch? Estoy cansada y me quiero ir a la cama. Ik ben moe en ik wil naar bed gaan. Ik ben moe en ik wil naar bed. ¿Sabe usted dónde nació? Weet jij waar ze geboren is? Weet u waar hij geboren is? Vivir es un arte difícil. Leven is een moeilijke kunst. Leven is een moeilijke kunst. ¿Quiénes son ellos? Wie zijn zij? Wie zijn dat? Qué hermoso jardín. Wat een leuke tuin. Wat een prachtige tuin. Funafuti es la capital de Tuvalu. Funafuti is de hoofdstad van Tuvalu. Funafuti is de hoofdstad van Tuvalu. No puedo encontrar ni un solo error en su teoría. Ik kan geen enkele fout in haar theorie vinden. Ik kan geen enkele fout in uw theorie vinden. Yo sé que él me está observando. Ik weet dat hij me in het oog houdt. Ik weet dat hij naar me kijkt. Supón que tuvieras diez millones de yenes, ¿qué harías? Veronderstel dat ge tien miljoen yen zoudt hebben, wat zoudt ge doen? Stel dat je tien miljoen yen had, wat zou je dan doen? Desearía que él estuviera en nuestro equipo. Ik wens dat hij in ons team was. Ik wou dat hij in ons team zat. Él no es muy buen escritor, y creo que lo sabe. Hij is niet zo'n goed schrijver, en ik denk dat hij het weet. Hij is niet zo'n goede schrijver, en ik denk dat hij het weet. Patea lo más fuerte que puedas. Schop zo hard als je kunt. Schop zo hard als je kunt. ¿Dónde está el autobús? Waar is de bus? Waar is de bus? Hay una diferencia grande. Er is één groot verschil. Er is een groot verschil. Abrió la boca como si fuera a hablar, pero no dijo nada. Hij opende zijn mond, alsof hij zou spreken, maar zei niets. Hij opende zijn mond alsof hij ging praten, maar hij zei niets. ¡El esperanto es una lengua internacional y fácil! Esperanto is een internationale en gemakkelijke taal. Esperanto is een internationale en gemakkelijke taal! Ya han pasado dos semanas y no le he visto. Er zijn al twee weken voorbij, en ik heb u niet gezien. Het is al twee weken geleden en ik heb hem niet gezien. Debemos hacer algo para ayudar. We moeten iets doen om te helpen. We moeten iets doen om te helpen. No confiéis en él. Vertrouw hem niet. Vertrouw hem niet. Más de tres mil personas han puesto su firma para impedir la demolición de este inmueble histórico. Ruim drieduizend mensen hebben hun handtekening gezet om de sloop van dit historische pand tegen te houden. Meer dan 3000 mensen hebben hun handtekening geplaatst om de sloop van dit historische gebouw te voorkomen. Ella estuvo a punto de ser arrollada por un camión. Ze werd bijna overreden door een vrachtwagen. Ze stond op het punt aangereden te worden door een vrachtwagen. El policía debe decir "es la ley." De politieagent moet zeggen "Zo luidt de wet." De politie moet zeggen: "Het is de wet." A él le gusta ella. Hij houdt van haar. Hij vindt haar leuk. Yo soy menor que él. Ik ben jonger dan hij. Ik ben minderjarig dan hij. Voy a casa de mi amigo. Ik ga bij mijn vriend. Ik ga naar mijn vriend. ¿Te acuerdas del día en que vimos ese accidente? Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben? Weet je nog de dag dat we dat ongeluk zagen? No deja de sangrar. Het houdt niet op met bloeden. Hij bloedt steeds. Viví en Australia durante tres años. Ik heb drie jaar in Australië gewoond. Ik heb drie jaar in Australië gewoond. No me gusta la escuela. Ik vind school niet leuk. Ik hou niet van school. No tenemos agua. We hebben geen water. We hebben geen water. No tengo tiempo para leer este libro. Ik heb geen tijd om dit boek te lezen. Ik heb geen tijd om dit boek te lezen. ¡Hay que ver lo rápido que habla Tom! Hoe snel spreekt Tom toch! We moeten zien hoe snel Tom praat. Fueron a la estación en coche. Ze reden naar het station per auto. Ze reden met de auto naar het station. ¿Cómo fue tu fin de semana? Hoe was je weekend? Hoe was je weekend? Las mariposas tienen una vida corta. Vlinders leven niet lang. Vlinders hebben een kort leven. Ella tiene una hija pianista. Ze heeft een dochter die pianiste is. Ze heeft een pianiste dochter. ¿Jugaste béisbol ayer? Heb je gister baseball gespeeld? Heb je gisteren honkbal gespeeld? Su abuelo murió de cáncer hace un año. Zijn grootvader stierf een jaar geleden aan kanker. Haar grootvader stierf een jaar geleden aan kanker. No puedo soportar más el dolor. Ik kan de pijn niet meer uitstaan. Ik kan de pijn niet meer verdragen. Regaló todas sus muñecas. Ze gaf al haar poppen weg. Hij gaf al zijn poppen weg. No hay nada más aterrador que la muerte. Er is niets meer beangstigend dan de dood. Er is niets enger dan de dood. Ella es un poco tímida. Ze is een beetje verlegen. Ze is een beetje verlegen. Yo escribo muy a menudo contribuciones para Wikipedia. Ik schrijf zeer dikwijls bijdragen voor Wikipedia. Ik schrijf vaak bijdragen voor Wikipedia. Es la primera cosa que escribió mi padre. Het is het eerste dat mijn vader geschreven heeft. Dat is het eerste wat mijn vader schreef. Comparó la copia con el original. Hij vergeleek de kopie met het origineel. Hij vergeleek de kopie met het origineel. Dijo que ellos eran buenos amigos de ella. Ze zei dat ze goede vrienden van haar waren. Ze zei dat ze goede vrienden van haar waren. Cuéntame, ¿qué ha pasado? Vertel me, wat is er gebeurd? Vertel me, wat is er gebeurd? ¿Todavía tiene fiebre? Heeft ze nog koorts? Heeft hij nog koorts? Estoy pensando en irme a Alemania para estudiar medicina. Ik denk eraan om naar Duitsland te gaan om geneeskunde te studeren. Ik denk erover om naar Duitsland te gaan om medicijnen te studeren. Se parece a su madre. Hij lijkt op zijn moeder. Ze lijkt op haar moeder. ¡Muy romántico! Heel romantisch! Heel romantisch. Todos miramos por la ventana. We keken allemaal uit het raam. We kijken allemaal uit het raam. Él no será capaz de hacer el trabajo. Hij zal het werk niet aankunnen. Hij zal niet in staat zijn om het werk te doen. Él trató de resolver el problema que encontraba muy difícil. Hij probeerde het vraagstuk op te lossen, dat hij heel moeilijk vond. Hij probeerde het probleem op te lossen dat hij heel moeilijk vond. Una nueva filial se abrirá en Chicago el próximo mes. Volgende maand wordt er een nieuw filiaal in Chicago geopend. Een nieuwe dochteronderneming opent zich volgende maand in Chicago. Mary pensó que no debía hacerlo. Mary vond dat ze het niet had moeten doen. Mary vond dat ik het niet moest doen. Estoy vendiendo mi coche con pérdida. Ik verkoop mijn auto met verlies. Ik verkoop mijn auto met verlies. Él perdió la vista. Hij heeft zijn gezichtsvermogen verloren. Hij verloor zijn zicht. Nancy no juega al tenis. Nancy speelt geen tennis. Nancy speelt geen tennis. En España tanto el topless como el nudismo son legales. In Spanje is zowel topless zijn als nudisme legaal. In Spanje zijn topless en nudisme legaal. Todo lo que puede ser malentendido será malentendido. Alles wat verkeerd kan worden begrepen, zal verkeerd worden begrepen. Alles wat een misverstand kan zijn, is een misverstand. ¿Dejo la luz encendida? Moet ik het licht aanlaten? Zal ik het licht aan laten? ¿Estás interesado en flores? Interesseer je je voor bloemen? Ben je geïnteresseerd in bloemen? No he dormido bien. Ik heb niet goed geslapen. Ik heb niet goed geslapen. ¡Te extraño mucho, amor! Ik mis je erg, mijn liefste! Ik mis je zo erg, schat. Es casi medianoche aquí. Hier is het bijna middernacht. Het is bijna middernacht hier. Si puedes, ven con nosotros. Kom met ons mee als je kunt. Als je kunt, kom dan met ons mee. Él es un niño malcriado. Hij is een bedorven kind. Hij is een verwend kind. En EE.UU. me confunden a menudo con un chino. In de VS nemen ze me dikwijls voor een Chinees. In Amerika word ik vaak verward met een Chinees. Creo que este libro es fácil. Ik denk dat dit boek makkelijk is. Ik denk dat dit boek makkelijk is. El joven salvó a la niña de ahogarse. De jongeman redde het meisje van verdrinking. De jongeman redde het meisje om te verdrinken. Hasta ahora no he ido allá. Tot nu toe ben ik daar niet geweest. Tot nu toe ben ik daar nog niet geweest. ¿Cómo puedes tener un ordenador portátil y no un móvil? Hoe kunt u een laptop hebben, maar geen mobieltje? Hoe kun je een laptop hebben en geen mobiele telefoon? Yo voy a la escuela andando. Ik ga te voet naar school. Ik loop naar school. "¿Qué hora es?" "Son las diez y media." "Hoe laat is het?" "Het is half elf." "Hoe laat is het?" "Het is half tien." Tom nunca ha oído cantar a Mary. Tom heeft Mary nog nooit horen zingen. Tom heeft Mary nog nooit horen zingen. Aquí hay una manzana. Hier is een appel. Hier is een appel. Tom ya llegó a Boston. Tom is al in Boston aangekomen. Tom is al in Boston. No como carne. Ik eet geen vlees. Ik eet geen vlees. Ellos tendieron una emboscada al enemigo. Ze voerden een verrassingsaanval uit op de vijand. Ze hebben de vijand in een hinderlaag gelokt. Platón es mi amigo, pero la verdad vale más para mí. Plato is mijn vriend, maar de waarheid is mij meer waard. Plato is mijn vriend, maar de waarheid is meer waard voor mij. Me ha ayudado mucho. Het heeft me erg geholpen. Het heeft me echt geholpen. ¿Cuál es su programa de televisión favorito? Welk is uw favoriete televisieprogramma? Wat is je favoriete tv-show? ¡Contesta! Antwoord. Geef antwoord. Hasta donde yo sé, esta es la edición más nueva. Voor zover ik weet is dit de meest recente editie. Voor zover ik weet is dit de nieuwste editie. Esos son restos del almuerzo. Dat zijn de restjes van de lunch. Dat zijn resten van de lunch. ¿Quién juega al golf? Wie speelt er golf? Wie speelt er golf? Él se retiró de la reunión sin ser notado. Onopgemerkt verliet hij de vergadering. Hij trok zich onopgemerkt terug uit de vergadering. Después de tener sexo anal con mi novia, usualmente necesitamos lavarnos bien. Nadat ik anaalseks met mijn vriendin heb gehad, moeten wij ons altijd goed wassen. Na anale seks met mijn vriendin, moeten we meestal goed wassen. Ella les pidió que se quitaran los zapatos. Ze vroeg hen om hun schoenen uit te trekken. Ze vroeg ze hun schoenen uit te doen. Lo hice llorar. Ik deed hem wenen. Ik liet hem huilen. Ellos fueron de pesca ayer. Ze gingen gisteren vissen. Ze zijn gisteren gaan vissen. ¿Tú piensas que los animales tienen alma? Denk je dat dieren een ziel hebben? Denk je dat dieren een ziel hebben? Reconocí de inmediado al profesor, ya que me lo había encontrado antes. Ik herkende de leerkracht onmiddellijk, want ik had hem al eerder ontmoet. Ik herkende de professor meteen, omdat ik hem eerder had ontmoet. El carro es amarillo. De auto is geel. De auto is geel. No veo a tu padre. Ik zie je vader niet. Ik zie je vader niet. Un cocodrilo le arrancó la pierna. Een krokodil heeft zijn been afgebeten. Een krokodil heeft z'n been eraf gerukt. O vamos todos, o nadie. Of we gaan allemaal of niemand gaat. Of we gaan allemaal, of niemand. Sólo trata de oraciones. No de palabras. Het gaat allemaal om zinnen. Niet woorden. Probeer gewoon te bidden, niet woorden. Gano 100 € al día. Ik verdien €100 per dag. Ik verdien 100 € per dag. Los combustibles fósiles son la primera causa del calentamiento global. Fossiele brandstoffen zijn de belangrijkste oorzaak van de globale opwarming. Fossiele brandstoffen zijn de eerste oorzaak van de opwarming van de aarde. Con una noche tan apaciguada y brillante como esta, siempre me dan ganas de dar un paseo a medianoche. Met zo'n zachte, heldere nacht als vandaag, krijg ik altijd zin om om middernacht een ommetje te maken. Met zo'n vredige en heldere avond als deze... wil ik altijd om middernacht gaan wandelen. Tom ya no trabaja tanto como antes. Tom werkt niet zo veel als voorheen. Tom werkt niet meer zo hard als vroeger. No sueltes la cuerda. Laat het touw niet los. Laat het touw niet los. Tom quería la venganza. Tom verlangde naar wraak. Tom wilde wraak. Esto no es lo que pedí. Dit is niet waar ik om vroeg. Dit is niet wat ik vroeg. Uno, tres y cinco son números impares. Eén, drie en vijf zijn oneven getallen. Eén, drie en vijf zijn oneven nummers. ¿Has desayunado esta mañana? Hebt ge ontbeten deze morgen? Heb je vanmorgen ontbeten? Tienes perro, ¿no? Ge hebt een hond, nietwaar? Je hebt toch een hond? La sexualidad sigue siendo un tabú. Seksualiteit is nog steeds een taboe. Seksualiteit blijft een taboe. No necesitamos vuestro dinero. We hebben je geld niet nodig. We hebben je geld niet nodig. Traduce la palabra. Vertaal het woord. Vertaal het woord. Jean y Kate son gemelas. Jean en Kate zijn een tweeling. Jean en Kate zijn tweeling. Jugamos ajedrez con un tablero de damas. We spelen schaak op een dambord. We schaken met een damesbord. He leído esa historia en uno u otro libro. Ik heb dat verhaal in een of ander boek gelezen. Ik heb dat verhaal in een of ander boek gelezen. ¿Cómo estuvo su cumpleaños? Hoe was uw verjaardag? Hoe was je verjaardag? Necesitas un novio. Je hebt een vriend nodig. Je hebt een vriend nodig. Ella estuvo en América el mes pasado. Ze was afgelopen maand in Amerika. Ze was vorige maand in Amerika. Hace mucho tiempo aquí había un puente. Lang geleden was hier een brug. Lang geleden was hier een brug. No soy muy buena para hablar árabe. Ik spreek niet erg goed Arabisch. Ik ben niet zo goed in het spreken van Arabisch. Ella era una profesora. Ze was lerares. Ze was een lerares. No pasa nada. Er gebeurt niks. Het is oké. Ellos creen que el alma es imperecedera. Zij geloven dat de ziel onsterfelijk is. Zij geloven dat de ziel onvergankelijk is. Me tengo que ir porque alguien me está esperando afuera. Ik moet gaan want iemand wacht op me buiten. Ik moet gaan, want iemand wacht buiten op me. Ya que tú preparaste la comida, yo fregaré los platos. Omdat jij hebt gekookt, zal ik de afwas doen. Aangezien jij het eten hebt klaargemaakt, zal ik de afwas doen. Ellos mismos querían venir. Zij wouden zelf komen. Ze wilden zelf komen. Yo preparo café apenas me levanto. Zodra ik opsta, zet ik koffie. Ik maak koffie zodra ik wakker ben. Si tú dices "te amo," entonces te diré lo mismo a ti. Als jij nou zegt: "Ik hou van jou," dan zeg ik dat ook tegen jou. Als jij 'ik hou van je' zegt, zeg ik hetzelfde tegen jou. ¿Y usted? En u? En jij? Debe haber una manera. Er moet een manier zijn. Er moet een manier zijn. Él desapareció otra vez. Hij is alweer verdwenen. Hij is weer verdwenen. Siempre es mejor ser optimista que pesimista. Het is altijd beter om optimistisch dan pessimistisch te zijn. Het is altijd beter om optimistisch te zijn dan pessimistisch. No, gracias. Ya comí. Nee, dank u. Ik heb al gegeten. Nee, dank je, ik heb al gegeten. Atravesé la rebosante calle y de repente escuché un estridente chillido. Ik liep over de drukke straat, en opeens hoorde ik een schelle schreeuw. Ik liep de straat over en opeens hoorde ik een luid geschreeuw. Cuando ya hable bien el holandés, charlaré con las flamencas. Zodra ik goed Nederlands spreek, ga ik met Vlaamse meisjes praten. Als de Hollander goed praat, praat ik met de Vlaamse. ¿Quién inventó el teléfono? Wie heeft de telefoon uitgevonden? Wie heeft de telefoon uitgevonden? ¡Toma un libro y léelo! Pak een boek en lees het! Pak een boek en lees het. La presentación fue un éxito rotundo. De presentatie was een doorslaand succes. De presentatie was een groot succes. Tom tiene miedo de los perros grandes. Tom heeft angst voor grote honden. Tom is bang voor grote honden. Dos por siete es catorce. Twee maal zeven is veertien. Twee keer zeven is veertien. Esta frase está incorrecta. Deze zin is fout. Deze zin is verkeerd. Necesito café. Ik heb koffie nodig. Ik heb koffie nodig. Quiero estudiar la historia de Japón en la universidad. Ik wil de geschiedenis van Japan studeren aan de universiteit. Ik wil de geschiedenis van Japan bestuderen op de universiteit. No puedo donar sangre porque peso menos de 50 kilos. Ik kan geen bloed geven, daar ik minder dan vijftig kilo weeg. Ik kan geen bloed doneren omdat ik minder dan 50 kilo weegt. Cómprame cuatro papas grandes. Koop vier grote aardappelen voor me. Koop vier grote frietjes voor me. El presidente ha abolido la esclavitud. De president heeft slavernij afgeschaft. De president heeft de slavernij afgeschaft. Aquí tengo un fuerte dolor. Hier heb ik een hevige pijn. Ik heb hier veel pijn. Me parezco a mi madre. Ik lijk op mijn moeder. Ik lijk op mijn moeder. El azúcar sustituyó a la miel como endulzante. Suiker verving honing als zoetstof. Suiker verving honing als zoetstof. Nadie sabrá. Niemand zal het weten. Niemand zal het weten. Vivimos en los Estados Unidos. Wij wonen in de Verenigde Staten. We wonen in de Verenigde Staten. ¿Es cierto que los hombres tienen una piel más grasa que las mujeres? Is het waar dat mannen een vettere huid hebben dan vrouwen? Is het waar dat mannen een dikkere huid hebben dan vrouwen? Ya es hora de que dejes de ver la televisión. Het is tijd dat je stopt met televisie kijken. Het wordt tijd dat je stopt met tv kijken. No te subas a la escalera. Klim niet op de ladder. Ga niet de trap op. Tom subió las escaleras. Tom beklom de trap. Tom ging de trap op. Hay un poco de agua en la botella. Er zit een beetje water in de fles. Er zit wat water in de fles. ¿Qué diablos es esto? Wat is dat hier? Wat is dit in godsnaam? Hay que cepillarse los dientes al menos dos veces al día. Je moet minstens twee keer per dag je tanden poetsen. Je moet je tanden minstens twee keer per dag poetsen. Hace un año, estábamos aquí. We waren hier een jaar geleden. Een jaar geleden waren we hier. Estoy cansada. Ik ben moe. Ik ben moe. Tom se quitó la camisa. Tom trok zijn shirt uit. Tom heeft z'n shirt uitgedaan. Quiero ir contigo esta noche. Ik wil met je mee vanavond. Ik wil vanavond met je mee. Ellos inventaron una historia inverosímil. Ze verzonnen een onwaarschijnlijk verhaal. Ze hebben een onwaarschijnlijk verhaal uitgevonden. Todos los niños se rieron de Jack. Jack werd uitgelachen door al de jongens. Alle kinderen lachten Jack uit. Vi a mi hermana allí. Ik heb mijn zus daar gezien. Ik zag mijn zus daar. Deberías comenzar inmediatamente. Je zou onmiddellijk moeten beginnen. Je moet meteen beginnen. Karin es un nombre alemán. Karin is een Duitse naam. Karin is een Duitse naam. ¿Qué juego estás jugando? Welk spel speel je? Welk spel speel je? Debes desenmascarar al impostor. Je moet de bedrieger ontmaskeren. Je moet de bedrieger ontmaskeren. Mi padre vive y trabaja en Tokio. Mijn vader woont en werkt in Tokio. Mijn vader woont en werkt in Tokio. Dame una respuesta. Geef me antwoord. Geef me een antwoord. Los niños deben obedecer a sus padres. Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen. Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen. A veces los sueños se hacen realidad. Soms komen dromen uit. Soms komen dromen uit. ¿Por qué ya no me ama? Waarom houdt ze niet meer van me? Waarom houdt hij niet meer van me? Este reino necesita un nuevo rey. Dit koninkrijk heeft een nieuwe koning nodig. Dit koninkrijk heeft een nieuwe koning nodig. Kabul es la capital de Afganistán. Kaboel is de hoofdstad van Afghanistan. Kabul is de hoofdstad van Afghanistan. Partiré mañana aún si lloviera. Zelfs als het regent: morgen vertrek ik. Ik vertrek morgen, zelfs als het regent. La chica es guapa. Het meisje is knap. Het meisje is mooi. No quiero que Tom vaya a tu oficina. Ik wil niet dat Tom naar je kantoor gaat. Ik wil niet dat Tom naar je kantoor komt. Damos dinero a los pobres. Wij geven geld aan de armen. We geven geld aan de armen. El escándalo era un obstáculo para su carrera. Het schandaal hinderde zijn carrière. Het schandaal was een obstakel voor zijn carrière. El invierno se acerca. De winter is in aantocht. De winter komt eraan. Él recibió un correo electrónico, y poco rato después salió afuera a hacer una llamada. Hij ontving een e-mailtje en kort daarna ging hij naar buiten om een telefoontje te plegen. Hij kreeg een e-mail, en kort daarna ging hij naar buiten om een telefoontje te plegen. No deberías ir solo. Je zou niet alleen moeten gaan. Je moet niet alleen gaan. Desearía que él estuviera aquí ahora. Ik wou dat hij hier was nu. Ik wou dat hij nu hier was. ¿Qué desayunas comúnmente? Wat eet ge gewoonlijk 's morgens? Wat ontbijt je meestal? Este reloj es caro. Dit horloge is duur. Dit horloge is duur. Esta es la casa en la que nací y crecí. Dat is het huis waar ik geboren ben en waar ik opgroeide. Dit is het huis waar ik geboren en opgegroeid ben. Viajó por todo el mundo. Ze reisde over heel de wereld. Hij reisde over de hele wereld. Le he visto a veces en la televisión. Ik zag hem soms op de televisie. Ik heb hem wel eens op tv gezien. Cada quien recibió un regalo. Ze hebben elk een geschenk ontvangen. Iedereen kreeg een cadeau. El minero le pidió al genio de la lámpara una vida feliz. De mijnwerker vroeg de geest uit de lamp om een gelukkig leven. De mijnwerker vroeg de genie van de lamp om een gelukkig leven. ¿Conoces a un buen dentista? Ken jij een goede tandarts? Ken je een goede tandarts? Ella sonrió y aceptó mi regalito. Ze glimlachte en aanvaardde mijn geschenkje. Ze glimlachte en nam mijn cadeautje aan. No me gusta salir sin chaqueta en un día tan helado. Ik ga niet graag buiten zonder jasje op een zo koude dag. Ik ga niet graag uit zonder jas op zo'n ijskoude dag. Creo que Tom va a ser despedido. Ik denk dat Tom ontslagen gaat worden. Ik denk dat Tom ontslagen wordt. Es increíble. Het is ongelofelijk. Ongelofelijk. Debemos encontrar una gasolinera porque dentro de poco este auto se quedará sin bencina. We moeten een tankstation vinden omdat deze auto binnenkort geen benzine meer zal hebben. We moeten een tankstation vinden, want binnenkort is deze auto leeg. Tienes tres oportunidades para adivinar dónde estuve ayer. Drie keer raden waar ik gisteren ben geweest! Je hebt drie kansen om te raden waar ik gisteren was. Elige uno de estos premios. Kies één van deze prijzen. Kies een van deze prijzen. Ella durmió. Zij sliep. Ze heeft geslapen. ¿A dónde nos llevas? Waar breng je ons heen? Waar breng je ons heen? Los precios subieron. De prijzen zijn gestegen. De prijzen zijn gestegen. ¿Tiene experiencia laboral? Heeft u werkervaring? Hebt u ervaring op het werk? Esto es lo último que voy a hacer por ti. Dit is het laatste wat ik voor je ga doen. Dit is het laatste wat ik voor je ga doen. Es sólo natural que esté orgulloso de su hijo. Het is maar normaal dat hij fier is op zijn zoon. Het is gewoon natuurlijk dat hij trots is op zijn zoon. ¿Qué has hecho con mi libro? Wat heb je met m'n boek gedaan? Wat heb je met mijn boek gedaan? El domingo no trabajo. Ik werk 's zondags niet. Ik werk zondag niet. Su chiste estuvo buenísimo. Zijn mop was geweldig. Zijn grap was geweldig. ¿Esta información es correcta? Is deze informatie correct? Is deze informatie juist? Cuando llueve, ella coge el autobús. Wanneer het regent, neemt ze de bus. Als het regent, neemt ze de bus. Yo a él lo llamo Mike. Ik noem hem Mike. Ik noem hem Mike. Cuando crezca, quiero ser un rey. Als ik later groot ben, wil ik koning worden. Als ik groot ben, wil ik koning worden. Esta sopa está demasiado picante. Deze soep is te pittig. Deze soep is te heet. La totalidad es más que la suma de sus partes. Het geheel is meer dan de som der delen. Het geheel is meer dan de som van de delen ervan. El reloj que compró mi abuelo todavía está en buen estado. Het uurwerk dat mijn grootvader kocht, is nog in goede staat. Het horloge dat mijn grootvader kocht is nog steeds in goede staat. ¿Tengo que abrir la ventana? Moet ik het venster open doen? Moet ik het raam opendoen? ¿Qué dice ella? Wat zegt ze? Wat zegt ze? Muiriel tiene 20 años ahora. Muiriel is nu 20 jaar oud. Muiriel is nu 20 jaar oud. Te vas a perder. Je zult verdwalen. Je gaat verdwalen. Si Tom me hubiese pedido algo de dinero se lo habría dado. Als Tom me om wat geld gevraagd had, had ik het hem gegeven. Als Tom om geld had gevraagd, had hij het aan hem gegeven. Quizás él nunca se haga famoso. Misschien zal hij wel nooit beroemd worden. Misschien wordt hij nooit beroemd. Comparto vivienda con mi hermano. Ik deel een woning met mijn broer. Ik deel onderdak met mijn broer. Interpreté su silencio como consentimiento. Ik verstond hun zwijgen als een toestemming. Ik speelde zijn stilte als toestemming. Tengo que pegarle una estampilla al sobre. Ik moet een postzegel op de omslag kleven. Ik moet een postzegel op de envelop plakken. Abre la ventana, por favor. Doe het raam open, alstublieft. Doe het raam open, alsjeblieft. Es fantástico, ¿verdad? Dat is toch fantastisch? Het is fantastisch, hè? Kate bebe diariamente un montón de leche. Kate drinkt elke dag een heleboel melk. Kate drinkt elke dag veel melk. Tenemos derecho a exigir un futuro seguro para nosotros y las generaciones futuras. Wij hebben het recht een veilige toekomst te eisen voor ons en voor de volgende generaties. Wij hebben het recht om voor ons en toekomstige generaties een veilige toekomst te eisen. Estamos en una reunión. We zitten in een vergadering. We hebben een vergadering. María tiene dos amigos extranjeros. Maria heeft twee buitenlandse vrienden. Maria heeft twee buitenlandse vrienden. ¿Eso es un murciélago? Is dat een vleermuis? Is dat een vleermuis? Ella tiene un gato. El gato es blanco. Zij heeft een kat. De kat is wit. Ze heeft een kat, de kat is blank. Lo que ocurrió no fue culpa de Tom. Wat er gebeurde was niet Toms schuld. Wat er gebeurde was niet Tom's schuld. Linda es la mujer más bella de todo el mundo. Linda is de mooiste vrouw van de hele wereld. Linda is de mooiste vrouw ter wereld. Su casa es muy moderna. Zijn huis is zeer modern. Uw huis is erg modern. El rascacielos está en el centro de la ciudad. De wolkenkrabber bevindt zich in het midden van de stad. De wolkenkrabber is in het centrum van de stad. Está piñado con la limpieza. Hij is gek op hygiëne. Hij is bezoedeld door het schoonmaken. Su condición podría haber sido peor. Zijn toestand had erger kunnen zijn. Haar toestand had erger kunnen zijn. Seamos conscientes de toda la importancia de este día, porque hoy entre los hospitalarios muros de Boulogne-sur-Mer no se han reunido franceses con ingleses, ni rusos con polacos, sino seres humanos con seres humanos. Laten we ons wel bewust zijn van het belang van deze dag, want vandaag kwamen binnen de gastvrije muren van Boulogne-sur-Mer geen Fransen samen met Engelsen, geen Russen met Polen, maar mensen met mensen. Laten we ons bewust zijn van het belang van deze dag, want vandaag hebben de gastvrije muren van Boulogne-sur-Mer geen Fransen ontmoet, noch Russen met Polen, maar mensen met mensen. Somos el uno para el otro. Wij zijn voor elkaar geschapen. We horen bij elkaar. ¿Quién ayuda a tu madre? Wie helpt je moeder? Wie helpt je moeder? No te acerques demasiado al fuego. Kom niet te dicht bij het vuur. Kom niet te dicht bij het vuur. ¿No lo crees? Denk je niet? Vind je ook niet? Nunca he estado en Estambul. Ik ben nog nooit naar Istanboel geweest. Ik ben nog nooit in Istanbul geweest. Mi nombre completo es Ricardo Vernaut Junior. Mijn volledige naam is Ricardo Vernaut Junior. Mijn volledige naam is Ricardo Vernaut Junior. ¡Problema resuelto! Probleem opgelost! Probleem opgelost. ¿Vas de ida? Op de heenweg? Ga je weg? Los marcianos se han apoderado de la Tierra. Marsmannetjes hebben de aarde veroverd. De Marsmannen hebben de aarde overgenomen. El país dejó de existir. Het land stopte te bestaan. Het land bestaat niet meer. Sé que todo esto es un juego. Ik weet dat dit allemaal maar een spel is. Ik weet dat dit allemaal een spel is. ¿Cuál fue la primera capital de Portugal? Wat was de eerste hoofdstad van Portugal? Wat was de eerste hoofdstad van Portugal? Disculpe, ¿puedo entrar? Neem me niet kwalijk, mag ik binnen komen? Pardon, mag ik binnenkomen? Ten en cuenta lo que vayas a decir, no lo que pienses. Houd in gedachten wat je gaat zeggen, niet wat je denkt. Let op wat je gaat zeggen, niet wat je denkt. Estás vendiendo tu alma. Je verkoopt je ziel. Je verkoopt je ziel. Bebo el té sin azúcar. Ik drink thee zonder suiker. Ik drink thee zonder suiker. El primer paso siempre es el más difícil. De eerste stap is altijd de moeilijkste. De eerste stap is altijd de moeilijkste. Su novia llevaba un vestido de verano rojo. Zijn vriendin droeg een rood zomerkleed. Zijn vriendin droeg een rode zomerjurk. Soy tan tonto... estoy intentando explicarte cosas que no entiendo ni yo. Ik ben zo stom... Ik probeer je dingen uit te leggen die ik zelf niet begrijp. Ik ben zo dom. Ik probeer je dingen uit te leggen die ik niet begrijp. ¿Me tengo que quitar los zapatos aquí? Moet ik hier mijn schoenen uitdoen? Moet ik m'n schoenen uitdoen? En sus marcas, listos, ¡fuera! Op uw plaatsen, klaar, af! Op jullie plaatsen, klaar, eruit! Ambas pronunciaciones son correctas. Beide uitspraken zijn juist. Beide uitspraken zijn juist. Tengo mucho en mi cabeza estos días. Ik heb deze dagen veel aan mijn hoofd. Ik heb tegenwoordig veel aan m'n hoofd. ¿Qué crees que estaba haciendo? Wat denk je dat ik aan het doen was? Wat denk je dat hij aan het doen was? ¿Amar es un acto egoísta? Is liefhebben egoïstisch? Is liefde een egoïstische daad? La situación es mucho peor de lo que nos imaginábamos. De situatie is veel erger dan we ons hadden voorgesteld. De situatie is veel erger dan we dachten. No necesito un nuevo televisor. Ik heb geen nieuwe tv nodig. Ik heb geen nieuwe tv nodig. El arroz pilaf con carne cuesta ocho yuanes. El arroz pilaf vegetariano cuesta solamente cuatro yuanes. De pilav met vlees kost acht yuan. De vegetarische pilav kost maar vier yuan. Pilaf rijst met vlees kost acht yuan. Vegetarische pilaf rijst kost slechts vier yuan. ¿Cómo te atreves a decirme algo así? Hoe durf je zoiets tegen me te zeggen? Hoe durf je me zoiets te vertellen? Ría con ellos. Lach met hen. Lach met ze. "Esta conversación nunca ocurrió." - "¿Qué conversación?" "Dit gesprek heeft nooit plaats gevonden." - "Welk gesprek?" "Dit gesprek is nooit gebeurd." - "Welke conversatie?" A quien madruga Dios le ayuda. De morgenstond heeft goud in de mond. Wie vroeg in de ochtend door God wordt geholpen. Comemos para vivir, no vivimos para comer. We eten om te leven, we leven niet om te eten. We eten om te leven, we leven niet om te eten. Hasta mi abuela puede mandar un SMS. Zelfs mijn oma kan een boodschap sturen. Zelfs mijn oma kan sms'en. Este tren para en todas las estaciones. Deze trein stopt in elk station. Deze trein stopt op alle stations. No estoy de acuerdo. Ik ben het niet eens. Daar ben ik het niet mee eens. Tu voz me hizo llorar. Je stem deed me huilen. Jouw stem maakte me aan het huilen. Tom era el único hombre en la habitación. Tom was de enige man in de kamer. Tom was de enige man in de kamer. Existen personas para las que el cero es un número positivo. Er zijn mensen die de nul als een positief getal aanzien. Er zijn mensen voor wie nul een positief getal is. A ella le gusta cocinar para su familia. Ze kookt graag voor haar gezin. Ze kookt graag voor haar familie. Tom sintió el impulso de salir corriendo. Tom voelde de drang om weg te lopen. Tom voelde de drang om weg te rennen. La confianza llega a pie y se va a caballo. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Vertrouwen komt te voet en gaat paardrijden. ¿Sabes a qué hora cierra la tienda? Weet je om hoe laat de winkel sluit? Weet je hoe laat de winkel sluit? Puede decorar este cóctel con una cereza o piña. Je kunt de cocktail versieren met een kers of met ananas. U kunt deze cocktail versieren met een kers of ananas. ¿Cómo te subiste ahí? Hoe kom jij daarboven? Hoe ben je daar gekomen? Ellos se reunieron alrededor del fuego. Ze kwamen samen rondom het vuur. Ze verzamelden zich rond het vuur. ¿Cuándo podéis empezar? Wanneer kunnen jullie beginnen? Wanneer kunnen jullie beginnen? Quiero aprender irlandés. Ik wil Iers leren. Ik wil Iers leren. Tengo dos ojos. Ik heb twee ogen. Ik heb twee ogen. Te espero aquí hasta que vuelvas. Ik blijf hier tot je terugkomt. Ik wacht hier tot je terug bent. Los gatos cuando cazan ratones no maullan. Katten die muizen, mauwen niet. Katten knijpen niet als ze op muizen jagen. Maria gasta mucho dinero en ropa. Maria besteedt veel geld aan kleren. Maria geeft veel geld uit aan kleren. Él es mejor que yo tocando el piano. Hij speelt beter piano dan ik. Hij is beter dan ik die piano speelt. Facebook me quita mucho tiempo. Facebook neemt veel van m'n tijd in beslag. Facebook kost me veel tijd. Pero no podemos entenderle. Maar we kunnen hem niet verstaan. Maar we kunnen hem niet begrijpen. Sé que tú eres profesor. Ik weet dat je een leerkracht bent. Ik weet dat je een leraar bent. Yo te visitaré personalmente. Ik zal jou persoonlijk bezoeken. Ik zal je persoonlijk bezoeken. ¿No quieres tomar un poco de té? Heeft u geen zin in een beetje thee? Wil je geen thee? No tengo coche. Ik heb geen auto. Ik heb geen auto. Yo iba a menudo a ver películas con mi padre. Ik ging vaak naar de film met mijn vader. Ik ging vaak naar films met mijn vader. Creo que voy a estornudar... Dame un pañuelo. Ik denk dat ik ga niezen... geef mij een zakdoek. Ik denk dat ik ga niezen... geef me een zakdoek. ¿Visitará China este otoño? Ga je China dit najaar bezoeken? Gaat u dit najaar naar China? Conchita decidió decirle la verdad a María. Conchita besloot Mary de waarheid te vertellen. Conchita besloot Maria de waarheid te vertellen. Ella no quiere que él juegue póquer. Ze wil niet dat hij poker speelt. Ze wil niet dat hij poker speelt. Tom se sacó los zapatos. Tom trok zijn schoenen uit. Tom heeft z'n schoenen uitgedaan. Eres feliz, ¿verdad? Je bent gelukkig toch? Je bent gelukkig, hè? Yo no puedo explicarlo. Ik kan het niet uitleggen. Ik kan het niet uitleggen. Vi cuando el rayo impactó la casa. Ik zag het huis toen de bliksem er insloeg Ik zag dat de bliksem het huis raakte. Muéstrame en qué parte del mapa está Puerto Rico. Toon mij op de kaart waar Puerto Rico ligt. Laat me zien op welke kaart Puerto Rico staat. Puedo poner las palmas de mis manos sobre el piso sin doblar las rodillas. Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen. Ik kan mijn handpalmen op de grond leggen zonder mijn knieën te buigen. Numerosas personas murieron por la explosión. Vele mensen werden gedood door de explosie. Veel mensen stierven door de explosie. Él vino. Hij kwam. Hij kwam langs. Hemos empezado una campaña contra el tabaco. We hebben een campagne gestart tegen het roken. We zijn begonnen met een campagne tegen tabak. Debes ser cortés con todos los invitados. Je moet hoffelijk zijn tegen iedere gast. Je moet beleefd zijn tegen alle gasten. Es mucho más joven que Tom. Ze is veel jonger dan Tom. Hij is veel jonger dan Tom. Tres más cinco son ocho. Drie plus vijf is acht. Drie plus vijf is acht. Me duele el pie. Mijn voet doet pijn. M'n voet doet pijn. ¿Por qué vas a pie si tienes un auto? Waarom ga je te voet, als je een auto hebt? Waarom loop je te voet als je een auto hebt? Una mujer a la que se le ha muerto el marido es una viuda. Een vrouw wier echtgenote is overleden is een weduwe. Een vrouw die overleden is, is een weduwe. ¿Puedes enseñarme a volar? Kunt ge mij leren vliegen? Kun je me leren vliegen? Ella ya conocía esa historia. Ze kende dat verhaal al. Ze kende dat verhaal al. No soy capaz de hablar tan rápido. Ik ben niet in staat om zo snel te praten. Ik kan niet zo snel praten. Soy finés, pero hablo sueco también. Ik ben Fins maar ik spreek ook Zweeds Ik ben Fins, maar ik spreek ook Zweeds. Él está lavando el coche. Hij is de auto aan het wassen. Hij wast de auto. ¿Tiene usted un diccionario? Hebt u een woordenboek? Heb je een woordenboek? Ocurrió un accidente de tráfico. Er is een verkeersongeval gebeurd. Er is een auto-ongeluk gebeurd. Quiero ir a alguna parte de Europa. Ik wil ergens naartoe gaan in Europa. Ik wil ergens in Europa zijn. Todavía escribe novelas de vez en cuando, pero no tantas como antes. Hij schrijft nog romans af en toe, maar niet meer zo veel als vroeger. Hij schrijft nog steeds romans af en toe, maar niet zoveel als vroeger. No importa a donde en Holanda vayas, verás molinos. Waar je in Nederland ook gaat, zul je molens zien. Waar je ook gaat in Nederland, je ziet molens. ¿Zanahoria o banana? Wortel of banaan? Zanahoria of banaan? ¿Usted ya tiene hijos? Heeft u al kinderen? Heb je al kinderen? No vengas muy tarde a casa. Kom niet te laat thuis. Kom niet te laat thuis. Decidí responder a todas las preguntas en público. Ik heb besloten alle vragen publiek te beantwoorden. Ik besloot alle vragen in het openbaar te beantwoorden. Eso tú lo sabes mejor que yo. Dat weet ge beter dan ik. Dat weet jij beter dan ik. Leyó esta poesía sólo una vez, no puede saberla de memoria. Hij heeft dat gedicht maar één keer gelezen. Hij kan het niet uit het hoofd kennen. Ze heeft deze poëzie maar één keer gelezen, ze mag het niet uit haar hoofd weten. "¿Qué hora es ahora?" "Las tres veinte." "Hoe laat is het nu?" "Drie uur twintig." "Hoe laat is het nu?" "Drieëntwintig." Él gritó de dolor. Hij schreeuwde van de pijn. Hij schreeuwde van de pijn. Viniste demasiado tarde. Je was te laat. Je bent te laat. Léalo otra vez. Lees het nog een keer. Lees het nog eens. Los dos hermanos siguen vivos. Beide broers zijn nog in leven. De twee broers leven nog. Estoy libre el domingo. Ik ben vrij op zondag. Ik ben zondag vrij. El volcán no es activo desde hace ya mucho tiempo. De vulkaan is al lange tijd niet meer actief. De vulkaan is al lang niet meer actief. No estoy libre. Ik ben niet vrij. Ik ben niet vrij. Propongo no escribir banalidades, sino algo que sea realmente útil e interesante. Ik stel voor geen banaliteiten te schrijven, maar iets dat werkelijk bruikbaar en interessant is. Ik stel voor geen banaliteiten te schrijven, maar iets dat echt nuttig en interessant is. ¿Sabes si tiene novia? Weet jij, of hij een vriendin heeft? Weet je of hij een vriendin heeft? Tom quería perder cinco libras antes de las vacaciones de verano. Tom wou voor de zomervakantie nog vijf pond afnemen. Tom wilde vijf pond verliezen voor de zomervakantie. ¡Qué sorpresa! Wat een verrassing! Wat een verrassing. Estas llaves no son mías. Dit zijn niet mijn sleutels. Deze sleutels zijn niet van mij. ¿Giro a la izquierda en el primer semáforo? Moet ik linksaf aan het volgende stoplicht? Linksaf bij het eerste stoplicht? ¡Oh! ¡Qué gusto! ¡Sentarse después de una larga caminata! Oef! Dat doet deugd, gaan zitten na een lange wandeling! Ga zitten na een lange wandeling. Rompí en lágrimas. Ik barstte in tranen uit. Ik brak in tranen. ¿Hablas inglés? Spreek je Engels? Spreek je Engels? Me salvó la vida. Hij heeft mijn leven gered. Hij heeft mijn leven gered. ¿Cuántos libros hay sobre la mesa? Hoeveel boeken liggen er op de tafel? Hoeveel boeken liggen er op tafel? Te llamo luego. Ik bel je later. Ik bel je terug. Tú mismo puedes hacer uno. Je kan er zelf een maken. Je kunt er zelf een maken. Llovió durante una semana. Het bleef een week regenen. Het regende een week. ¿Qué estás comiendo? Wat eet je? Wat eet je? Mis padres me quieren. Mijn ouders houden van me. Mijn ouders houden van me. Sam, ¿qué estás haciendo? Sam, wat doet gij? Sam, wat doe je? Una revista es una parte de un sistema informativo, y un sistema informativo es una parte de una estrategia general. Een tijdschrift is een deel van een informatiesysteem, en een informatiesysteem is een deel van een algemene strategie. Een tijdschrift maakt deel uit van een informatiesysteem en een informatiesysteem maakt deel uit van een algemene strategie. Esta revista semanal sale una vez por semana. Dit weekblad verschijnt eenmaal per week. Dit weekblad verschijnt één keer per week. Él es estudiante. Hij is een student. Hij is een student. La fruta fresca es buena para tu salud. Vers fruit is goed voor je gezondheid. Vers fruit is goed voor je gezondheid. Normalmente me acuesto a las diez. Ik ga gewoonlijk om tien uur naar bed. Ik ga meestal om tien uur naar bed. ¿Él adora su cabello, su sonrisa, sus ojos? ¡Guau! ¡Miente condenadamente bien! Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen! Houdt hij van zijn haar, zijn glimlach, zijn ogen? Me olvidé el nombre. Ik ben de naam vergeten. Ik ben de naam vergeten. El niño pisó mi pie a propósito. De jongen stapte met opzet op mijn voet. De jongen stapte expres op mijn voet. Vengo del jardín. Ik kom uit de tuin. Ik kom uit de tuin. Hamilton murió al día siguiente. Hamilton stierf de volgende dag. Hamilton stierf de volgende dag. ¿Por qué no te puedes apresurar? Hoezo kan je je niet haasten? Waarom kun je je niet haasten? Jamás sabremos si él es digno de confianza. We zullen nooit weten of hij te vertrouwen is. We zullen nooit weten of hij betrouwbaar is. Vigila que no entren extraños a esta habitación. Let erop dat er geen vreemde deze kamer binnengaat. Zorg dat er geen vreemden in deze kamer komen. No importa cuán rápido camines, no puedes alcanzarlo. Het maakt niet uit hoe snel je wandelt, je kan hem niet inhalen. Hoe snel je ook loopt, je kunt er niet bij. No tengo tanto dinero como crees. Ik heb niet zo veel geld als ge denkt. Ik heb niet zoveel geld als je denkt. No quiero ir a la escuela. Ik wil niet naar school gaan. Ik wil niet naar school. ¿Qué opina del arte contemporáneo? Wat denkt u van moderne kunst? Wat vindt u van hedendaagse kunst? Irán le declaró la guerra a Estados Unidos. Iran heeft Amerika de oorlog verklaard. Iran heeft de oorlog verklaard aan de Verenigde Staten. Hoy tengo muchos deberes. Vandaag heb ik veel huiswerk. Ik heb veel huiswerk vandaag. Donde nosotros nieva en enero. Bij ons sneeuwt het in januari. Waar we in januari sneeuwen. A este libro le faltan dos páginas. Er ontbreken twee bladzijdes uit dit boek. Dit boek mist twee pagina's. ¿Pero qué tiene que ver todo esto con Tatoeba? Maar wat heeft dat allemaal te doen met Tatoeba? Maar wat heeft dit allemaal met Tatoeba te maken? Buenos días. Goedemorgen. Goedemorgen. Cuando salí de la estación de trenes vi a un hombre. Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man. Toen ik het station verliet, zag ik een man. ¿De dónde salen los autobuses del aeropuerto? Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld? Waar komen de bussen vandaan? ¿A qué hora te levantaste? Hoe laat ben je opgestaan? Hoe laat ben je opgestaan? No creo que sea la verdad. Ik geloof niet dat dat de waarheid is. Ik denk niet dat het de waarheid is. Los terremotos pueden ocurrir en cualquier momento. Aardbevingen kunnen zich op elk moment voordoen. Aardbevingen kunnen elk moment gebeuren. El gato ha empezado a actuar extraño. De kat begon zich vreemd te gedragen. De kat begint raar te doen. Me encontré un dólar en la calle. Ik heb een dollar op straat gevonden. Ik vond een dollar op straat. Estoy pensando en retomar contacto con mi socio que no veo desde hace tiempo. Ik denk erover om het contact weer op te pakken met mijn partner die ik al een tijd niet heb gezien. Ik denk erover om contact op te nemen met mijn partner die ik al een tijdje niet heb gezien. ¡Finalmente! Eindelijk! Eindelijk. Según la Biblia, a Dios le tomó seis días crear el mundo. Volgens het bijbelverhaal had God zes dagen nodig om de wereld te maken. Volgens de bijbel duurde het zes dagen voordat God de wereld schiep. Una palabra llevó a la otra. Van het ene woord kwam het andere. Het ene woord leidde tot het andere. Suelo tomar postre después de cenar. Gewoonlijk neem ik dessert na het avondeten. Ik drink meestal een toetje na het eten. Tom tiene dos niños. Tom heeft twee kinderen. Tom heeft twee kinderen. Escalamos la empinada montaña. We beklommen de steile berg. We beklommen de steile berg. Lágrimas de gozo se deslizaban por sus mejillas. Tranen van blijdschap liepen over haar wangen. Tranen van vreugde gleden over zijn wangen. Mary ha fracasado de nuevo. Después de todo, ella aún es joven. Marie is nog eens mislukt. Maar goed, ze is nog jong. Mary heeft weer gefaald, ze is nog jong. Un dialecto es una forma específica de un idioma, que se habla en una cierta región. Een dialect is een specifieke vorm van een taal die in een bepaalde regio gesproken wordt. Een dialect is een specifieke vorm van een taal, die in een bepaalde regio wordt gesproken. Me pasé una luz roja en mi auto porque estaba apresurado. Ik reed met mijn auto door rood, omdat ik haast had. Ik had een rood licht in mijn auto omdat ik haast had. Unos muchachos tímidos eran sometidos a las burlas de sus compañeros. Verlegen jongens werden uitgelachen door hun klasgenoten. Verlegen jongens werden blootgesteld aan de spot van hun collega's. He trabajado mucho esta semana. Ik heb veel gewerkt deze week. Ik heb hard gewerkt deze week. Ellos siempre jugaban tenis aquí. Ze speelden hier altijd tennis. Ze speelden hier altijd tennis. Mi suéter es púrpura. Mijn sweater is paars. Mijn trui is paars. Eres tan impaciente conmigo. Je hebt zo weinig geduld met me. Je bent zo ongeduldig. Las estadísticas dicen que hay cada vez más personas que van de vacaciones durante el invierno. Volgens de statistieken zijn er altijd meer mensen die op vakantie gaan in de winter. Uit statistieken blijkt dat er in de winter steeds meer mensen op vakantie gaan. La vieja pareja dio a su hijo por perdido. Het oude paar gaf hun zoon op als vermist. Het oude stel heeft haar zoon verloren. No puedo decirte por qué Tom se retrasa. Ik kan je niet vertellen waarom Tom te laat is. Ik kan je niet vertellen waarom Tom te laat is. Tom se paró y caminó hacia la cocina. Tom stond op en liep naar de keuken. Tom stond op en liep naar de keuken. Tom sigue en el hospital. Tom is nog steeds in het ziekenhuis. Tom ligt nog in het ziekenhuis. El gato se ha escapado. De kat is weggelopen. De kat is ontsnapt. Él se encerró en su pieza. Hij sloot zich op in zijn kamer. Hij sloot zichzelf op in zijn geheel. Al fin somos libres. We zijn eindelijk vrij. Eindelijk zijn we vrij. Mi gato es blanco. Mijn kat is wit. Mijn kat is blank. Los ciudadanos eligen al alcalde por un periodo de cuatro años. De burgers kiezen de burgemeester voor een periode van vier jaar. Burgers kiezen de burgemeester voor een periode van vier jaar. Espero poder hacerlo. Ik hoop dat ik het kan doen. Ik hoop dat ik dat kan. El único recurso más valioso que cualquier otro era la tierra. De enige hulpbron die kostbaarder was dan alle andere was land. De enige waardevolle hulpbron was de aarde. Pedimos algo. We bestellen iets. We hebben iets besteld. Qué lástima que no oí la conversación. Jammer dat ik dat gesprek niet heb gehoord. Jammer dat ik het gesprek niet heb gehoord. Ella tenía que cuidar de su hermana. Ze moest haar zus verzorgen. Ze moest voor haar zus zorgen. ¿Necesitamos un plan B? Hebben we een plan B nodig? Hebben we een plan B nodig? No podemos dormir por el ruido. We kunnen niet slapen vanwege het lawaai. We kunnen niet slapen door het lawaai. El automóvil nos ha cambiado la vida. De auto heeft ons leven veranderd. De auto heeft ons leven veranderd. Soy bueno para el tenis. Ik speel goed tennis. Ik ben goed in tennis. Lo único que se trajo de la guerra fueron pesadillas y varias heridas de bala. Het enige wat hij van de oorlog meegebracht heeft, waren nachtmerries en enkele kogelgaten. Het enige wat uit de oorlog kwam waren nachtmerries en schotwonden. ¿Adónde quieres ir? Waar wilt ge naartoe? Waar wil je heen? No tengo ganas de salir. Ik heb geen zin om uit te gaan. Ik heb geen zin om naar buiten te gaan. Tom sabe de dónde sopla el viento. Tom weet van waar de wind waait. Tom weet waar de wind vandaan komt. Él tiene la tendencia a enfadarse. Hij heeft de neiging kwaad te worden. Hij heeft de neiging om boos te worden. La gente siempre se burla de mí cuando digo que soy daltónico. Mensen lachen me altijd uit wanneer ze er achter komen, dat ik kleurenblind ben. Mensen lachen me altijd uit als ik zeg dat ik kleurenblind ben. Él escribe libretos para programas de televisión. Hij schrijft scripts voor tv-programma's. Hij schrijft boeken voor tv-shows. Fue cogida en flagrante en el robo de un collar. Ze is op heterdaad betrapt op het stelen van een ketting. Ze werd op heterdaad betrapt bij het stelen van een ketting. ¿Por qué me miras tan fijamente? Waarom staar je naar mij? Waarom kijk je zo naar me? No gastes todo tu dinero en cómics. Geef niet al je geld uit aan stripboeken. Verspil niet al je geld aan stripboeken. ¿Cuándo te vas para la casa? Wanneer gaat ge naar huis? Wanneer ga je naar huis? Quizás él no es joven. Misschien is hij niet jong. Misschien is hij niet jong. ¿Qué vas a hacer ahora? Wat ga je nu doen? Wat ga je nu doen? ¿Ha venido en autobús o en tren? Is hij met de bus of met de trein gekomen? Bent u met de bus of met de trein gekomen? Él charlaba a veces con los soldados. Hij praatte soms met de soldaten. Hij praatte soms met soldaten. Es muy fácil odiar a alguien. Iemand haten is heel gemakkelijk. Het is makkelijk om iemand te haten. Él se enfadó y arrojó una taza. Hij werd kwaad en gooide een kop. Hij werd boos en gooide een kopje. Os habéis rebajado a su nivel. Jullie zijn tot zijn niveau gezakt. Jullie hebben jezelf verlaagd tot hun niveau. En los feriados nacionales alzamos las banderas. We hijsen de vlaggen op nationale feestdagen. Op nationale feestdagen verheffen we de vlaggen. Estoy loco por el golf. Ik ben gek op golf. Ik ben gek op golf. No tengo ninguna caries. Ik heb geen enkel gaatje. Ik heb geen gaatjes. El siguiente, por favor. De volgende persoon a.u.b. Volgende, alsjeblieft. ¡Sería genial si pudiera hablar diez idiomas! Dat zou cool zijn als ik tien talen kon spreken. Het zou geweldig zijn als ik tien talen kon spreken. Pasaron cuarenta años. Veertig jaar zijn voorbij. Het is 40 jaar geleden. Estaba a punto de dormirse cuando oyó que alguien decía su nombre. Hij stond op het punt in slaap te vallen, toen hij hoorde dat iemand zijn naam zei. Hij stond op het punt in slaap te vallen toen hij hoorde dat iemand zijn naam zei. Muchos pocos hacen un mucho. Vele kleintjes maken een grote. Velen doen er veel. Yo no quiero aprender tu idioma. Ik wil uw taal niet leren. Ik wil je taal niet leren. Mi casa queda cerca de la plaza. Mijn huis staat dicht bij het plein. Mijn huis is vlakbij het plein. Ella va andando a la escuela. Ze gaat te voet naar school. Ze loopt naar school. Bratislava es la capital de Eslovaquia. Bratislava is de hoofdstad van Slowakije. Bratislava is de hoofdstad van Slowakije. ¿Por qué no puedes venir? Waarom kunt ge niet komen? Waarom kan je niet komen? No es algo que pueda hacer cualquiera. Dat is niet iets wat iedereen kan doen. Het is niet iets wat iedereen kan doen. Nieva mucho aquí en invierno. In de winter valt er hier veel sneeuw. Het sneeuwt hier in de winter. Yo estoy listo. Ik ben klaar. Ik ben er klaar voor. Tengo un camión. Ik heb een vrachtwagen. Ik heb een truck. ¡Japón está lleno de sorpresas! Japan is vol verrassingen! Japan zit vol verrassingen. Tom es mucho más joven que Mary. Tom is veel jonger dan Mary. Tom is veel jonger dan Mary. Lo reconozco, no soy la persona más ordenada del mundo. Ik geef toe, ik ben niet de netste persoon van de wereld. Ik geef toe dat ik niet de meest nette persoon ter wereld ben. En pocas palabras, me odias, ¿no es así? Kort gezegd, ge haat mij, nietwaar? Kortom, je haat me, nietwaar? El hielo se derritió. Het ijs is gesmolten. Het ijs is gesmolten. Jimmy lo sabe todo sobre los coches. Jimmy weet alles over auto's. Jimmy weet alles over auto's. Bill es mi mejor amigo. Bill is mijn beste vriend. Bill is mijn beste vriend. No ha ido a la escuela en cinco días. Ze was niet op school voor vijf dagen. Hij is al vijf dagen niet op school geweest. Estuve dos veces en los EE.UU. Ik was twee keer in de Verenigde Staten. Ik ben twee keer in de VS geweest. ¿Cuál es su historia? Wat is hun verhaal? Wat is zijn verhaal? Había centenares de personas en la plaza. Er waren honderden mensen op het plein. Er waren honderden mensen op het plein. ¿De cuánta agua está constituido el cuerpo humano? Hoeveel van ons lichaam bestaat uit water? Uit hoeveel water bestaat het menselijk lichaam? Su piel es blanca como la nieve. Haar huid is wit, zo wit als sneeuw. Haar huid is zo wit als sneeuw. Él le ha dado un libro. Hij gaf haar een boek. Hij gaf hem een boek. ¿Todavía tienes problemas con física? Heb je nog moeite met natuurkunde? Heb je nog steeds problemen met natuurkunde? ¿Por qué está aquí? Waarom is hij hier? Waarom bent u hier? La mayoría de ascensores funcionan automáticamente. De meeste liften werken automatisch. De meeste liften werken automatisch. No tengo opción. Ik heb geen keus. Ik heb geen keus. Ella tiene una excelente relación con sus padres, y por eso siempre puede acudir a ellos cuando necesita ayuda. Zij heeft een voortreffelijke relatie met haar ouders en daarom kan zij altijd bij hen aankloppen als zij hulp nodig heeft. Zij heeft een voortreffelijke band met haar ouders, en daarom kan zij altijd naar hen toe komen wanneer zij hulp nodig heeft. A pesar de las dificultades de idioma, todos nos hicimos amigos rápido. Ondanks de taalproblemen werden we al vlug vrienden. Ondanks de taalproblemen werden we allemaal snel bevriend. ¡Aún no me quiero ir a la cama! Ik wil nog niet naar bed! Ik wil nog niet naar bed. Mis padres piensan que yo estudio medicina. Mijn ouders denken dat ik geneeskunde studeer. Mijn ouders denken dat ik medicijnen studeer. El deporte es bueno para la salud. Sport is goed voor de gezondheid. Sport is goed voor de gezondheid. He estado tres días atareado ordenando la habitación. Ik ben drie dagen bezig geweest om de kamer op te ruimen. Ik ben al drie dagen bezig met het opruimen van de kamer. Voy al centro de la ciudad. Ik ga naar het stadscentrum. Ik ga naar het centrum. Me pidió que esperara ahí hasta que él volviera. Hij vroeg mij om daar te wachten totdat hij terug kwam. Hij vroeg me daar te wachten tot hij terug was. He buscado en todas partes pero no encuentro mi cartera. Ik heb al overal gezocht, maar ik kan mijn beurs niet vinden. Ik heb overal gezocht, maar ik kan mijn portemonnee niet vinden. ¿Es Alemania tan bella como Holanda? Is Duitsland zo mooi als Nederland? Is Duitsland net zo mooi als Nederland? He visto "La Guerra de las Galaxias" dos veces. Ik heb "Star Wars" twee keer gezien. Ik heb Star Wars twee keer gezien. ¿Tienes manzanas? Heb je appels? Heb je appels? Los tenemos que comprar desde el extranjero. We moeten deze uit het buitenland aankopen. We moeten ze uit het buitenland kopen. Me quiero ir a casa. Ik wil naar huis. Ik wil naar huis. No hay una escuela para aprender esperanto en mi ciudad. Er is in mijn stad geen school om Esperanto te leren. Er is geen school om Esperanto te leren in mijn stad. ¿Dónde podemos hacer una llamada? Waar kunnen we telefoneren? Waar kunnen we bellen? ¿Qué edad tiene la mayor? Hoe oud is de oudste? Hoe oud is de oudste? No me llames más. Bel me niet meer op. Bel me niet meer. Es muy simpático, por eso me gusta trabajar con él. Hij is heel sympathiek, dus ik mag graag met hem werken. Hij is erg aardig, daarom werk ik graag met hem. Tom tomó el bus equivocado. Tom nam de verkeerde bus. Tom nam de verkeerde bus. Si quieres. Als ge wilt. Als je wilt. Tom le preguntó a Mary dónde estaba el perro. Tom vroeg Mary waar de hond was. Tom vroeg Mary waar de hond was. Quiero enviar un telegrama. Ik wil een telegram versturen. Ik wil een telegram sturen. Tomemos una foto aquí. Laat ons hier een foto maken. Laten we hier een foto nemen. Yo pensaba que te gustaba aprender cosas nuevas. Ik dacht dat je graag nieuwe dingen leerde. Ik dacht dat je graag nieuwe dingen wilde leren. Prometo que te protegeré. Ik beloof dat ik je zal beschermen. Ik beloof dat ik je zal beschermen. No dejes que entre el perro. Laat de hond niet binnenkomen. Laat de hond niet binnen. Lustré el piso y los muebles. Ik poetste de vloer en het meubilair op. Ik heb de vloer en het meubilair gepoetst. Fue un verano precioso, y el cielo era siempre azul. Het was een prachtige zomer, en de lucht was altijd blauw. Het was een prachtige zomer en de lucht was altijd blauw. Tengo un amigo que vive en Kioto. Ik heb een vriend die in Kioto woont. Ik heb een vriend die in Kyoto woont. En esta habitación hay una televisión. Er is een televisie in deze kamer. Er is een tv in deze kamer. Él es un hombre con el cual es difícil hacer negocios. Hij is een man waarmee het moeilijk is zaken te doen. Hij is een man met wie het moeilijk is zaken te doen. Quiero zapatos cafés, no negros. Ik wil bruine schoenen, geen zwarte. Ik wil bruine schoenen, niet zwart. ¡Contaré hasta tres y dispararé! Ik tel tot drie, en dan vuur ik! Ik tel tot drie en schiet. Parece que va a llover mañana. Het schijnt dat het morgen zal regenen. Het lijkt erop dat het morgen gaat regenen. Hablo interlingua. Ik spreek Interlingua. Ik spreek interlingua. Ella me escribió un SMS. Ze heeft me ge-sms't. Ze sms'te me. ¿Podrías ayudarme, por favor? He perdido un documento importante. Kunt ge mij helpen? Ik ben een belangrijk document verloren. Ik ben een belangrijk document kwijt. ¡No quiero un maldito cheque, dame dinero! Ik wil geen verdomde bon, geef me gewoon geld! Ik wil geen cheque. Geef me geld. Tom es un homicida. Tom is een moordenaar. Tom is een moordenaar. ¡Nos vemos! Tot kijk. Tot ziens. Tengo el mismo problema que tú. Ik heb hetzelfde probleem als jij. Ik heb hetzelfde probleem als jij. Me pregunto por qué los huevos se venden por docena. Ik vraag mij af waarom eieren per dozijn verkocht worden. Ik vraag me af waarom eieren worden verkocht voor een dozijn. Le compré a ella un nuevo coche. Ik heb een nieuwe auto voor haar gekocht. Ik heb een nieuwe auto voor haar gekocht. Jim trae puesto un sombrero blanco. Jim heeft een witte hoed op. Jim draagt een witte hoed. Solo vi reacciones negativas. Ik zag alleen maar boze reacties. Ik zag alleen negatieve reacties. Francia estaba en guerra con Rusia. Frankrijk voerde oorlog met Rusland. Frankrijk was in oorlog met Rusland. ¡Hagamos una pausa! Laten we een pauze houden! Laten we even pauzeren. Las ideas no son responsables de lo que los hombres hacen con ellas. Ideeën zijn niet verantwoordelijk voor wat mensen ermee doen. Ideeën zijn niet verantwoordelijk voor wat mannen ermee doen. ¿Está listo el almuerzo? Is het middageten klaar? Is de lunch klaar? Deja el pasado atrás y preocúpate por el presente. Laat het verleden achter je en zorg je maar voor het heden. Laat het verleden achter je en zorg voor het heden. Estoy aprendiendo checo. Ik leer Tsjechisch. Ik leer Tsjechisch. No me sorprende. Het verbaast me niet. Dat verbaast me niks. Había diez personas hacinadas en la pequeña habitación. Tien mensen stonden op elkaar gepakt in de kleine kamer. Er waren tien mensen in de kleine kamer. Yo planeo no beber nunca más. Ik ben van plan nooit meer te drinken. Ik ben van plan nooit meer te drinken. Ayer mi novia tuvo dos orgasmos. Gisteren had mijn verloofde twee orgasmes. Gisteren had mijn vriendin twee orgasmes. Van a la iglesia los domingos. Zij gaan zondags naar de kerk. Ze gaan zondag naar de kerk. ¿Está seguro? Zijt ge zeker? Weet je het zeker? No deberías ir sola. Je zou niet alleen moeten gaan. Je moet niet alleen gaan. ¿Lo tienes todo? Heb je alles? Heb je alles? Estoy esperando a mi amiga. Ik wacht op een vriendin van me. Ik wacht op mijn vriendin. No pude parar de reír. Ik kon niet stoppen met lachen. Ik kon niet stoppen met lachen. El informe meteorológico dice que lloverá mañana por la tarde. Volgens de weersvoorspelling gaat het morgenmiddag regenen. Het weerbericht zegt dat het morgenmiddag gaat regenen. Reconoce colores y formas. Hij herkent kleuren en vormen. Hij herkent kleuren en vormen. Bob no pudo dominar su ira. Bob kon zijn woede niet beheersen. Bob kon zijn woede niet beheersen. El viaje fue muy caro. De reis was heel duur. De reis was erg duur. Da vuelta a la izquierda en la siguiente esquina. Sla op de volgende hoek linksaf. Ga linksaf in de volgende hoek. Até a mi perro a un árbol del jardín. Ik heb mijn hond vastgebonden aan een boom in de tuin. Ik heb mijn hond vastgebonden aan een boom in de tuin. Son casi las seis. Het loopt tegen zessen. Het is bijna zes uur. Estuve ocupado esta semana. Ik was bezet tijdens de week. Ik heb het druk gehad deze week. ¿Qué libro lees? Welk boek lees je? Welk boek lees je? ¿Usted de nuevo? U weer? Jij weer? ¿Quién, yo? Wie, ik? Wie, ik? Conozco su nombre. Ik ken zijn naam. Ik ken zijn naam. Hay personas buenas en el mundo. Er zijn goede mensen op de wereld. Er zijn goede mensen in de wereld. Nadie sabía de su talento literario. Niemand wist van zijn literaire talent. Niemand wist van zijn literaire talent. Hice esto. Ik heb dit gemaakt. Ik heb dit gedaan. Creo que Tom tiene razón. Ik denk dat Tom gelijk heeft. Ik denk dat Tom gelijk heeft. No hagas dos cosas a la vez. Doe geen twee dingen tegelijkertijd. Doe geen twee dingen tegelijk. Solo esta central suministra electricidad a varias ciudades. Deze elektriciteitscentrale voorziet op haar eentje meerdere steden van elektriciteit. Alleen deze centrale levert elektriciteit aan verschillende steden. Él fue a Estados Unidos la semana pasada. Hij is vorige week naar de Verenigde Staten geweest. Hij ging vorige week naar Amerika. Él dio todo su dinero a la caridad. Hij gaf al zijn geld weg voor het goede doel. Hij gaf al zijn geld aan liefdadigheid. El sol no brilla siempre. De zon schijnt niet altijd. De zon schijnt niet altijd. Si usted necesita ayuda, no dude en llamarme. Als je hulp nodig hebt, wees dan zo vrij me op te bellen. Als u hulp nodig hebt, aarzel dan niet om mij te bellen. Si solo supiera la respuesta ahora. Als ik nu maar het antwoord wist. Als ik nu maar het antwoord wist. ¡Cristo resucitó, aleluya! --- ¡Verdaderamente resucitó, aleluya! Christus is verrezen, alleluia! - Waarlijk hij is verrezen, alleluia! Christus is herrezen, Hallelujah! -- Hij is werkelijk herrezen, Hallelujah! ¡Quieto! Stilte! Blijf staan. Mi amigo estudia coreano. Mijn vriend leert Koreaans. Mijn vriend studeert Koreaans. Enseño chino. Ik onderwijs Chinees. Ik geef Chinees les. El signo "&" significa "y." Het symbool "&" staat voor "en." Het teken "&" betekent "y." ¿Qué clase de deportes te gusta? Welk type sport vind je leuk? Wat voor sport vind je leuk? ¿Cómo está tu mujer? Hoe gaat het met je vrouw? Hoe gaat het met je vrouw? La nieve era tan densa que no podíamos ver nada frente a nosotros. De sneeuw was zo dik dat we niets voor ons konden zien. De sneeuw was zo dicht dat we niets voor ons konden zien. Mi hermana es dos años mayor que yo. Mijn zus is twee jaar ouder dan ik. Mijn zus is twee jaar ouder dan ik. El ladrón fue atrapado con las manos en la masa. De dief werd op heterdaad betrapt. De dief werd gepakt met zijn handen in de massa. Siempre me refresca un café caliente. Hete koffie verfrist mij altijd. Ik krijg altijd een hete koffie. Él llevaba gafas. Hij droeg een bril. Hij droeg een bril. Mi pasatiempo es mi acuario. Mijn hobby is mijn aquarium. Mijn hobby is mijn aquarium. Tengo que encontrarlo. Ik moet het vinden. Ik moet hem vinden. Ha ido a la tienda. Zij ging naar de winkel. Hij is naar de winkel. Por favor, cuéntanos por qué necesitas quedarte aquí. Vertel ons alsjeblieft waarom je hier moet blijven. Vertel ons alsjeblieft waarom je hier moet blijven. Hasta ahora todo bien. Tot dusver gaat alles goed. Tot nu toe is alles in orde. ¿Mary trabaja aquí? Werkt Mary hier? Werkt Mary hier? La oficina del señor Popescu está en el décimo piso. Het kantoor van meneer Popescu is op de tiende verdieping. Mr Popescu's kantoor is op de tiende verdieping. Por la mañana siempre me tomo una taza de café. 's Morgens drink ik altijd een kop koffie. 's Morgens drink ik altijd een kop koffie. Invitamos a un novelista y un poeta a la fiesta. We hebben een romanschrijver en een poëet uitgenodigd voor het feest. We nodigen een romanschrijver en een dichter uit voor het feest. Él no se levanta pronto. Hij staat niet vroeg op. Hij staat niet snel op. Sólo la paz puede salvar el mundo. Enkel vrede kan de wereld redden. Alleen vrede kan de wereld redden. La libertad individual es la esencia de la democracia. Persoonlijke vrijheid is de essentie van democratie. Individuele vrijheid is de essentie van democratie. El agua se congela a los cero grados centígrados. Water bevriest bij 0 graden Celcius. Het water bevriest bij nul graden Celsius. ¿Cuándo vuelves a casa? Wanneer kom je terug naar huis? Wanneer kom je thuis? Él tiene tres hermanas mayores. Hij heeft drie oudere zussen. Hij heeft drie oudere zussen. ¿Tiene experiencia? Heeft u ervaring? Heb je ervaring? Este libro será de gran utilidad para ti. Dit boek zal je goed van pas komen. Dit boek zal van groot nut voor je zijn. Es más difícil dar la definición de una palabra que dar un ejemplo de su uso. De definitie van een woord geven is moeilijker dan een voorbeeld te geven van zijn gebruik. Het is moeilijker om een woord te definiëren dan een voorbeeld te geven van het gebruik ervan. Trabajó en la embajada durante tres meses. Hij heeft drie maanden in de ambassade gewerkt. Hij werkte drie maanden bij de ambassade. Un transeúnte inocente fue asesinado de un disparo a plena luz del día. Een onschuldige voorbijganger werd op klaarlichte dag doodgeschoten. Een onschuldige voorbijganger werd op klaarlichte dag doodgeschoten. Mi sastre es rico. Mijn kleermaker is rijk. Mijn kleermaker is rijk. El invierno será arduo. De winter zal streng zijn. De winter zal zwaar zijn. El señor Brown está buscando sus anteojos. Meneer Brown is op zoek naar zijn bril. Mr Brown zoekt z'n bril. ¿Dónde estuviste ayer? Waar was je gisteren? Waar was je gisteren? No necesitan pararse. Jullie hoeven niet te stoppen. Ze hoeven niet op te staan. Mi departamento queda en el segundo piso. Mijn appartement is op de tweede verdieping. Mijn appartement is op de tweede verdieping. Todos los sistemas de escritura tienen ventajas y desventajas. Alle schriftsystemen hebben voor- en nadelen. Alle schrijfsystemen hebben voordelen en nadelen. Ningún estudiante de nuestra clase es más listo que Kate. Geen enkele student in onze klas is intelligenter dan Kate. Geen enkele student in onze klas is slimmer dan Kate. La niña se parece a su madre. Het meisje lijkt op haar moeder. Het meisje lijkt op haar moeder. Ella nunca habla de eso. Ze spreekt daar nooit over. Ze praat er nooit over. Desde que no fumo, me siento mucho mejor. Sinds ik opgehouden ben met roken, voel ik me veel beter. Sinds ik niet rook, voel ik me veel beter. Los ausentes siempre son los malos. De afwezigen hebben altijd ongelijk. De afwezigen zijn altijd de slechteriken. Él anda en pijamas. Hij loopt in pyjama. Hij heeft een pyjama. Él abrió las jaulas. Hij opende de kooien. Hij opende de kooien. Voy a bañarme. Ik ga een bad nemen. Ik ga even douchen. Quizá tenga muchas novias. Misschien heeft hij veel vriendinnen. Misschien heeft hij veel vriendinnen. Ella llevaba unos zapatos blancos. Ze had witte schoenen aan. Ze droeg witte schoenen. Mi profesor de chino es un hombre. Mijn leraar Chinees is een man. Mijn leraar Chinees is een man. Estuve enfermo ayer. Gisteren was ik ziek. Ik was gisteren ziek. ¿Han planeado su viaje de julio con Jullie? Hebben jullie jullie reis met Julie in juli gepland? Hebben jullie Julie's reis gepland? Estoy cerrando mi tienda. Ik ben mijn winkel aan het sluiten. Ik sluit mijn winkel af. ¿Sabes distinguir la mantequilla de la margarina? Kan jij boter van margarine onderscheiden? Kun je de boter onderscheiden van de margarine? El fuego es peligroso. Vuur is gevaarlijk. Vuur is gevaarlijk. Ella está inconsciente. Ze is bewusteloos. Ze is bewusteloos. Tom prometió ayudar a María. Tom beloofde dat hij Mary zou helpen. Tom beloofde Maria te helpen. Para de quejarte y haz lo que te dicen. Hou op met klagen en doe wat men u zegt! Stop met zeuren en doe wat ze zeggen. Él prendió la radio. Hij deed de radio aan. Hij zette de radio aan. Yo estaba bastante sorprendido. Ik was erg verrast. Ik was behoorlijk verrast. No deberías burlarte de él. Je moet hem niet uitlachen. Je moet hem niet uitlachen. La edad no madura, a no ser que seas un queso. Je wordt niet rijper door oud te worden, tenzij je een kaas bent. Leeftijd wordt niet volwassen, tenzij je een kaas bent. A mi caballo le gustan las manzanas. Mijn paard houdt van appels. Mijn paard houdt van appels. Es lo que yo quería decir. Het is wat ik wou zeggen. Dat is wat ik bedoelde. El número promedio de embarazos por mujer en países industrializados es dos. Het gemiddelde aantal zwangerschappen per vrouw is twee, in geïndustrialiseerde landen. Het gemiddelde aantal zwangerschappen per vrouw in geïndustrialiseerde landen is twee. Ahora es el tiempo de trabajar juntos. Nu is de tijd om samen te werken. Nu is het tijd om samen te werken. El volcán más alto de Europa se llama Etna. De hoogste vulkaan van Europa heet Etna. De hoogste vulkaan in Europa heet Etna. Entre un hombre y una mujer no hay amistad posible. Existe pasión, odio, adoración, amor, pero nunca amistad. Tussen man en vrouw is geen vriendschap mogelijk. Er is passie, haat, aanbidding, liefde maar geen vriendschap. Er is geen vriendschap tussen een man en een vrouw, er is passie, haat, aanbidding, liefde, maar nooit vriendschap. Todo está bien. Alles is prima. Alles is in orde. Ahora sí que soy un hombre viejo. Nu ben ik een oude man. Nu ben ik echt een oude man. "¿Qué tal la investigación?" "Regular." "Hoe gaat het met het onderzoek?" "Redelijk." "Hoe was het onderzoek?" "Regulator." Puede estar aquí en cualquier momento. Hij kan er elke seconde zijn. Hij kan hier elk moment zijn. Sus ideas nunca le han proporcionado dinero. Zijn ideeën hebben hem nooit geld opgebracht. Zijn ideeën hebben hem nooit geld opgeleverd. Buena pregunta. Een goede vraag. Goeie vraag. Aprender una lengua extranjera es difícil. Het is moeilijk om een vreemde taal te leren. Een vreemde taal leren is moeilijk. Y sé que no lo hiciste solo para ganar las elecciones. En ik weet, dat ge dat niet alleen gedaan hebt om verkiezingen te winnen. En ik weet dat je het niet alleen deed om de verkiezingen te winnen. De viaje nunca uso dinero al contado, sólo cheques de viaje. Op reis gebruik ik nooit contant geld, wel reischeques. Op reis gebruik ik nooit contant geld, alleen reischeques. Es más barato si vas allí con el autobús. Het is goedkoper als je er met de bus naar toe gaat. Het is goedkoper als je er met de bus heen gaat. Yo estaba en el colegio. Ik was op school. Ik zat op school. Odio los lunes. Ik heb een hekel aan maandagen. Ik haat maandagen. Parece que este auto es suyo. Het lijkt erop dat deze auto van hem is. Het lijkt erop dat deze auto van jou is. Ella se presentó ante las personas que estaban ahí. Ze stelde zich aan de aanwezigen voor. Ze kwam naar de mensen die daar waren. Hoy parece estar bien. Ze ziet er goed uit vandaag. Het ziet er goed uit vandaag. ¿Es dulce? Is hij lief? Is hij lief? No conozco el lugar exacto en el que nací. Ik weet niet juist waar ik geboren ben. Ik weet niet precies waar ik geboren ben. Finalmente ha llegado la primavera a esta parte de Japón. Eindelijk is de lente naar dit deel van Japan gekomen. Eindelijk is de lente aangekomen in dit deel van Japan. Yo, en vez de su padre, lo vi. Ik, in plaats van zijn vader, heb hem gezien. Ik zag hem in plaats van zijn vader. ¿No estás feliz de que Tom no esté aquí? Ben je niet blij dat Tom hier niet is? Ben je niet blij dat Tom er niet is? Vete a casa. Ga naar huis. Ga naar huis. Mi tía tiene tres hijos. Mijn tante heeft drie kinderen. Mijn tante heeft drie kinderen. No cabe duda de quién será electo. Er bestaat geen twijfel over wie er gekozen zal worden. Er bestaat geen twijfel over wie gekozen zal worden. ¿Existe la historia objetiva? Bestaat objectieve geschiedenis? Bestaat er een objectieve geschiedenis? ¡Me encanta el helado de chocolate! Ik hou van chocoladeijs! Ik hou van chocolade ijs! No le abandonaré. Ik zal u niet verlaten. Ik laat hem niet in de steek. Tiene dos lápices; uno largo y otro corto. Hij heeft twee potloden; het ene is lang en het andere kort. Hij heeft twee potloden, één lang en één kort. Napoleón dirigió a sus ejércitos hacia Rusia. Napoleon heeft zijn leger naar Rusland geleid. Napoleon leidde zijn legers naar Rusland. Tokio está a cinco millas de aquí. Tokio is vijf mijl van hier. Tokio is vijf mijl hier vandaan. Mi nombre es Farshad. Mijn naam is Farshad. Mijn naam is Farshad. Meg ni siquiera me miró. Meg keek mij niet eens aan. Meg keek me niet eens aan. Se está haciendo viejo. Hij wordt oud. Hij wordt oud. Dudo que Tom alguna vez aprenda a hablar francés apropiadamente. Ik betwijfel of Tom ooit behoorlijk Frans zal leren spreken. Ik betwijfel of Tom ooit goed Frans leert spreken. Lo hizo él mismo. Hij heeft het zelf gedaan. Hij heeft het zelf gedaan. Él entró en la habitación. Hij ging de kamer binnen. Hij kwam de kamer binnen. Yo crecí en el bosque. Ik ben opgegroeid in de bossen. Ik groeide op in het bos. Tiene el pelo mojado. Ze heeft nat haar. Haar haar is nat. Siempre te he amado, Tom. Ik heb altijd van je gehouden, Tom. Ik heb altijd van je gehouden, Tom. Matar a dos pájaros con un solo tiro. Twee vliegen in een klap slaan. Twee vliegen doden met één schot. Toda la ciudad quedó a oscuras. De hele stad lag in het donker. De hele stad was in het donker. No pudo reprimir su risa cuando observó el vestido. Ze kon haar lach niet bedwingen toen ze het kleed zag. Hij kon zijn lach niet bedwingen toen hij naar de jurk keek. Japón es en su mayor parte un lugar hermoso para vivir. Japan is voor het grootste deel mooi om er te leven. Japan is voor het grootste deel een prachtige plek om te wonen. Nosotros jugamos mejor. We speelden beter. Wij spelen beter. Da lo mejor, y tendrás éxito. Doe je best en het zal je lukken. Doe je best en je zult slagen. Creo que eso no le interesa. Ik denk dat hem dat niet interesseert. Ik denk niet dat hij daar iets om geeft. Debería leer el libro. Ik zou het boek moeten lezen. Ik zou het boek moeten lezen. Nunca he estado tan cansado. Ik ben nog nooit zo moe geweest. Ik ben nog nooit zo moe geweest. Yo también tengo una sensación similar. Ik heb ook een soortgelijk gevoel. Ik heb ook zo'n gevoel. ¡Nunca más hagas algo así! Doe zo iets nooit meer! Doe dat nooit meer. No estoy del todo equivocado. Ik heb niet helemaal ongelijk. Ik heb het niet helemaal mis. Mireille Mathieu es una de las mejores cantantes de Francia. Mireille Mathieu is een van de beste zangeressen van Frankrijk. Mireille Mathieu is een van de beste zangers van Frankrijk. Me gusta mucho un cielo nublado. ¿Por qué?, ni yo sé. Ik heb heel graag een bewolkte hemel, waarom weet ik zelf niet. Ik hou echt van een bewolkte lucht. Escucho música. Ik luister naar muziek. Ik luister naar muziek. ¿Dónde está el árbol? Waar is de boom? Waar is de boom? Nos quedamos sin gasolina en medio del cruce. Midden op het kruispunt vielen we zonder benzine. We hebben geen benzine meer in het midden van het kruispunt. Tom no tiene fiebre. Tom heeft geen koorts. Tom heeft geen koorts. Él habla rápido. Hij spreekt snel. Hij praat snel. Si de verdad querés hablar conmigo, es ahora o nunca. Als je echt met me spreken wilt, is het nu of nooit. Als je echt met me wilt praten, is het nu of nooit. Fui al zoológico con mi hermana. Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster. Ik ging naar de dierentuin met mijn zus. Ella era demasiado orgullosa para pedir su ayuda. Ze was te trots om hem om hulp te vragen. Ze was te trots om haar hulp te vragen. Mi casa está cerca de la estación de tren. Mijn huis staat in de buurt van het station. Mijn huis is vlakbij het treinstation. Soy alérgico a los analgésicos. Ik ben allergisch voor analgetica. Ik ben allergisch voor pijnstillers. Le escribí una carta a Jim. Ik heb Jim een brief geschreven. Ik heb Jim een brief geschreven. Estoy triste. Ik ben bedroefd. Ik ben verdrietig. Ella es la esposa de Alain. Zij is de vrouw van Alain. Dit is Alains vrouw. Mi padre pescó tres peces ayer. Mijn vader heeft gisteren drie vissen gevangen. Mijn vader heeft gisteren drie vissen gevangen. Mi madre vendió todo lo que era valioso para ella. Mijn moeder verkocht alles wat haar dierbaar was. Mijn moeder verkocht alles wat waardevol voor haar was. La cadena comercial Halfords, conocida por sus partes para bicicletas y autos, se ha declarado en quiebra ayer. Winkelketen Halfords, bekend van onderdelen voor fietsen en auto's, is gisteren failliet verklaard. De verkoopketen Halfords, bekend om zijn onderdelen voor fietsen en auto's, is gisteren failliet verklaard. ¿Estás muerto? Ben je dood? Ben je dood? Un plan así de infantil fracasará. Zo een kinderachtig plan zal mislukken. Zo'n kinderachtig plan zal mislukken. Comió frutas y verduras. Hij at fruit en groenten. Hij at fruit en groenten. Te debo una explicación. Ik ben je een verklaring schuldig. Ik ben je een verklaring schuldig. ¡Joder! Kut! Verdomme. ¿Alguna vez nadarías desnudo? Zoudt ge ooit naakt zwemmen? Zou je ooit naakt zwemmen? Voy a esperar aquí hasta que venga. Ik zal hier wachten tot ze komt. Ik wacht hier tot hij komt. La ubicación correcta del servicio es el tenedor a la izquierda del plato y el cuchillo a la derecha junto a la cuchara. De juiste plaatswijze van een bestek is de vork aan de linkerzijde van het bord en het mes aan de rechterzijde alsook de lepel. De juiste locatie van de service is de vork links van de schotel en het mes rechts naast de lepel. Él recogió flores para ella. Hij heeft voor haar bloemen geplukt. Hij heeft bloemen voor haar verzameld. Tenemos más de 100 libros en casa. Wij hebben wel meer dan 100 boeken thuis. We hebben meer dan 100 boeken thuis. ¿Desde cuanto hace que ella está enferma? Sinds wanneer is zij ziek? Hoe lang is ze al ziek? Estoy muy ocupado como para ayudarlo. Ik heb het te druk om hem te helpen. Ik heb het te druk om hem te helpen. Mi vestido nuevo es rojo. Mijn nieuwe jurk is rood. Mijn nieuwe jurk is rood. Nuestras ventas están cayendo. Onze verkoop neemt af. Onze verkoop daalt. En lugar de ir yo mismo, envié un regalo. In plaats van zelf te gaan, stuurde ik een geschenk. In plaats van zelf te gaan, stuurde ik een cadeau. Te vi en televisión. Ik zag je op tv. Ik zag je op tv. Él esquiaba bien cuando era joven. Toen hij jong was kon hij goed skiën. Hij kon goed skiën toen hij jong was. Las dos hermanas se volvían más y más famosas. De twee zussen werden meer en meer bekend. De twee zussen werden steeds beroemder. Complete con su nombre y dirección. Vul uw naam en adres in. Vul uw naam en adres in. Quiero saber más sobre los padres biológicos de Tom. Ik wil meer over Toms biologische ouders weten. Ik wil meer weten over Toms biologische ouders. Estoy a punto de salir. Ik sta op het punt uit te gaan. Ik sta op het punt te vertrekken. Eso no pasó realmente. Dat is niet echt gebeurd. Dat is niet echt gebeurd. Ya estoy de vuelta. Ik ben weer terug. Ik ben terug. Tengo que saber si eso es cierto. Ik moet weten of het waar is. Ik moet weten of dat waar is. En las profundidades del alma humana se ocultan oscuros sentimientos. In de diepten van de mensenziel schuilen duistere gevoelens. In de diepten van de menselijke ziel schuilen duistere gevoelens. "Radiactividad" es un término químico. "Radioactiviteit" is een chemische term. "Radiactiviteit" is een chemische term. Puedo poner las palmas de las manos en el suelo sin doblar las rodillas. Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen. Ik kan mijn handpalmen op de grond leggen zonder mijn knieën te buigen. George W. Bush nació en el estado de Connecticut en el año 1946. George W. Bush is geboren in de staat Connecticut in het jaar 1946. George W. Bush werd in 1946 in de staat Connecticut geboren. Quédate en cama hasta el próximo lunes. Blijf in bed tot volgende maandag. Blijf in bed tot volgende maandag. Tengo antojo de ir a Inglaterra. Ik heb een verlangen om naar Engeland te gaan. Ik heb zin om naar Engeland te gaan. No hay humo sin fuego. Er is geen rook zonder vuur. Er is geen rook zonder vuur. Ella tuvo que cuidar de su hermana. Ze moest haar zus verzorgen. Ze moest voor haar zus zorgen. Bill estaba en Japón. Bill was in Japan. Bill was in Japan. Ya se marchó. Hij is al vertrokken. Hij is al weg. Quédate aquí con nosotras. Blijf hier bij ons. Blijf hier bij ons. Supongo que esperé demasiado tiempo. Ik denk dat ik te lang heb gewacht. Ik denk dat ik te lang heb gewacht. Los malentendidos son en ocasiones difíciles de eliminar. Misverstanden zijn soms moeilijk uit de weg te ruimen. Misverstanden zijn soms moeilijk weg te nemen. ¿Puedo dormir esta noche en tu sofá? Mag ik vannacht op jouw bank slapen? Mag ik vannacht op je bank slapen? ¿Desea dejar un mensaje? Wilt u een boodschap achterlaten? Wilt u een bericht achterlaten? Sandra se come una rebanada de pan y un café de desayuno. Sandra neemt een boterham en een kop koffie als ontbijt. Sandra eet een stuk brood en een ontbijtkoffie. Hay mucha gente en el parque. Er zijn veel mensen in het park. Er zijn veel mensen in het park. ¿Cuánto debes esperar? Hoelang moet je wachten? Hoe lang moet je wachten? Todo vale en el amor y en la guerra. In liefde en oorlog is alles geoorloofd. Alles geldt voor liefde en oorlog. Seguro que son estadounidenses. Dat moeten beslist VS-burgers zijn. Ik weet zeker dat het Amerikanen zijn. Él le pidió que se casara con él pero ella se ha negado. Hij vroeg haar met hem te trouwen, maar ze weigerde. Hij vroeg haar met hem te trouwen, maar ze weigerde. Tiene un hijo y dos hijas. Hij heeft een zoon en twee dochters. Hij heeft een zoon en twee dochters. Su cabello es tan largo que llega al suelo. Zijn haar is zo lang dat het de grond raakt. Haar haar is zo lang dat ze op de grond komt. Estoy bebiendo jugo. Ik ben sap aan het drinken. Ik drink sap. Estoy en el hospital. Me ha caído un rayo. Ik lig in het ziekenhuis. Ik werd door de bliksem getroffen. Ik ben in het ziekenhuis, ik ben door de bliksem getroffen. Los aborígenes recolectan y guardan el agua de la lluvia para beberla. De inboorlingen vangen regenwater op en bewaren het om het te drinken. Aboriginals verzamelen en bewaren regenwater om het te drinken. Ella me pidió que cuidara a su bebé durante su ausencia. Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid. Ze vroeg me om voor haar baby te zorgen tijdens haar afwezigheid. La tripulación se preparaba para el viaje al espacio. De bemanning bereidde zich voor op de reis naar de ruimte. De bemanning bereidde zich voor op de reis naar de ruimte. Martine detesta las arañas. Martine verafschuwt spinnen. Martine haat spinnen. Trabajo en un hospital. Ik werk in een ziekenhuis. Ik werk in een ziekenhuis. Mary le pidió a su hijo que se portara bien. Mary vroeg haar zoon zich goed te gedragen. Mary vroeg haar zoon om braaf te zijn. Puedes entrar ahora. Nu mag je binnenkomen. Je mag nu naar binnen. María mintió acerca de su edad. Mary heeft gelogen over haar leeftijd. Maria loog over haar leeftijd. Pon tu nombre en la lista y pásasela a la siguiente persona. Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon. Zet je naam op de lijst en geef het door aan de volgende persoon. Estoy lavando los platos. Ik ben de afwas aan het doen. Ik ben de afwas aan het doen. En marzo el suelo aún sigue muy frío como para plantar algo en el jardín. In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten. In maart is de grond nog steeds te koud om iets in de tuin te planten. Para mí hablar japonés es fácil. Japans spreken is makkelijk voor mij. Voor mij is het makkelijk om Japans te spreken. Empezaste a llorar. Je begon te huilen. Je begon te huilen. Quisiera pagar con cheque. Ik wil met een cheque betalen. Ik wil graag betalen met een cheque. ¿Hablas holandés? Spreek je Nederlands? Spreek je Nederlands? "¿Por qué?" "¿Por qué no?" " Waarom? " " Waarom niet? " "Waarom?" "Waarom niet?" Linda volvió a casa tarde por la noche. Linda kwam laat in de nacht thuis. Linda kwam laat thuis. Estoy tan cansado que me iré a la cama apenas llegue a la casa. Ik ben zo moe dat ik naar bed ga zodra ik thuiskom. Ik ben zo moe dat ik naar bed ga zodra ik thuis ben. No es justo. Dat is niet eerlijk. Het is niet eerlijk. Me gustaría hacer una pregunta. Ik wil graag een vraag stellen. Ik wil je iets vragen. Su mensaje no puede ser entregado a las siguientes personas o listas de distribución. Uw bericht kan niet worden bezorgd bij de volgende personen of distributielijsten. Uw bericht kan niet worden geleverd aan de volgende personen of distributielijsten. ¡Manos arriba! Handen omhoog! Handen omhoog. Como era de esperar, Mariana no hizo la tarea. Zoals te verwachten was voerde Mariana de taak niet uit. Mariana heeft haar huiswerk niet gedaan. Me duele el pecho. Ik heb pijn in de borst. M'n borst doet pijn. Él todavía piensa que somos amigos. Hij denkt nog steeds dat we vrienden zijn. Hij denkt nog steeds dat we vrienden zijn. Quiero ir al cine hoy. Ik wil naar de cinema gaan vandaag. Ik wil vandaag naar de film. No hay una razón para no hacerlo. Er is voor mij geen reden om het niet te doen. Er is geen reden om dat niet te doen. Se ha marchado del hospital hace una hora. Hij heeft een uur geleden het ziekenhuis verlaten. Hij is een uur geleden vertrokken uit het ziekenhuis. Los libros de este alumno son nuevos. De boeken van deze student zijn nieuw. De boeken van deze leerling zijn nieuw. El hombre propone y Dios dispone. De mens wikt, God beschikt. De mens stelt voor en God beschikt. Se casaron hace tres meses. Ze zijn drie maanden geleden getrouwd. Ze zijn drie maanden geleden getrouwd. Te amaré por siempre. Ik zal altijd van je houden. Ik zal voor altijd van je houden. ¡Pelea como hombre! Vecht als een man! Vecht als een man. ¿Dónde está el lugar más hermoso del mundo? Waar is de mooiste plaats op aarde? Waar is de mooiste plek ter wereld? Él nació tan pobre que casi no fue al colegio. Hij werd zo arm geboren dat hij nauwelijks naar school geweest is. Hij werd zo arm geboren dat hij nauwelijks naar school ging. Le dije que eso no era mío. Ik zei hem dat dat niet van mij was. Ik zei dat het niet van mij was. ¿Hay un doctor a bordo? Is er een geneesheer in het vliegtuig? Is er een dokter aan boord? Ella necesita un abrigo. Ze heeft een jas nodig. Ze heeft een jas nodig. Suelo ir al colegio en autobús. Ik ga gewoonlijk met de bus naar school. Ik ga meestal met de bus naar school. Se me prohibió salir después de las diez. Het was mij verboden uit te gaan na tien uur. Ik mocht na tienen niet meer weg. La abeja de todas las flores se aprovecha. De bij maakt gebruik van alle bloemen. De bij van alle bloemen maakt er gebruik van. Quiero comprar. Ik wil kopen. Ik wil kopen. Quiero ser más independiente. Ik wil onafhankelijker zijn. Ik wil meer onafhankelijk zijn. El mejor médico es el que conoce la inutilidad de la mayor parte de las medicinas. De beste arts is diegene die de waardeloosheid van de meeste geneesmiddelen kent. De beste arts is degene die weet hoe nutteloos de meeste medicijnen zijn. Él va a escribir una carta. Hij gaat een brief schrijven. Hij gaat een brief schrijven. Tengo hermanos. Ik heb broers. Ik heb broers. Cuando abrí otra vez mis ojos, de la nada había una señora desconocida parada en frente mío. Toen ik mijn ogen weer open deed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus. Toen ik mijn ogen weer opende, stond er uit het niets een onbekende dame voor me. Nadie escapa a la muerte. Niemand kan de dood vermijden. Niemand ontsnapt aan de dood. ¡No cuentes conmigo para eso! Aan zo iets doe ik niet mee! Reken daar maar niet op. ¡No te olvides de mí! Vergeet mij niet! Vergeet me niet. Pedí algunos libros nuevos desde Estados Unidos. Ik heb uit de Verenigde Staten enkele nieuwe boeken besteld. Ik heb nieuwe boeken besteld uit Amerika. Él siempre ha vivido en Tokio. Hij heeft altijd in Tokio gewoond. Hij heeft altijd in Tokio gewoond. Él estaba justo detrás de mí. Hij was vlak achter mij. Hij zat vlak achter me. El tren para en cada estación. De trein stopt op elk station. De trein stopt bij elk station. ¿Tienes ganas de ir de compras conmigo? Heb je zin om mee te gaan winkelen? Wil je met me gaan winkelen? El cuadro de mi abuelo está colgado en la pared. Het portret van mijn grootvader hangt aan de muur. Het schilderij van mijn grootvader hangt aan de muur. Aquí está todo en orden. Hier is alles in orde. Hier is alles in orde. Cómete todo. Eet alles. Eet alles op. ¿Hoy tienes algo que hacer? Heb je vandaag iets te doen? Heb je iets te doen vandaag? Rompió la ventana a propósito. Hij brak de ruit met opzet. Hij brak expres het raam. Nos gustaría comprar un sofá. We willen graag een bank kopen. We willen graag een bank kopen. En el prefacio solo toqué los puntos más importantes. In het voorwoord heb ik enkel de belangrijkste punten vermeld. In het voorwoord heb ik alleen de belangrijkste punten aangeraakt. Ellos empezaron a escalar la colina. Ze begonnen de heuvel te beklimmen. Ze begonnen de heuvel te beklimmen. Este libro está escrito en inglés. Dit boek is geschreven in het Engels. Dit boek is in het Engels geschreven. París es una de las ciudades más grandes del mundo. Parijs is een van de grootste steden van de wereld. Parijs is een van de grootste steden ter wereld. Mi vida no tendría sentido sin vosotras. Zonder jullie zou mijn leven zinloos zijn. Mijn leven zou zinloos zijn zonder jullie. Ann es una niña pequeña. Anna is een klein meisje. Ann is een klein meisje. ¿Y si fuéramos a jugar al golf esta tarde? En als we eens zouden gaan golfen deze namiddag? Zullen we vanmiddag gaan golfen? Ahora me pertenece. Dat behoort nu aan mij. Het is nu van mij. Anne tiene un hoyuelo en la mejilla pero su hermana Lies no. Anne heeft een kuiltje in haar wang maar haar zus Lies heeft dat niet. Anne heeft een kuil in haar wang, maar haar zus Lies niet. Le gustan los animales. Hij houdt van dieren. Hij houdt van dieren. Perdí el reloj que mi padre me dio. Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft. Ik verloor het horloge dat mijn vader me gaf. En mi casa no hay muchos muebles. Er zijn niet veel meubels in mijn huis. Er zijn niet veel meubels in mijn huis. Estos problemas se resolverán en un futuro próximo. Deze problemen zullen in de nabije toekomst worden opgelost. Deze problemen zullen in de nabije toekomst worden opgelost. Tom y María cultivan lechuga en su jardín. Tom en Mary telen bladsla in hun tuin. Tom en Maria kweken sla in hun tuin. "Me gusta viajar." "A mí también." "Ik reis graag." "Ik ook." "Ik hou van reizen." "Ik hou ook van reizen." Mi padre trabaja en la fábrica. Mijn vader werkt in een fabriek. Mijn vader werkt in de fabriek. Haz clic en el botón rojo. Klik op de rode knop. Klik op de rode knop. Todavía no entiendo qué quieres de mí. Ik begrijp nog steeds niet wat je van me wilt. Ik snap nog steeds niet wat je van me wilt. A Tom y a Mary les gustan las películas antiguas. Tom en Mary houden allebei van oude films. Tom en Mary houden van oude films. Le pregunté al niño por qué lloraba. Ik vroeg aan het kind waarom het weende. Ik vroeg de jongen waarom hij huilde. Arqueólogos polacos están conduciendo investigaciones científicas en Sudán. Poolse archeologen doen wetenschappelijk onderzoek in Soedan. Poolse archeologen leiden wetenschappelijk onderzoek in Soedan. Siempre que él viene a Tokio, pasa la noche donde nosotros. Telkens als hij in Tokio komt, brengt hij de nacht bij ons door. Elke keer als hij naar Tokio komt, brengt hij de nacht bij ons door. Parece que se debe a un defecto. Dat lijkt defect te zijn. Het lijkt erop dat het te wijten is aan een defect. Pedimos algo. We vragen iets. We hebben iets besteld. Déjame decir lo que pienso. Laat mij zeggen wat ik denk. Laat me zeggen wat ik denk. ¿Dónde está la comisaría más cercana? Waar is het dichtstbijzijnde politiebureau? Waar is het dichtstbijzijnde politiebureau? Esta vez lo intentaré. Deze keer zal ik het proberen. Deze keer zal ik het proberen. Ella sufre una enfermedad contagiosa. Ze lijdt aan een besmettelijke ziekte. Ze heeft een besmettelijke ziekte. Deberías irte a casa. Je kan maar beter naar huis gaan. Je moet naar huis gaan. He perdido mis llaves. Ik heb mijn sleutels verloren. Ik ben mijn sleutels kwijt. Salimos juntos cada fin de semana. We gaan ieder weekeinde samen uit. We gaan elk weekend met elkaar uit. Carol se levanta temprano todas las mañanas. Carol staat elke ochtend vroeg op. Carol staat elke ochtend vroeg op. Me dan miedo los terremotos. Ik ben bang voor aardbevingen. Ik ben bang voor aardbevingen. Él me salvó la vida. Hij heeft mijn leven gered. Hij heeft mijn leven gered. La criada ya había limpiado la pieza cuando Carol entró. De meid was de kamer al aan het kuisen toen Carol binnenkwam. De dienstmeid had het al opgeruimd toen Carol binnenkwam. Todo está en las manos de Dios. Alles is in handen van god. Alles ligt in Gods handen. Ella abre la ventana. Ze doet het venster open. Ze doet het raam open. Necesito lentes para leer. Ik heb een bril nodig om te lezen. Ik heb een bril nodig om te lezen. No tengo palabras. Ik heb er geen woorden voor. Ik heb geen woorden. Él es abogado. Hij is advocaat. Hij is advocaat. Él no está en China. Hij is niet in China. Hij is niet in China. Dale las sobras al perro. Geef de restjes aan de hond. Geef de restjes aan de hond. Tom explicó por qué había llegado tarde. Tom legde uit waarom hij te laat was. Tom legde uit waarom hij te laat was. ¿Puedo pagar con una tarjeta de crédito? Kan ik met een creditcard betalen? Kan ik betalen met een creditcard? Devolveré el libro tan pronto como pueda. Ik zal het boek teruggeven zodra ik kan. Ik breng het boek zo snel mogelijk terug. Ella necesita dinero. Zij heeft geld nodig. Ze heeft geld nodig. Por ejemplo, ¿le gusta el idioma inglés? Vind je Engels bijvoorbeeld mooi? Houdt u bijvoorbeeld van de Engelse taal? Si no tomas vacaciones, colapsarás. Als je geen vakantie neemt dan ga je er onderdoor. Als je niet op vakantie gaat, stort je in. De vez en cuando, meditar por unos minutos al día verdaderamente ayuda a mi bienestar. Af en toe een meditatie van enkele minuten per etmaal helpt echt mijn welbevinden. Af en toe is mediteren voor een paar minuten per dag echt een hulp voor mijn welzijn. La madera flota en el agua. Hout drijft in water. Hout drijft in het water. Dime qué hiciste en Shounan. Zeg mij wat ge in Shounan gedaan hebt. Vertel me wat je in Shounan hebt gedaan. Él corrió más rápido que su hermano. Hij liep vlugger dan zijn broer. Hij rende sneller dan zijn broer. Yo quiero participar en la protesta. Ik wil deelnemen aan het protest. Ik wil deelnemen aan het protest. La cena está preparada. Het avondeten is klaar. Het eten is klaar. No sé cómo hace eso. Ik weet niet hoe ze dat doet. Ik weet niet hoe hij dat doet. Estaba escuchando música. Hij was naar muziek aan het luisteren. Ik luisterde naar muziek. Todos los sábados jugamos al balompié. Elke zaterdag spelen we voetbal. Elke zaterdag spelen we honkbal. Las frutas tienden a descomponerse rápidamente. Fruit heeft de neiging vlug te rotten. De vruchten hebben de neiging om snel af te breken. Tom es un buen vecino. Tom is een goede buur. Tom is een goede buurman. Habla diez lenguas. Hij spreekt 10 talen. Hij spreekt tien talen. Ella sonrió y se despidió. Ze glimlachte en nam afscheid. Ze glimlachte en nam afscheid. Conoces muchos sitios interesantes, ¿no es así? Jij kent veel interessante plaatsen, of niet? Je kent veel interessante plekken, nietwaar? Está loco por ti. Hij is gek op je. Hij is gek op je. Ella prometió que limpiaría mi pieza. Ze beloofde me dat ze mijn kamer op zou ruimen. Ze beloofde dat ze mijn stuk zou opruimen. Solía haber un montón de ranas en este estanque. In deze vijver zaten gewoonlijk heel wat kikkers. Er waren veel kikkers in deze vijver. No lo hice a propósito. Ik heb dat niet met opzet gedaan. Ik deed het niet expres. Te voy a llevar a casa. Ik breng je naar huis. Ik breng je naar huis. ¿Cuál es la comida más repugnante que hayas comido alguna vez? Wat is het walgelijkste eten dat je ooit hebt gegeten? Wat is het meest walgelijke eten dat je ooit gegeten hebt? Mis padres no me entienden. Mijn ouders verstaan mij niet. Mijn ouders begrijpen me niet. Aquellos que le conocen le aprecian. Wie hem kent, vindt hem aardig. Degenen die hem kennen waarderen hem. Lo conozco de vista, pero la verdad es que nunca le he hablado. Ik ken hem van gezicht maar ik heb nog nooit met hem gesproken. Ik ken hem uit het oog, maar de waarheid is dat ik nooit met hem gesproken heb. ¿Con quiénes te juntaste? Wie heb je ontmoet? Met wie ging je om? Debe de haberlo hecho ayer. Zij moet het gisteren gedaan hebben. Dat moet hij gisteren gedaan hebben. Ella lucía sola. Ze zag er eenzaam uit. Ze zag er alleen uit. Yo crecí en la montaña. Ik ben opgegroeid in de bergen. Ik groeide op op de berg. Es hora de almorzar. Het is tijd voor het middageten. Het is lunchtijd. Un político siempre debe dar justificación del dinero que tiene a su disposición. Een politicus moet altijd verantwoording kunnen afleggen voor het geld dat hij ter beschikking heeft. Een politicus moet altijd verantwoording afleggen voor het geld dat hij ter beschikking heeft. Ahí donde duele un diente va la lengua. Waar een tand pijn doet, daar gaat de tong naartoe. Waar een tand pijn doet, gaat zijn tong. Tom solo toma café. Tom drinkt alleen koffie. Tom drinkt alleen koffie. El día diez del mes que viene harán veinte años de casados. Op de tiende van volgende maand zijn ze twintig jaar getrouwd. Op de tiende dag van volgende maand zullen ze 20 jaar getrouwd zijn. Estoy seguro de que él es inteligente. Ik weet zeker dat hij intelligent is. Ik weet zeker dat hij slim is. Él escaló el monte Fuji. Hij heeft de berg Fuji beklommen. Hij beklom de Fuji berg. Nunca nadie vino a mi cumpleaños. Er kwam nooit iemand op mijn verjaardag. Niemand kwam op mijn verjaardag. ¿Dónde lo hacen? Waar doen ze dat? Waar doen ze dat? El abuelo le pidió al niño que le trajese el bastón. De grootvader vroeg de jongen zijn stok te brengen. Opa vroeg de jongen om de stok mee te nemen. La niña salió herida de gravedad en el accidente de tránsito. Het meisje was zwaar verwond in het verkeersongeluk. Het meisje raakte ernstig gewond bij het verkeersongeluk. Hola Bill, ¿cómo estás? Hoi, Bill. Hoe gaat het? Hé, Bill, hoe gaat het? Hoy estoy muy cansado. Ik ben vandaag erg moe. Ik ben erg moe vandaag. Él tuvo la suerte de encontrar un trabajo. Hij had het geluk een baan te vinden. Hij had geluk dat hij een baan vond. ¿Por qué finges que no me conoces? Waarom doe je alsof je me niet kent? Waarom doe je alsof je me niet kent? Puede besar a la novia. U mag nu de bruid kussen. Je mag de bruid kussen. Los búhos pueden ver en la oscuridad. Uilen kunnen in het donker zien. Uilen kunnen in het donker zien. No, nunca le mentiré. Neen, ik zal nooit liegen tegen hem. Nee, ik zal nooit tegen hem liegen. Me da pena cuando pienso en su muerte. Ik heb verdriet als ik aan zijn dood denk. Ik heb medelijden met hem als ik aan zijn dood denk. El doctor me dijo que debería dejar de fumar. De dokter zei mij dat ik zou moeten stoppen met roken. De dokter zei dat ik moest stoppen met roken. Algunas tiendas disminuyen los precios. Sommige winkels verlagen de prijzen. Sommige winkels verlagen de prijzen. Sus padres confían en él. Zijn ouders vertrouwen hem. Zijn ouders vertrouwen hem. Te doy mi palabra sobre eso. Ik geef je mijn woord. Daar beloof ik je op. Tengo nacionalidad francesa, pero soy de origen vietnamita. Mijn nationaliteit is Frans, maar van oorsprong ben ik Vietnamees. Ik heb een Franse nationaliteit, maar ik kom uit Vietnam. Me pongo histérico rápido. Ik word snel hysterisch. Ik word snel hysterisch. ¿Por qué necesita un paraguas nuevo? Waarom heb je een nieuwe paraplu nodig? Waarom heb je een nieuwe paraplu nodig? Mi nombre estaba de tercero en la lista. Mijn naam was de derde op de lijst. Mijn naam stond op de lijst. Dio su vida por la nación. Hij gaf zijn leven voor de natie. Hij gaf zijn leven voor het land. Ella pasó de largo sin verme. Ze kwam voorbij, zonder mij te zien. Ze heeft me niet gezien. La Tierra es un planeta. De aarde is een planeet. De aarde is een planeet. ¿Hablás francés? Praat je Frans? Spreek je Frans? Mañana se los entrego. Ik geef ze morgen aan haar. Ik geef ze morgen aan u. Aquí está mi billete de vuelta. Hier mijn terugkeerticket. Hier is mijn ticket. Le di mi dirección. Ik gaf hem mijn adres. Ik gaf hem mijn adres. Quebraste la ley. Je hebt de wet gebroken. Je hebt de wet overtreden. Desearía poder cantar como tú. Ik zou willen dat ik zo kon zingen als jij. Ik wou dat ik kon zingen zoals jij. Necesito reemplazar mi piano por uno nuevo. Ik moet mijn toetsenbord vervangen door een nieuw. Ik moet mijn piano vervangen door een nieuwe piano. A lo lejos se asimila la roca a la cara de un hombre. Van ver gelijkt de rots op een menselijk gezicht. In de verte wordt de steen in het gezicht van een man geassimileerd. No tienes una coartada para el día del homicidio. Je hebt geen alibi voor de dag van de moord. Je hebt geen alibi voor de dag van de moord. Me siento culpable. Ik voel me schuldig. Ik voel me schuldig. Sonriendo tristemente, comenzó a hablar. Met een treurige glimlach begon ze te praten. Spijtig glimlachend begon hij te praten. Vamos al cine. Venid con nosotros. We gaan naar de film. Kom gezellig mee. We gaan naar de film. ¿Puedo hacer una pregunta? Mag ik een vraag stellen? Mag ik je iets vragen? Ella es una esposa maravillosa. Ze is een fantastische echtgenote. Ze is een geweldige vrouw. Un pequeño fuego en un bosque puede propagarse con facilidad y rápidamente convertirse en un gran incendio. Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden. Een klein vuurtje in een bos kan zich gemakkelijk verspreiden en snel een grote brand worden. Vi al hombre saltar. Ik heb de man zien springen. Ik zag de man springen. ¿Eres feliz? Ben je gelukkig? Ben je gelukkig? ¿Qué hay de nuevo? Wat is nieuw? Wat is er aan de hand? Muchas gracias por su obsequio. Heel erg bedankt voor je cadeautje. Bedankt voor uw cadeau. En mi opinión, él es un tremendo escritor. Volgens mij is hij een geweldige schrijver. Volgens mij is hij een geweldige schrijver. Mi padre nunca ha estado enfermo en su vida. Mijn vader is zijn hele leven nooit ziek geweest. Mijn vader is nog nooit ziek geweest. Miente. Hij liegt. Hij liegt. A veces los críticos no saben lo que critican. Soms weten critici niet wat ze aan het bekritiseren zijn. Soms weten critici niet wat ze bekritiseren. ¿Dónde podemos estacionar el coche? Waar kunnen we de auto parkeren? Waar kunnen we de auto parkeren? ¿Qué sería del mundo sin las mujeres? Wat zou de wereld zonder vrouwen zijn? Wat zou de wereld zijn zonder vrouwen? Volvió dos días más tarde. Hij kwam twee dagen later terug. Hij kwam twee dagen later terug. Yo lloré cuando leía este libro. Ik weende terwijl ik dat boek las. Ik huilde toen ik dit boek las. ¡Me muero de hambre! Daos prisa y dadme algo de comer. Ik ben uitgehongerd! Schiet op en geef me iets te eten. Schiet op en geef me wat te eten. No eres lo bastante rápido. Je bent niet snel genoeg. Je bent niet snel genoeg. Necesitamos un contrato. We hebben een contract nodig. We hebben een contract nodig. No tengo opción. Ik heb geen alternatieven. Ik heb geen keus. ¿En cuál calle? In welke straat? Welke straat? Tom canta en el coro de una iglesia. Tom zingt in een kerkkoor. Tom zingt in een kerkkoor. Estás embarazada. Ge zijt zwanger. Je bent zwanger. Me senté y abrí mi ordenador portátil. Ik ging zitten en opende mijn laptop. Ik ging zitten en opende mijn laptop. Kate habla inglés muy deprisa. Kate spreekt heel snel Engels. Kate spreekt heel snel Engels. Enciende la luz. No veo nada. Doe het licht aan. Ik zie niks. Doe het licht aan, ik zie niets. Sus fábulas hicieron de Hans Christian Andersen el danés más conocido del mundo. Zijn fabels hebben van Hans Christian Andersen de bekendste Deen ter wereld gemaakt. Zijn fabels maakten Hans Christian Andersen de bekendste Deen ter wereld. Él ocultaba su pasión ardiente bajo una mirada inocente. Zijn vurige passie verborg hij achter een onschuldige blik. Hij verborg zijn vurige passie onder een onschuldige blik. Espero mucho de él. Ik verwacht veel van hem. Ik verwacht veel van hem. Va a llover esta tarde. Het zal regenen vanmiddag. Het gaat vanmiddag regenen. ¿Cómo escapó Tom? Hoe is Tom ontsnapt? Hoe is Tom ontsnapt? ¿Cómo puedo buscar frases en alemán que les falten, por ejemplo, traducciones al esperanto? Hoe kan ik zoeken naar Duitse zinnen, waarvan bijvoorbeeld de vertaling in het Esperanto ontbreekt? Hoe kan ik zoeken naar zinnen in het Duits die ontbreken, bijvoorbeeld vertalingen in het Esperanto? ¿Tiene encendedor? Heeft u een aansteker? Heb je een aansteker? ¡No! Neen! Nee! ¿Quieres algo para beber? Wil je iets te drinken? Wil je iets drinken? Estoy enfadado contigo. Ik ben kwaad op je. Ik ben boos op je. Siéntese, señor. Gaat u zitten, mijnheer! Ga zitten, meneer. Me debiste haber dicho ayer. Je had me dat gisteren moeten vertellen. Je had het me gisteren moeten vertellen. Yo a menudo tengo el mismo sueño. Ik heb dikwijls dezelfde droom. Ik heb vaak dezelfde droom. Ella está enamorada de Tom. Ze is op Tom verliefd. Ze is verliefd op Tom. Somos prácticamente hermanos. We zijn bijna als broers. We zijn praktisch broers. La casa que he comprado está un poco lejos del centro de la ciudad. Het huis dat ik gekocht heb ligt ver van het centrum. Het huis dat ik heb gekocht is een beetje ver van het centrum van de stad. ¡Oh sí, nosotros amamos la voz del computador! O ja, wij houden van de computerstem! Oh ja, we houden van de stem van de computer! La explicación de cada hecho tomó harto tiempo. Het uitleggen van elk feit duurde lang. De uitleg van alle feiten duurde lang. Entregue sus quehaceres el viernes. Geef uw huiswerk af tegen vrijdag. Geef uw klusjes vrijdag. Él es a lo más dos o tres años más joven que yo. Hij is hoogstens 2 of 3 jaar jonger dan ik. Hij is twee of drie jaar jonger dan ik. En una o dos semanas. Over een week of twee. Over een week of twee. Yo no me como el corazón de la manzana. Ik eet het klokhuis van de appelen niet op. Ik eet het hart van de appel niet. ¡Ve siempre derecho hacia adelante! Ga altijd recht vooruit! Ga altijd rechtdoor. ¡Me gustan los idiomas extranjeros! Ik hou van vreemde talen. Ik hou van vreemde talen. Tenemos que hacer algo, Tom. We moeten iets doen, Tom. We moeten iets doen, Tom. Ella tiene tantos libros como yo. Ze heeft evenveel boeken als ik. Ze heeft net zoveel boeken als ik. Lo que ella compró era muy caro. Wat ze kocht was heel duur. Wat ze kocht was erg duur. El bebé dejó de llorar. De dreumes stopte met wenen. De baby stopte met huilen. Mi nombre es Ivan. Mijn naam is Ivan. Mijn naam is Ivan. Al gato le gusta el pescado pero no le gusta mojarse las patas. De kat heeft graag vis, maar maakt niet graag zijn poten nat. De kat houdt van vis, maar houdt er niet van om zijn poten nat te maken. No me ayudó nadie. Niemand heeft me geholpen. Niemand heeft me geholpen. Su deseo finalmente se cumplió. Zijn wens werd uiteindelijk vervuld. Zijn wens is eindelijk vervuld. Yo quiero volver a casa, donde mi padre me está esperando. Ik wil naar huis, waar mijn vader op mij wacht. Ik wil naar huis, waar mijn vader op me wacht. Tengo un amigo cuyo padre es profesor. Ik heb een vriend wiens vader leraar is. Ik heb een vriend wiens vader professor is. Se echó a reír. Hij schoot in een lach. Hij lachte. Tanto Piotr como Lech vienen de Polonia. Zowel Pioter als Lech komen uit Polen. Zowel Piotr als Lech komen uit Polen. Todo va según el plan. Alles gaat volgens plan. Alles gaat volgens plan. Hace mal tiempo. Het is slecht weer. Het is slecht weer. Con sombrero en mano llegas a cualquier lado. Met de hoed in de hand komt men door het ganse land. Met een hoed in je hand kom je overal. Pregúntele a cualquiera. Vraagt u het eender wie. Vraag het maar aan iedereen. ¿Es eso todo? Is dat alles? Is dat alles? Utilizamos palillos chinos en lugar de tenedor y cuchillo. Wij gebruiken stokjes in plaats van vork en mes. We gebruiken Chinese stokjes in plaats van vork en mes. Encontré la ciudad en el mapa. Ik heb de stad op de kaart gevonden. Ik vond de stad op de kaart. Tengo que comprar una. Ik moet er een kopen. Ik moet er een kopen. ¿Qué opinas de la economía japonesa? Wat denkt ge over de Japanse economie? Wat vind je van de Japanse economie? ¿Has visto alguna vez una puesta de sol tan bella? Hebt ge ooit zo een mooie zonsondergang gezien? Heb je ooit zo'n mooie zonsondergang gezien? Mi hermana era una mujer muy bella. Mijn zuster was een heel mooie vrouw. Mijn zus was een mooie vrouw. Me bajo en la siguiente estación. Ik stap uit op het volgende station. Ik stap uit bij het volgende station. ¿Hay un televisor en la habitación? Is er tv op de kamer? Is er een tv in de kamer? Todos los días escribo en mi diario. Ik schrijf dagelijks in mijn dagboek. Ik schrijf elke dag in mijn dagboek. Estaré allí a las siete y media. Ik zal er om half acht zijn. Ik ben er om half acht. Mirá lo que está haciendo Mary. Kijk wat Mary aan het doen is. Kijk wat Mary doet. El riega el jardín una vez a la semana. Hij sproeit de tuin eenmaal per week. Hij besproeit de tuin één keer per week. Tom tiene 12 hermanos. Tom heeft 12 broers en zussen. Tom heeft 12 broers. Tom le dio un beso tierno a Mary. Tom gaf Mary een tedere kus. Tom gaf Mary een lieve kus. Berlín es una ciudad alemana. Berlijn is een Duitse stad. Berlijn is een Duitse stad. Toqué una canción para ahuyentar la tristeza. Ik speelde een lied om de droefenis te verdrijven. Ik speelde een liedje om verdriet weg te jagen. Lo que sea que él diga, no le creas. Wat hij ook zegt, geloof hem niet. Wat hij ook zegt, geloof hem niet. Debe haber un malentendido entre nosotros. Er moet een misverstand zijn tussen ons. Er moet een misverstand tussen ons zijn. Olvídalo. Vergeet dat. Vergeet het maar. Gracia, ¿podría tomar un poco más? Dankuwel, kan ik een beetje meer krijgen? Grace, mag ik nog wat? El escritorio está hecho de madera. Het bureau is gemaakt uit hout. Het bureau is gemaakt van hout. El arroz con curry es mi plato favorito. Rijst met curry is mijn lievelingsgerecht. Curry rijst is mijn favoriete gerecht. Me duele la garganta. Ik heb keelpijn. M'n keel doet pijn. Él bebió veneno por equivocación. Hij vergiste zich en dronk vergif. Hij dronk per ongeluk gif. Fue una reunión extremadamente larga. Het was een erg lange vergadering. Het was een zeer lange bijeenkomst. La honestidad es una enorme virtud. Eerlijkheid is een aanzienlijke deugd. Eerlijkheid is een enorme deugd. En este informe está la capacidad del vestíbulo exagerada. In dit verslag wordt de capaciteit van de hal overdreven. In dit verslag staat de capaciteit van de lobby. Él jamás rompe sus promesas. Hij breekt nooit zijn belofte. Hij breekt nooit zijn beloftes. Ella es una persona tranquila. Zij is een stil persoon. Ze is een rustig persoon. Mi habitación da al este. Mijn kamer kijkt uit op het oosten. Mijn kamer gaat naar het oosten. Este es mi computador. Dit is mijn computer. Dit is mijn computer. El presidente francés visitará Japón el próximo mes. De president van Frankrijk zal volgende maand Japan bezoeken. De Franse president bezoekt Japan volgende maand. Tom ni siquiera sabía quién era María. Tom wist niet eens wie Mary was. Tom wist niet eens wie Maria was. Tom dijo hola sonriendo. Tom zei glimlachend gedag. Tom zei hallo met een glimlach. La ciencia es duradera pero la vida es breve. De wetenschap is lang, het leven is kort. Wetenschap is duurzaam, maar het leven is kort. Hoy estás ocupado, ¿verdad? Vandaag ben je druk, nietwaar? Je hebt het druk vandaag, hè? ¿Qué hora da tu reloj? Hoe laat is het op jouw horloge? Hoe laat is je horloge? ¿Dónde trabaja Marika ahora? Waar werkt Marika nu? Waar werkt Marika nu? Los italianos rara vez hablan de política. Italianen praten zelden over politiek. Italianen praten zelden over politiek. ¿Hay muchas flores en el jardín? Staan er veel bloemen in de tuin? Zijn er veel bloemen in de tuin? Hoy no es tu día. Vandaag is het niet jouw dag. Vandaag is niet jouw dag. ¿Cómo puedo traducir palabras que solo existen en mi lengua? Hoe kan ik woorden vertalen die alleen in mijn taal bestaan? Hoe kan ik woorden vertalen die alleen in mijn taal bestaan? ¿Estás bien? Gaat het goed met je? Gaat het? ¿Cuándo empiezo? Wanneer begin ik? Wanneer moet ik beginnen? Primero, no puedo ir. Segundo, no iría aunque pudiera. Ten eerste kan ik niet gaan. Ten tweede zou ik niet gaan zelfs als ik dat kon. Ten tweede, ik zou niet gaan als ik kon. Explicó con detalle lo que había visto. Gedetailleerd vertelde hij wat hij gezien had.. Hij legde alles uit wat hij had gezien. Es más o menos como tú dices. Het is min of meer zoals je zegt. Het is ongeveer zoals jij het zegt. No tengo ganas de hacer ejercicio. Ik heb geen zin om te oefenen. Ik heb geen zin om te trainen. ¿Quién es éste? Wie is dat? Wie is dit? Mi padre es un buen hombre. Mijn vader is een goed man. Mijn vader is een goede man. La nieve ha comenzado a derretirse. De sneeuw begon te smelten. De sneeuw begint te smelten. Tenía que trabajar incluso los domingos. Hij moest zelfs op zondag werken. Ik moest zelfs op zondag werken. Él lleva gafas. Hij draagt een bril. Hij draagt een bril. Mary cree que Tom teme el compromiso. Mary denkt dat Tom bang is van het engagement. Mary denkt dat Tom bang is voor verloving. Tom tiene mala reputación. Tom heeft een slechte reputatie. Tom heeft een slechte reputatie. La tierra es redonda. De aarde is rond. De aarde is rond. Está lloviendo otra vez. Het is weer aan het regenen. Het regent weer. No necesito ser más claro. Een goede verstaander heeft aan een half woord genoeg. Ik hoef niet duidelijker te zijn. El agua está caliente. Het water is warm. Het water is heet. Si dices que me amas, también debes amar a mi perro. Als je zegt dat je van me houdt, moet je ook van mijn hond houden. Als je zegt dat je van me houdt, moet je ook van mijn hond houden. Ya que lo voy a ver mañana, le puedo dar un mensaje si tú quieres. Gezien ik hem morgen zal zien kan ik hem een boodschap doorgeven, als je dat wilt. Nu ik hem morgen zie, kan ik hem een boodschap geven als je wilt. ¿Cuándo se construyó esa iglesia? Wanneer is die kerk gebouwd? Wanneer is die kerk gebouwd? Saber es poder. Kennis is macht. Weten is macht. Corre lo más rápido que puedas. Ren zo snel als je kan. Ren zo snel als je kunt. No existe nada más valioso que el tiempo. Niets zo waardevol als de tijd. Er is niets waardevoller dan tijd. Nevó en Osaka. Het sneeuwde in Osaka. Het sneeuwde in Osaka. ¿Tienes un encendedor? Hebt ge een aansteker? Heb je een aansteker? ¿No es obvia la respuesta? Ligt het antwoord niet voor de hand? Is het antwoord niet duidelijk? Sus ojos brillaban de alegría. Zijn ogen blonken van vreugde. Haar ogen glinsterden van vreugde. Después del plato principal viene el postre. Na het hoofdgerecht komt het nagerecht. Na het hoofdgerecht komt het toetje. Una muchacha de catorce años va por la calle con su hijito de un año. "¡Ramera!," le grita alguien. Nadie sabe que la violaron a los doce. Een meisje van veertien jaar loopt met haar éénjarig zoontje over straat. "Slet!" roept iemand. Niemand weet dat ze op haar twaalfde verkracht werd. Een 14-jarig meisje loopt de straat op met haar eenjarig kindje. "Slet!" schreeuwt iemand, niemand weet dat ze verkracht is toen ze twaalf was. Nada de eso era verdad. Niets daarvan was waar. Niets van dat alles was waar. Yo no creo que él tenga algo que ver con el asunto. Ik denk dat hij met die zaak niets te maken heeft. Ik denk niet dat hij er iets mee te maken heeft. Mira el espejo... y encuentra los siete errores. Kijk in de spiegel... en vind de 7 fouten. Kijk naar de spiegel... en vind de zeven fouten. Algunas personas son buenas, algunas son malas. Sommige mensen zijn goed, sommige mensen zijn slecht. Sommige mensen zijn goed, sommige slecht. Cuando conoces por primera vez a alguien, mantén una conversación amena. Houd het gesprek luchtig wanneer je iemand voor het eerst ontmoet. Als je voor het eerst iemand ontmoet, hou dan een leuk gesprek. Uno solo ve con los ojos. La esencia es invisible a los ojos. Men ziet allen met de ogen, de essentie is onzichtbaar voor de ogen. De essentie is onzichtbaar voor de ogen. Las mujeres son físicamente más débiles que los hombres. Vrouwen zijn fysiek zwakker dan mannen. Vrouwen zijn fysiek zwakker dan mannen. He hecho esto. Ik heb dit gemaakt. Ik heb dit gedaan. No puedo dárselos. Ik kan ze niet geven. Ik kan ze niet geven. Esta sopa está demasiado salada para comerse. Deze soep is te zout om te eten. Deze soep is te zout om te eten. Hoy día no ando con energía. Ik heb geen energie vandaag. Vandaag heb ik geen energie meer. Necesito ducharme. Ik moet onder de douche. Ik moet douchen. No quiero comer. Ik wil niet eten. Ik wil niet eten. ¿Tú qué piensas de la guerra? Wat denk je van oorlog? Wat vind jij van oorlog? El lápiz es negro. Het potlood is zwart. Het potlood is zwart. Se cansa con facilidad. Hij is snel vermoeid. Hij wordt makkelijk moe. Tom no es lo suficientemente rápido. Tom is niet snel genoeg. Tom is niet snel genoeg. Cerró la puerta. Hij sloot de deur. Hij deed de deur dicht. Prefiero quedarme aquí mejor. Ik blijf liever hier. Ik blijf liever hier. Dime lo que tienes. Vertel me wat je hebt. Vertel me wat je hebt. Detesto la química. Ik haat scheikunde. Ik haat chemie. Ramsés II fue un faraón egipcio. Ramses de Tweede was een Egyptische farao. Ramses II was een Egyptische farao. Odio el desierto. Ik haat de woestijn. Ik haat de woestijn. Él actuó en contra de su convicción, y por eso actuó mal. Hij handelde tegen zijn overtuiging in, en daarom handelde hij verkeerd. Hij handelde tegen zijn overtuiging, en daarom handelde hij verkeerd. Quien no tiene nada, no tiene nada que perder. Wie niets bezit, heeft niets te verliezen. Wie niets heeft, heeft niets te verliezen. Debemos irnos. We moeten gaan. We moeten gaan. Hicimos una fiesta para celebrar su 70º cumpleaños. We hebben een feest gehad om zijn 70e verjaardag te vieren. We hadden een feestje om zijn 70e verjaardag te vieren. Los osos heridos normalmente son muy peligrosos. Gewonde beren zijn gewoonlijk erg gevaarlijk. Gewonde beren zijn meestal erg gevaarlijk. Me baño casi todos los días. Ik neem bijna elke dag een bad. Ik ga bijna elke dag in bad. Mi perro va a todos lados conmigo. Mijn hond gaat overal met me mee. Mijn hond gaat overal met me mee. Tengo una camisa verde. Ik heb één groen overhemd. Ik heb een groen hemd. También hay gatos en Marte. Ook op Mars zijn er katten. Er zijn ook katten op Mars. Ni yo tampoco. Ik ook niet. Ik ook niet. Te escucho, pero no te veo. Ik hoor je, maar ik zie je niet. Ik hoor je, maar ik zie je niet. Perdón por llamarte tan temprano. Sorry dat ik zo vroeg bel. Sorry dat ik zo vroeg bel. Los niños van a la escuela por la mañana. De kinderen gaan "s morgens naar school. De kinderen gaan morgenochtend naar school. La mejor defensa es un buen ataque. De aanval is de beste verdediging. De beste verdediging is een goede aanval. ¿Dónde viven Tom y María? Waar wonen Mary en Tom? Waar wonen Tom en Maria? El gato se comió al ratón. De kat at de muis. De kat heeft de muis opgegeten. Lo siento de verdad. Het spijt me echt enorm. Het spijt me echt. Esa camisa necesita un planchado. Dit shirt moet gestreken worden. Dat shirt heeft een strijkijzer nodig. Voy a condensar mi discurso. Ik zal mijn betoog resumeren. Ik ga m'n speech afronden. No malgastes tu tiempo en pequeñeces. Verspil je tijd niet met kleinigheden. Verspil je tijd niet aan kleine dingen. Él habla como si lo supiera todo. Hij praat alsof hij alles weet. Hij praat alsof hij alles weet. Nunca he escalado el monte Fuji. Ik heb nog nooit de berg Fuji beklommen. Ik heb de Fuji nooit beklommen. Que bello ver que eso haga feliz a tantas personas distintas. Zo mooi om te zien dat zoveel verschillende mensen er blij van worden. Wat fijn om te zien dat dat zoveel verschillende mensen gelukkig maakt. Deberíamos quitarnos los zapatos antes de entrar a la casa. We moeten onze schoenen uitdoen, voor we in het huis binnengaan. We moeten onze schoenen uitdoen voordat we naar binnen gaan. Este clima helado no es común en junio. Dit koud weer komt niet veel voor in juni. Dit ijskoude klimaat is niet gebruikelijk in juni. Tom se preguntaba cuántos minutos más le tomaría ir corriendo a la parada de autobús. Tom vroeg zich af hoeveel minuten het hem zou duren om naar de bushalte te rennen. Tom vroeg zich af hoeveel minuten het hem zou kosten om naar de bushalte te rennen. La señora Ogawa es muy buena en el tenis. Mevrouw Ogawa is zeer goed in tennis. Mrs Ogawa is erg goed in tennis. Ese libro es muy viejo. Dat boek is echt oud. Dat boek is zo oud. Nos quedaremos en Rotterdam por cinco días. We blijven vijf dagen in Rotterdam. We blijven vijf dagen in Rotterdam. No hay nada tan importante como la amistad. Er is niets zo belangrijk als vriendschap. Er is niets zo belangrijk als vriendschap. Mucha gente depende de otras personas. Veel mensen zijn afhankelijk van andere personen. Veel mensen zijn afhankelijk van anderen. Tuve que darle un poco de dinero a Tom. Ik moest Tom een beetje geld geven. Ik moest Tom wat geld geven. ¿Qué clase de palabra es esta? Wat voor woord is dit? Wat is dit voor woord? Estos guantes son de Tom. Deze handschoenen zijn van Tom. Deze handschoenen zijn van Tom. Enviaste periódicos desde tu librería. Je hebt dagbladen gezonden uit je boekenwinkel. Je stuurde kranten vanuit je boekwinkel. Por favor, quítate los calcetines. Doe uw kousen uit a.u.b. Doe je sokken uit. Hable un poco más alto, por favor. No oigo. Iets luider alstublieft, ik hoor u niet. Praat wat harder, alsjeblieft. No basta con prometer. Beloven is niet genoeg. Beloven is niet genoeg. Suena cursi, pero simplemente es así. Dat klinkt kazig, maar dat is gewoon zo. Het klinkt afgezaagd, maar het is gewoon zo. El árbol se podía caer en cualquier momento. De boom kon ieder moment gaan vallen. De boom kon elk moment vallen. Les dije que me mandaran otro boleto. Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen. Ik zei dat ze me nog een kaartje moesten sturen. ¿Por qué lloras? Waarom huil je? Waarom huil je? Las personas con grupo sanguíneo 0 y Rh negativo son donadores universales; cualquiera puede recibir su sangre. Mensen met bloedgroep 0 die resusnegatief zijn, zijn universele donoren; iedereen kan hun bloed krijgen. Mensen met bloedgroep 0 en Rh negatief zijn universele donateurs; iedereen kan hun bloed krijgen. "Es verdad," dijo John. "Dat klopt," zei John. "Het is waar," zei John. Me gustaría bailar contigo. Ik wil graag met je dansen. Ik wil graag met je dansen. Ella no es lo suficientemente buena para él. Zij is niet goed genoeg voor hem. Ze is niet goed genoeg voor hem. Éste es tu perro. Dit is jouw hond. Dit is jouw hond. Errar es humano. Missen is menselijk. Fouten is menselijk. Él tiene un hijo que se llama John. Hij heeft een zoon die John heet. Hij heeft een zoon die John heet. No hagas preguntas si no quieres saber las respuestas. Stel geen vragen waarop je het antwoord niet wilt weten. Stel geen vragen als je de antwoorden niet wilt weten. Ahora estoy muy cansado. Ik ben nu erg moe. Nu ben ik erg moe. Él me dio dinero, pero se lo devolví enseguida. Hij gaf mij geld, maar ik heb het hem onmiddellijk teruggegeven. Hij gaf me geld, maar ik gaf het meteen terug. Allí había miles de personas. Er waren duizenden mensen aanwezig. Er waren daar duizenden mensen. Él trabaja en algunos proyectos realmente locos. Hij werkt aan enkele echt waanzinnige projecten. Hij werkt aan een aantal echt gekke projecten. Esta decisión tuvo importantes consecuencias. Deze beslissing had belangrijke gevolgen. Deze beslissing had belangrijke gevolgen. Puede ser más complejo de lo que crees. Het kan ingewikkelder zijn dan je denkt. Het kan complexer zijn dan je denkt. Encontré a su madre muerta. Ik vond haar moeder dood. Ik vond zijn moeder dood. No basta con tener una idea y realizarla, el resultado tiene que funcionar bien también. Het volstaat niet een idee te hebben en het uit te voeren, het resultaat moet ook nog goed werken. Het is niet voldoende om een idee te hebben en het uit te voeren, het resultaat moet ook goed werken. ¿Qué necesita? Wat heb je nodig? Wat heb je nodig? Quiero estudiar alemán. Ik wil Duits studeren. Ik wil Duits studeren. Tom es un asesino. Tom is een moordenaar. Tom is een moordenaar. Esta es una historia real. Dit is een waargebeurd verhaal. Dit is een echt verhaal. No estoy ciego. Ik ben niet blind. Ik ben niet blind. ¡Juntos lo podemos hacer! Samen kunnen we het doen! Samen kunnen we het doen. Hay poca agua en el vaso. Er is weinig water in het glas. Er zit weinig water in het glas. Aún hay mucho trabajo por hacer. Er is nog veel werk te doen. Er is nog veel werk te doen. ¿Por qué trabajas aquí? Warom werk jij hier? Waarom werk je hier? El próximo verano, quiero ir a Hawái. Volgende zomer wil ik naar Hawaï. Volgende zomer wil ik naar Hawaï. ¡Oh vaya, mis pantalones blancos! Eran nuevos. Oei, mijn witte broek! Ze was nieuw. M'n witte broek was nieuw. Ve a ver quién es, por favor. Ga eens even kijken wie het is. Ga kijken wie het is, alsjeblieft. No sé a quién pedir consejo. Ik weet niet aan wie ik advies moet vragen. Ik weet niet van wie ik advies moet vragen. Tomá un vasito de agua. Drink een glaasje water. Neem een glas water. ¡Larga vida a la reina! Lang leve de koningin! Lang leve de koningin. Era realmente barato. Het was erg goedkoop. Het was echt goedkoop. Ella sentía temblar sus rodillas. Ze kon haar knieën voelen trillen. Ze voelde haar knieën trillen. ¿Dónde vive tu tío? Waar woont je oom? Waar woont je oom? Los meses del año son: enero, febrero, marzo, abril, mayo, junio, julio, agosto, septiembre, octubre, noviembre y diciembre. De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december. De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december. Él no sabe nada de francés. Hij kan helemaal geen Frans. Hij weet niets van Frans. El señor Jordan despertó repentinamente. Meneer Jordan werd plots wakker. Mr Jordan werd plotseling wakker. No me puedo sacar esa canción de mi cabeza. Ik kan dat liedje maar niet uit mijn hoofd krijgen. Ik krijg dat liedje niet uit mijn hoofd. Cómo él no tenía modo de prender fuego, se comió el pescado crudo. Gezien hij geen mogelijkheid had om vuur te maken, at hij de vis rauw. Omdat hij geen vuur kon aansteken, at hij de rauwe vis op. Los caracoles avanzan despacio. Slakken bewegen zich langzaam voort. De slakken bewegen langzaam. Él no supo apreciar la broma de las muchachas arrogantes, así que tomó venganza. Hij kon de grap van de arrogante meisjes niet waarderen, dus nam hij wraak. Hij kon de grap van arrogante meisjes niet waarderen, dus nam hij wraak. Yo fui a abrir la puerta. Ik ging de deur openen. Ik deed de deur open. ¿Alguien conoce esa agencia de viajes? Kent iemand dat reisbureau? Kent iemand dat reisbureau? El amigo de hoy es el enemigo de mañana. Een vriend vandaag is morgen een vijand. De vriend van vandaag is de vijand van morgen. Cuando le des la mano a alguien, mírale a los ojos. Als je iemand de hand geeft, kijk dan in zijn ogen. Als je iemands hand schudt, kijk dan in zijn ogen. Tom intentó suicidarse. Tom probeerde zelfmoord te plegen. Tom probeerde zelfmoord te plegen. Los peces no sobreviven fuera del agua. Vissen kunnen niet overleven buiten het water. Vissen overleven niet buiten water. Pasamos la noche en Hakone. We brachtten de nacht door in Hakone. We brachten de nacht door in Hakone. A él le gustan los coches, en tanto que su hermano los odia. Hij houdt van auto's, terwijl zijn broer ze haat. Hij houdt van auto's, terwijl zijn broer ze haat. No hace falta que te pares. Je hoeft niet op te staan. Je hoeft niet op te staan. Póngase de pie, por favor. Sta recht, alsjeblieft. Sta op, alsjeblieft. Tengo mucho que hacer hoy. Ik heb veel te doen vandaag. Ik heb veel te doen vandaag. Ahora estoy seguro. Nu heb ik zekerheid. Nu weet ik het zeker. No sé lo que es. Ik weet niet wat dat is. Ik weet niet wat het is. Tu problema es parecido al mío. Jouw probleem lijkt op dat van mij. Jouw probleem lijkt op die van mij. Él me culpó del accidente. Hij gaf mij de schuld van het ongeluk. Hij gaf mij de schuld van het ongeluk. Ellos nos quieren ayudar. Zij willen ons graag helpen. Ze willen ons helpen. ¿Por qué tengo que hacer eso? Waarom moet ik dit doen? Waarom moet ik dat doen? Debería estar en el colegio. Ik moet eigenlijk op school zijn. Ik zou op school moeten zijn. Iba de camino a casa. Ik was op weg naar huis. Ik was op weg naar huis. Él no vino hasta que yo llamé. Hij kwam niet, totdat ik belde. Hij kwam pas toen ik belde. Quédese lejos de los malos amigos. Houd u ver van slechte vrienden. Blijf uit de buurt van slechte vrienden. ¡Se ve muy difícil! Het ziet er heel moeilijk uit! Het ziet er moeilijk uit. Y colorín colorado, este cuento se ha acabado. En er kwam een varkentje met een lange snuit, en het vertelseltje was uit. En rode kleur, dit verhaal is voorbij. ¿Tienes diez años? Ben je tien jaar? Ben je tien jaar oud? Él no participó en la conspiración. Era su hermano, y no él, quien se oponía al gobierno. Hij heeft niet deelgenomen aan de samenzwering. Het was zijn broer, en niet hij, die tegen de regering was. Hij nam niet deel aan de samenzwering, hij was zijn broer, en niet hij, die tegen de regering was. La contaminación del aire es un gran problema en aquel país. De luchtvervuiling is een groot probleem in dat land. Luchtverontreiniging is een groot probleem in dat land. Es una buena idea. Het is een goed idee. Dat is een goed idee. Creo que deberías irte de inmediato. Ik denk dat je nu beter gaat. Ik denk dat je nu moet gaan. Tenemos dos niños. Wij hebben twee kinderen. We hebben twee kinderen. Apenas puedo entender lo que él dice. Ik kan amper verstaan wat hij zegt. Ik kan nauwelijks begrijpen wat hij zegt. Las mujeres están en frente de la biblioteca. De vrouwen staan voor de bibliotheek. De vrouwen staan voor de bibliotheek. Algunas niñas estaban jugando al tenis. Enkele meisjes waren aan het tennissen. Sommige meisjes waren aan het tennissen. No hay árbol bueno que dé frutos malos. Een goede boom kan geen slechte vruchten geven. Er is geen goede boom die slechte vruchten voortbrengt. ¿Tom es tu novio? Tom is je vriendje? Is Tom je vriendje? La arqueología revela los secretos del pasado. Archeologie ontdekt de geheimen van het verleden. Archeologie onthult de geheimen van het verleden. No hables por celular cuando estés manejando. Telefoneer niet met je mobieltje tijdens het rijden. Praat niet via de telefoon als je rijdt. Haz el amor y no la guerra. Bedrijf de liefde, niet de oorlog. Doe de liefde en niet de oorlog. Hoy estoy online. Ik ben vandaag online. Vandaag ben ik online. Yo creo que comprendí. Ik geloof dat ik het heb verstaan. Ik denk dat ik het begreep. Yo te quiero. Ik hou van je. Ik hou van je. Él intentó suicidarse. Hij probeerde zelfmoord te plegen. Hij probeerde zelfmoord te plegen. Ella de repente se sintió pequeña, despreciable y miserable. Plotseling voelde ze zich zeer klein, waardeloos en ellendig. Ze voelde zich plotseling klein, verachtelijk en ellendig. ¿Soy linda? Ben ik mooi? Ben ik knap? Un país próspero siempre necesita un gobierno estable y capaz. Een welvarend land heeft altijd een stabiele en bekwame regering nodig. Een welvarend land heeft altijd behoefte aan een stabiele en bekwame regering. ¿Qué tan lejos está el aeropuerto? Hoe ver is het naar het vliegveld? Hoe ver is het vliegveld? Me gusta comer sandía. Ik eet graag watermeloen. Ik eet graag watermeloen. ¿De quién es esta carta? Wiens brief is dit? Van wie is deze brief? ¿Cuáles son tus planes para el fin de semana? Wat ben je van plan voor het weekend? Wat zijn je plannen voor het weekend? John sentía como si hubiera fantasmas en el cuarto oscuro. John had het gevoel dat er geesten in de donkere kamer waren. John voelde zich alsof er geesten in de donkere kamer waren. Me pregunto cuándo vendrá Anne. Ik vraag mij af wanneer Anna komt. Ik vraag me af wanneer Anne komt. ¿Tú también, Brutus? Gij ook, Brutus? Jij ook, Brutus? ¿Tienes uniforme escolar? Heb je een schooluniform? Heb je een schooluniform? La colina estaba completamente cubierta de nieve. De heuvel was helemaal bedekt met sneeuw. De heuvel was helemaal bedekt met sneeuw. No soy culpable. Ik ben onschuldig. Ik ben niet schuldig. Somos personas, y no solo consumidores. We zijn mensen, en niet alleen verbruikers. We zijn mensen en niet alleen consumenten. Él oyó un ruido extraño y saltó de la cama. Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed. Hij hoorde een vreemd geluid en sprong uit bed. ¿Te duele cuando masticas? Doet het pijn als je kauwt? Doet het pijn als je kauwt? ¿Él habla inglés? Spreekt hij Engels? Spreekt hij Engels? Los dichos de Confucio son famosos. De uitspraken van Confucius zijn beroemd. De woorden van Confucius zijn beroemd. No es tan fuerte como antes. Hij is niet zo sterk als vroeger. Hij is niet zo sterk als vroeger. Tengo que repararlo. Ik moet het repareren. Ik moet het repareren. También espero un clima soleado para el fin de semana. Ik hoop ook op zonnig weer in het weekend. Ik verwacht dit weekend ook een zonnig weer. El verano terminó. De zomer is voorbij. De zomer is voorbij. ¡Según yo me acuerdo, eso no pasó como tú dices! Naar ik mij herinner, gebeurde dat niet zoals jij het zegt! Volgens mij is dat niet zo gegaan als jij zei. Buen vino es un regalo de los dioses. Goede wijn is een geschenk van de goden. Goede wijn is een geschenk van de goden. Harry es un actor estadounidense. Harry is een Amerikaanse acteur. Harry is een Amerikaanse acteur. Amsterdam es célebre por sus canales. Amsterdam is beroemd om zijn grachten. Amsterdam staat bekend om zijn kanalen. Yo hablé alto para que todo el mundo pudiera oírme. Ik sprak luid, zodat iedereen me kon verstaan. Ik praatte hard zodat iedereen me kon horen. Él la llama todas las noches. Hij telefoneert haar elke avond. Hij belt haar elke avond. No he visto a Rick desde que volvió de Nueva Zelanda. Ik heb Rik niet gezien sedert hij terug is uit Nieuw-Zeeland. Ik heb Rick niet meer gezien sinds hij terug is uit Nieuw-Zeeland. Ella se suicidó ayer. Ze heeft gisteren zichzelf gedood. Ze heeft gisteren zelfmoord gepleegd. Mi amor por él ya se estaba apagando. Mijn liefde voor hem was al verminderd. Mijn liefde voor hem ging al uit. ¡Cierra la boca! Hou je mond! Hou je mond. Él tiene la misma edad que yo. Hij is net zo oud als ik. Hij is net zo oud als ik. Sabe hablar francés. Hij kan Frans spreken. Hij spreekt Frans. De seguro su investigación dará frutos. Je onderzoek zal zeker vruchten dragen. Uw onderzoek zal zeker vruchten afwerpen. ¿Hay vida inteligente en la Tierra? Leven er intelligente wezens op aarde? Is er intelligent leven op aarde? ¿No estás feliz? Zijt ge niet gelukkig? Ben je niet blij? Los profetas predijeron la llegada del Mesías. De profeten hebben de komst van de Messias voorspeld. De profeten voorzeiden de komst van de Messias. ¿Hablas portugués? Spreek je Portugees? Spreek je Portugees? Nos metimos todos en el coche. We stapten allemaal in de auto. We stapten allemaal in de auto. Estoy feliz verte finalmente feliz. Ik ben blij je eindelijk gelukkig te zien. Ik ben blij dat je eindelijk gelukkig bent. Ella gana 30 dólares al día. Ze verdient 30 dollar per dag. Ze verdient 30 dollar per dag. ¿Por qué no le pides consejo a tu profesor? Waarom vraag je je leerkracht niet om raad? Waarom vraag je je leraar niet om advies? Él es mejor que yo para las matemáticas. Hij is beter dan ik in wiskunde. Hij is beter voor wiskunde dan ik. Estoy acostumbrado a quedarme levantado hasta tarde en la noche. Ik ben het gewend 's avonds laat op te blijven. Ik ben gewend om 's avonds laat op te blijven. No pasó mucho antes que nos encontráramos otra vez. Niet lang daarna kwamen we elkaar weer toevallig tegen. Het duurde niet lang voor we elkaar weer ontmoetten. ¿Crees en la existencia de Dios? Geloof je in het bestaan van God? Geloof je in het bestaan van God? En días de lluvia, siempre debes fregarte los zapatos cuando entras a la casa. Je moet altijd op een regenachtige dag je voeten vegen als je het huis binnengaat. Op regendagen moet je altijd je schoenen poetsen als je het huis binnenkomt. ¿Cuántos años crees que tiene Tom? Hoe oud denk je dat Tom is? Hoe oud denk je dat Tom is? ¿Cuál es más grande: el Sol o la Tierra? Welke is groter, de zon of de aarde? Welke is groter: de zon of de aarde? Llamen a un médico, por favor. Roep alstublieft een dokter. Bel een dokter, alsjeblieft. Perdone, ¿habla usted inglés? Excuseer, spreekt u Engels? Sorry, spreekt u Engels? Querría alquilar un autobús. Ik zou graag een bus huren. Ik wil een bus huren. He estado en Londres dos veces. Ik ben tweemaal in Londen geweest. Ik ben twee keer in Londen geweest. No puedo decir nada sobre ello. Ik kan daar niks over zeggen. Daar kan ik niets over zeggen. ¿A qué hora sale el próximo tren? Hoe laat gaat de volgende trein? Hoe laat vertrekt de volgende trein? Mi padre no está en casa en este momento. Mijn papa is voor het ogenblik niet thuis. Mijn vader is nu niet thuis. A Mary le gusta Japón, ¿o no? Mary houdt van Japan, of niet? Mary houdt van Japan, nietwaar? ¿Tiene esto en otros colores? Heb je dit ook in andere kleuren? Heb je dit in andere kleuren? He cambiado la bandera. Ik heb de vlag veranderd. Ik heb de vlag veranderd. La televisión está arruinando la vida en familia. Televisie verpest het gezinsleven. De tv verpest het gezinsleven. Tan sólo sé esto. Ik weet alleen dit. Ik weet alleen dit. Las clases de inglés que comenzaron hace dos meses terminarán en pocos días. Die lessen Engels, die twee maanden geleden zijn begonnen, zullen binnen enkele dagen eindigen. De Engelse lessen die twee maanden geleden begonnen zijn, zijn over een paar dagen voorbij. ¿Quién es tu profesor? Wie is jouw leraar? Wie is je leraar? Mi mamá toca bien piano. Mijn moeder kan goed piano spelen. Mijn moeder speelt goed piano. ¿De quién eres hijo? Wiens zoon ben jij? Wiens zoon ben jij? Mi padre y el señor Kimura tienen el mismo auto. Mijn vader en meneer Kimura hebben dezelfde wagen. Mijn vader en Mr Kimura hebben dezelfde auto. Es demasiado caro. Het is te duur. Het is te duur. Estoy buscando un bolso para mi esposa. Ik zoek een tas voor mijn vrouw. Ik zoek een tas voor mijn vrouw. Borra su nombre de la lista de candidatos. Verwijder zijn naam van de lijst met kandidaten. Wis zijn naam van de lijst met kandidaten. Ella no quiere hablar de eso. Zij wil daarover niet praten. Ze wil er niet over praten. No superes la velocidad máxima. Ga niet boven de maximumsnelheid. Overschrijd de topsnelheid niet. Aquí tienes un poco de agua. Hier is wat water. Hier is wat water. Ayer jugamos al fútbol. We hebben voetbal gespeeld gisteren. Gisteren speelden we football. Eso es realmente entristecedor. Dat is echt bedroevend. Dat is echt triest. Está ocupado. Bezet! Hij heeft het druk. El hombre es un lobo para el hombre. De mens is een wolf voor de mens. De man is een wolf voor de mens. Brasil es el país más grande en América del Sur. Brazilië is het grootste land van Zuid-Amerika. Brazilië is het grootste land in Zuid-Amerika. Debes hacerlo por tu propia cuenta. Je moet het voor jezelf doen. Je moet het zelf doen. ¿Con qué frecuencia revisas tus correos? Hoe vaak controleer je je e-mail? Hoe vaak controleer je je e-mails? Necesito lápices de colores. Ik heb kleurpotloden nodig. Ik heb kleurpotloden nodig. Su pierna herida empezó a sangrar de nuevo. Zijn gewonde been begon opnieuw te bloeden. Haar been begon weer te bloeden. Finalmente nos encontraremos hoy. Uiteindelijk zullen we elkaar vandaag ontmoeten. Eindelijk ontmoeten we elkaar vandaag. ¿Cómo hace su trabajo? Hoe doet hij zijn werk? Hoe doet u uw werk? Después de haber fracasado varias veces, lo intentó de nuevo. Na verschillende keren gefaald te hebben, probeerde hij het nog eens. Nadat hij meerdere keren gefaald had, probeerde hij het opnieuw. Quiero ir con vos. Ik wil met je meegaan. Ik wil met je mee. Hoy te amo más que ayer, pero menos que mañana. Vandaag hou ik meer van je dan gisteren maar minder dan morgen. Vandaag hou ik meer van je dan gisteren, maar minder dan morgen. Mi auto no es rojo, sino azul. Mijn auto is niet rood, maar blauw. Mijn auto is niet rood, maar blauw. ¿Viene Tom? Komt Tom? Komt Tom? ¿Qué hay de nuevo? Is er iets nieuws? Wat is er aan de hand? Hablé con Tomás acerca de mis sentimientos. Ik heb met Tom over mijn gevoelens gepraat. Ik sprak met Tomas over mijn gevoelens. Decir la verdad es mucho más sencillo que mentir. De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen. De waarheid vertellen is veel makkelijker dan liegen. No quiero llamar a la Policía. Ik wil de politie niet bellen. Ik wil de politie niet bellen. Él dijo que el último autobús sale a las 10:50 p.m. Hij zei dat de laatste bus om 22 uur 50 vertrekt. Hij zei dat de laatste bus vertrekt om 10:50 uur. Sam, ¿qué estás haciendo? Sam, wat ben je aan het doen? Sam, wat doe je? Hay un control remoto abajo del sofá. Er ligt een afstandsbediening voor de tv onder de bank. Er is een afstandsbediening onder de bank. Di "ahh." Zeg eens "aaa." Zeg 'ahh'. Él habla esperanto con un ligero acento francés. Hij spreekt Esperanto met een licht Frans accent. Hij spreekt Esperanto met een licht Frans accent. No oigo nada a causa del ruido. Ik hoor niets vanwege het lawaai. Ik hoor niets door het lawaai. Ella me visitaba regularmente. Ze bezocht me geregeld. Ze kwam me regelmatig opzoeken. No le digas nada a la prensa internacional. Zeg niets aan de buitenlandse pers. Zeg niets tegen de internationale pers. Nadie sabe su verdadero nombre. Niemand kent zijn echte naam. Niemand kent zijn echte naam. Me gustaría visitar Francia algún día. Ooit zou ik graag naar Frankrijk gaan. Ik wil Frankrijk op een dag bezoeken. ¿Tom todavía vive en Boston? Woont Tom nog steeds in Boston? Woont Tom nog steeds in Boston? Cultiva tomates en su jardín. Hij kweekt tomaten in zijn tuin. Hij kweekt tomaten in zijn tuin. El chico agarró al perro por la cola. De jongen greep de hond bij de staart. De jongen pakte de hond bij de staart. A causa de la densa neblina, el camino era difícil de ver. Door de dichte mist was de weg moeilijk te zien. Vanwege de dikke mist was de weg moeilijk te zien. Multaron al conductor por conducir demasiado rápido. De bestuurder werd bekeurd wegens te snel rijden. De chauffeur is te snel gereden. La historia es una novela cuyo autor es el pueblo. De geschiedenis is een roman, waarvan het volk de schrijver is. Het verhaal is een roman waarvan het dorp de auteur is. Él se corta el pelo una vez por mes. Hij knipt zijn haar eens per maand. Hij knipt één keer per maand zijn haar. El que lee mucho y anda mucho, ve mucho y sabe mucho. Hij die veel leest en veel wandelt, ziet veel en weet veel. Hij die veel leest en wandelt, ziet veel en weet veel. ¿Te compro una entrada para el concierto? Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen? Wil je een kaartje voor het concert? Alemania alguna vez fue un aliado de Italia. Duitsland was ooit een bondgenoot van Italië. Duitsland was ooit een bondgenoot van Italië. Yo tenía razón. Ik had gelijk. Ik had gelijk. La rosa es una flor y la paloma es un ave. Een roos is een bloem, en een duif is een vogel. De roos is een bloem en de duif is een vogel. Los fumadores apestan el aire. Rokers doen de lucht stinken. Rokers stinken van de lucht. Tokio es la ciudad más cara del mundo. Tokio is de duurste stad van de wereld. Tokio is de duurste stad ter wereld. ¡Hay mucho por hacer! Er is veel te doen. Er is veel te doen. No vayamos. Laten we niet gaan. Laten we niet gaan. Ahí solía vivir un monstruo espantoso. Een verschrikkelijk monster leefde hier vroeger. Daar leefde ik vroeger een afschuwelijk monster. ¿Estás cansado? Ben je moe? Ben je moe? Esta novela es aburrida. Deze roman is saai. Deze roman is saai. ¿Tiene usted seguro contra incendios? Hebt u een brandverzekering? Heb je brandverzekering? Tom a menudo juega tenis con María después de clases. Tom tennist vaak met Mary na schooltijd. Tom speelt vaak tennis met Maria na school. ¿Descubriste algo nuevo hoy? Hebt ge iets nieuws ontdekt vandaag? Heb je iets nieuws ontdekt vandaag? Él escribió un libro sobre China. Hij heeft een boek geschreven over China. Hij schreef een boek over China. Me gustaría hablar con usted. Ik zou graag met u praten. Ik wil u graag spreken. Tienes a la persona errónea. Je hebt de verkeerde persoon. Je hebt de verkeerde persoon. No respondió. Zij heeft niet geantwoord. Hij nam niet op. ¿Tenemos que hablar de esto? Moeten we hierover praten? Moeten we hier over praten? Ella pregunta cómo es posible eso. Ze vraagt hoe dat kan. Ze vraagt hoe dat mogelijk is. ¿Cuándo volvió? Wanneer is hij teruggekomen? Wanneer is hij teruggekomen? No estábamos enfermos. Wij waren niet ziek. We waren niet ziek. Muchas manos hacen liviano el trabajo. Vele handen maken licht werk. Veel handen maken het werk licht. Disculpe, ¿qué hora es? Pardon, hoe laat is het? Sorry, hoe laat is het? Lo que uno hace es más importante que lo que uno dice. Wat men doet is belangrijker dan wat men zegt. Wat je doet is belangrijker dan wat je zegt. Tus ojos me recuerdan las estrellas. Jouw ogen doen me denken aan sterren. Je ogen doen me denken aan sterren. Su hermano mayor ha muerto el mes pasado. Zijn oudere broer is afgelopen maand overleden. Zijn oudere broer is vorige maand overleden. Cuando vuelva quiero todo preparado. Als ik terugkom, wil ik dat alles voorbereid is. Als ik terugkom, wil ik dat alles klaar is. Cuando iba al colegio iba a menudo a pescar. Ik ging dikwijls vissen in mijn schooltijd. Als ik naar school ging, ging ik vaak vissen. Para empeorar todavía más las cosas, enfermó. Om de zaken nog erger te maken, werd hij ziek. Om het nog erger te maken, werd hij ziek. El rojo es mi color favorito. Mijn favoriete kleur is rood. Rood is mijn favoriete kleur. Ignora a Tom. Negeer Tom. Negeer Tom. Los telesillas me parecen escalofriantes; no me gusta balancearme en un cablecito tan por encima del suelo. Stoeltjesliften vind ik eng; ik hou er niet van zo hoog boven de grond aan een draadje te bungelen. Ik vind de lantaarns griezelig. Ik hou er niet van om zo over de vloer te zwaaien. Bob estará de vuelta a las seis. Bob zal om zes uur terugkomen. Bob is om zes uur terug. Lo quiero ver con mis propios ojos. Ik wil het met eigen ogen zien. Ik wil het met mijn eigen ogen zien. Encima del árbol cuelga una cometa. Boven de boom hangt een vlieger. Boven de boom hangt een vlieger. Es una palabra para la que me gustaría encontrar una sustituta. Het is een woord waarvoor ik graag een vervanging zou vinden. Het is een woord waar ik een vervanger voor zou willen vinden. La campana está sonando. De klok luidt. De bel gaat. Mi hija tiene previsto casarse en junio. Mijn dochter is van plan te trouwen in juni. Mijn dochter is van plan om in juni te trouwen. No seré el más listo, pero haré lo que pueda. Ik heb de wijsheid niet in pacht maar doe mijn best. Ik zal niet de slimste zijn, maar ik zal doen wat ik kan. No llegues tarde al trabajo. Kom niet te laat op het werk! Kom niet te laat op je werk. Todo sobre este mundo no es más que un sueño. Al wat op deze wereld bestaat, is niets meer dan een droom. Alles aan deze wereld is slechts een droom. ¿Cómo te va? Hoe gaat het met je? Hoe gaat het? ¿A qué hora sueles desayunar? Hoe laat ontbijt je gewoonlijk? Hoe laat ontbijt je meestal? Tengo una casa. Ik heb een huis. Ik heb een huis. Tom tiene su propio dormitorio. Tom heeft zijn eigen slaapkamer. Tom heeft zijn eigen slaapkamer. Tengo un amigo. Ik heb een vriend. Ik heb een vriend. Muchos países tienen severas reglas contra las hierbas deshidratadas. Veel landen hebben strenge wetten tegen gedroogde kruiden. Veel landen hebben strenge regels tegen uitgedroogde kruiden. Los niños no podían jugar afuera; la tormenta era demasiado fuerte. De kinderen mochten niet buiten spelen; de storm was te hevig. De kinderen konden niet buiten spelen; de storm was te sterk. No he leído todas sus novelas. Ik heb niet al zijn romans gelezen. Ik heb niet al zijn romans gelezen. El planeta más próximo al sol es Mercurio. De planeet die het dichtst bij de zon staat is Mercurius. De planeet die het dichtst bij de zon staat is Mercurius. Hace tres días que no le veo. Ik heb hem al drie dagen niet meer gezien. Ik heb hem al drie dagen niet gezien. En verdad, no me agradó el guisado de Tom. Eerlijk gezegd vond ik het stoofpotje van Tom niet lekker. Ik vond Tom's stoofpot niet leuk. Anoche tuvimos una fiesta en la casa. Gisteravond hadden we een feestje thuis. We hadden gisteravond een feestje in het huis. Voy a estar libre. Ik zal vrij zijn. Ik zal vrij zijn. ¿Qué diferencias hay entre los programas internacionales de radio o televisión en esperanto con los que dan en lenguas nacionales? Welke verschillen zijn er tussen internationale radio- of televisieprogramma's in Esperanto en die in nationale talen? Welke verschillen bestaan er tussen de internationale radio- en televisieprogramma's in Esperanto met die welke zij in nationale talen geven? Soy de París, Francia. Ik kom uit Parijs, Frankrijk. Ik kom uit Parijs, Frankrijk. No debes burlarte de la apariencia de las personas discapacitadas. Je moet niet spotten met het uiterlijk van gehandicapte mensen. Je moet niet spotten met het uiterlijk van mensen met een handicap. Fui a la iglesia esta mañana. Ik ben vanmorgen naar de kerk gegaan. Ik ben vanmorgen naar de kerk geweest. Él es un estudiante holgazán. Hij is een luie student. Hij is een luie student. Tom debe estar en casa a las dos y media. Tom moet om halfdrie thuis zijn. Tom moet om half twee thuis zijn. A ver si entiendo bien. Dus als ik het goed begrijp. Even voor de duidelijkheid. Mi hermana mayor va a la universidad. Mijn grote zus gaat naar de universiteit. Mijn oudere zus gaat naar de universiteit. ¿Cuánto cuesta esta corbata? Hoeveel kost deze stropdas? Hoeveel kost deze stropdas? ¿Es esa la estación? Is dat het station? Is dat het station? Visitamos la tumba de nuestro padre. We bezochten het graf van onze vader. We bezochten het graf van onze vader. Él estaba impaciente por ver a su hijo. Hij was ongeduldig om zijn zoon te zien. Hij stond te popelen om zijn zoon te zien. Mi padre dejó de fumar. Mijn vader is gestopt met roken. Mijn vader stopte met roken. El viejo falleció la semana pasada. De oude man is vorige week overleden. De oude man is vorige week overleden. Tom le dejó la decisión final a Mary. Tom heeft de uiteindelijke beslissing aan Maria overgelaten. Tom liet de definitieve beslissing aan Mary over. El cáncer es un gran enemigo de la humanidad. Kanker is een grote vijand van de mensheid. Kanker is een grote vijand van de mensheid. Hoy no quiero ir a la escuela. Vandaag wil ik niet naar school gaan. Ik wil vandaag niet naar school. ¿Pueden las plantas sentir dolor? Kunnen planten pijn voelen? Kunnen planten pijn voelen? ¿Podría decirme cómo llegar a la estación? Zou u me kunnen vertellen hoe ik bij het station kom? Kunt u me vertellen hoe ik bij het station kan komen? Vamos, Bill. Kom op, Bill. Kom op, Bill. Ya basta. Dat is genoeg. Genoeg. Ayer, Tom llegó antes de lo usual. Gisteren kwam Tom vroeger aan dan gewoonlijk. Gisteren kwam Tom eerder dan normaal. Ella se cayó de la escalera. Ze viel van de ladder. Ze viel van de trap. Tengo una cita con el doctor. Ik heb een afspraak met de dokter. Ik heb een afspraak met de dokter. Perdí la noción del tiempo. Ik verloor de tijd uit het oog. Ik ben de tijd vergeten. Si no te gusta, puedes marcharte. Als het je niet bevalt dan kan je ophoepelen. Als het je niet bevalt, kun je gaan. Ayer hacía calor. Gisteren was het heet. Gisteren was het warm. Generalmente me acuesto a eso de las once. Ik ga meestal om elf uur naar bed. Ik ga meestal rond elf uur naar bed. Tu opinión es bastante distinta de la mía. Jouw opinie is totaal anders dan de mijne. Jouw mening is heel anders dan die van mij. Jamás querría a Tom como amigo, porque él es muy egoísta. Ik zou Tom niet als vriend willen, want hij is erg egoïstisch. Ik zou Tom nooit als vriend willen, omdat hij zo egoïstisch is. Jim se resbaló en la calle congelada y se lastimó. Jim gleed uit op de bevroren weg en deed zich pijn. Jim gleed uit op bevroren straat en raakte gewond. Fui a Boston en tren. Ik ging per trein naar Boston. Ik ben met de trein naar Boston gegaan. Hubo mucha nieve el año pasado. Er was veel sneeuw vorig jaar. Er was veel sneeuw vorig jaar. Llegué a Tokio ayer. Ik ben gisteren in Tokio aangekomen. Ik ben gisteren in Tokio aangekomen. Puedo leer sin gafas. Ik kan lezen zonder bril. Ik kan lezen zonder bril. Ayer tuve dolor de muelas. Gisteren had ik tandpijn. Gisteren had ik kiespijn. Va a hacer más y más calor. Het zal warmer en warmer worden. Het wordt warmer en warmer. María está triste hoy. Vandaag is Maria treurig. Maria is verdrietig vandaag. Ella puede contestar a tu pregunta. Zij kan jouw vraag beantwoorden. Ze kan je vraag beantwoorden. No malgastes tu dinero. Verspil je geld niet. Verspil je geld niet. La puerta está con llave. De deur is op slot. De deur is op slot. Él escribió una carta. Hij schreef een brief. Hij schreef een brief. Me gustaría enviar este paquete a Canadá. Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen. Ik wil dit pakketje naar Canada sturen. Una pandilla de adolescentes me robó el dinero. Een groep tieners heeft me van mijn geld beroofd. Een bende tieners stal mijn geld. Ella parecía más muerta que viva. Ze zag er meer dood dan levend uit. Ze leek meer dood dan levend. La primera rueda de la fortuna del mundo fue construida en Chicago. Fue llamada en honor a su constructor, George Washington Gale Ferris Jr. Het eerste reuzenrad ter wereld werd gebouwd in Chicago. Het is genoemd naar zijn bouwer George Washington Gale Ferris jr. Het eerste wiel van het fortuin van de wereld werd gebouwd in Chicago, ter ere van zijn bouwer, George Washington Gale Ferris Jr. El club lo ha admitido como miembro. De club heeft hem als lid aanvaard. De club heeft hem erkend als lid. El mundo sigue una regla de oro: el que tenga el oro hace las reglas. De wereld volgt een gulden regel: wie goud heeft, maakt de regels. De wereld volgt een gouden regel: wie het goud heeft, maakt de regels. Tom es muy hábil. Tom is erg bekwaam. Tom is heel handig. Salta lo más alto posible. Spring zo hoog mogelijk. Spring zo hoog mogelijk. Él me hizo esperar a propósito. Hij liet me expres wachten. Hij liet me expres wachten. Mi esposa también estará feliz de verle. Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien. Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien. ¿Cómo se comunican los bebés con sus padres? Hoe communiceren baby's met hun ouders? Hoe communiceren baby's met hun ouders? Las termitas comen madera. Termieten eten hout. Termieten eten hout. El problema es que eres demasiado joven. Het probleem is dat ge te jong zijt. Het probleem is dat je te jong bent. Te daré una segunda oportunidad. Ik geef je een tweede kans. Ik geef je een tweede kans. Soy finlandés. Ik ben Fins. Ik ben Fins. Ella habla tanto inglés como francés. Ze spreekt zowel Engels als Frans. Ze spreekt zowel Engels als Frans. Tom me miró triunfantemente y dijo: "Jaque mate." Tom keek me zegevierend aan en zei: "Schaakmat." Tom keek me triomfantelijk aan en zei: Schaakmat. Casi. Haast. Bijna. No puedo esperar pasar la noche con ella. Ik kan niet meer wachten om met haar de nacht door te brengen. Ik kan niet wachten om de nacht met haar door te brengen. No se admiten damas en la taberna. Dames zijn niet toegestaan in de kroeg. Geen dames in de kroeg. Este pobre gato casi se murió de hambre. Deze arme kat is bijna gestorven van de honger. Deze arme kat stierf bijna van de honger. Se quedó dormido mientras conducía y tuvo un accidente. Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval. Hij viel in slaap toen hij reed en had een ongeluk. Desde hace mucho tiempo que me acuesto temprano. Lange tijd ben ik vroeg gaan slapen. Ik lig al heel lang vroeg in bed. Su amiga es japonesa. Zijn vriendin is Japans. Haar vriendin is Japans. Al no haber tenido noticias suyas, le volví a escribir. Omdat ik niet van hem hoorde, schreef ik hem opnieuw aan. Toen ik niets van hem hoorde, schreef ik hem opnieuw. Él es un Edison japonés, por así decirlo. Hij is een Japanse Edison, bij wijze van spreken. Hij is een Japanse Edison, als het ware. Esa es su casa. Dit is haar huis. Dat is zijn huis. ¿Qué estás haciendo acá? Wat doet gij hier? Wat doe jij hier? ¿Puedo hablar contigo un segundo? Kan ik je een seconde spreken? Kan ik je even spreken? La situación es peor de lo que pensaba. De situatie is erger dan ik dacht. De situatie is erger dan ik dacht. La carta llegará mañana. De brief zal morgen aankomen. De brief komt morgen. ¿Eres sordo? Ben je doof? Ben je doof? Si se pudiera estaría abierto durante 8 días a la semana. Als dat kon, zou hij 8 dagen per week open zijn. Als het kon, zou het 8 dagen per week open zijn. Te visitaremos. Wij zullen je bezoeken. We komen je opzoeken. Él no le dice nada en esperanto a nuestra hija. Hij zegt niets in het Esperanto aan onze dochter. Hij zegt niets tegen onze dochter in Esperanto. Él me preguntó dónde vivía mi tío. Hij vroeg me waar mijn oom woonde. Hij vroeg me waar mijn oom woonde. Yo amo a mi hija y a mi hijo. Ik hou van mijn dochter en van mijn zoon. Ik hou van mijn dochter en mijn zoon. ¡Perfecto! Perfect! Perfect. No sabía eso. Dat wist ik niet. Dat wist ik niet. ¿Dónde crees que está Tom? Waar denk je dat Tom is? Waar denk je dat Tom is? Seguiré con mi trabajo. Ik ga door met mijn werk. Ik ga verder met mijn werk. Oí un ruido en la habitación. Ik hoorde een geluid in de slaapkamer. Ik hoorde een geluid in de kamer. Una promesa se olvida rápidamente. Een belofte is gauw vergeten. Een belofte wordt snel vergeten. Ellos comen chocolate. Ze eten chocolade. Ze eten chocolade. ¡Necesito un medico! Ik heb een dokter nodig! Ik heb een dokter nodig. Ellos viven en una casa grande. Ze wonen in een groot huis. Ze wonen in een groot huis. Es un gran honor poder conocerlo. Het is een grote eer hem te leren kennen. Het is een eer u te ontmoeten. Está roto. Dat is kapot. Hij is kapot. Tom fue a la peluquería pero debería estar de vuelta pronto. Tom is naar de kapper gegaan maar hij zou spoedig moeten weer zijn. Tom ging naar de kapper, maar hij zou snel terug moeten zijn. ¿Tú me quieres? Hou je van me? Hou je van me? Soy alérgico a la goma sintética. Ik ben allergisch voor synthetische rubber. Ik ben allergisch voor synthetische rubber. La democracia se originó en la antigua Grecia. Democratie heeft z'n oorsprong in het oude Griekenland. De democratie is ontstaan in het oude Griekenland. Escribir una carta de amor en inglés no es fácil. Een liefdesbrief in het Engels schrijven is niet makkelijk. Een liefdesbrief schrijven in het Engels is niet makkelijk. Sencillamente lo extraño. Ik mis hem simpelweg. Ik mis hem gewoon. La reina vive en el Palacio Buckingham. De koningin woont in Buckingham Palace. De koningin woont in Buckingham Palace. Eligieron a John como capitán del equipo. Ze kozen John als aanvoerder van het team. Ze kozen John als aanvoerder van het team. No te prometo que vaya a responder, pero me podéis mandar un mensaje. Ik beloof niet dat ik zal antwoorden, maar je kunt me een berichtje zenden. Ik beloof niet dat ik zal antwoorden, maar je kunt me een bericht sturen. Ellas se enamoraron del mismo sujeto. Ze werden verliefd op dezelfde kerel. Ze werden verliefd op dezelfde man. Los dos somos ricos. We zijn allebei rijk. We zijn allebei rijk. Tom le dijo a Mary que hacía demasiado calor para jugar afuera. Tom zei tegen Mary dat het te heet was om buiten te gaan spelen. Tom vertelde Mary dat het te heet was om buiten te spelen. Este es un muy buen té. Dit is zeer goede thee. Dit is lekkere thee. Él no le teme a los ataques. Hij is niet bang voor aanvallen. Hij is niet bang voor aanvallen. Tengo el peor trabajo del mundo. Ik heb de slechtste baan van de wereld. Ik heb het slechtste werk ter wereld. No te preocupes por mi perro. Maak je geen zorgen om mijn hond. Maak je geen zorgen over mijn hond. Ella me explicó cómo usar el secador de pelo. Ze legde me uit, hoe de föhn te gebruiken. Ze legde me uit hoe ik de haardroger moest gebruiken. Él me contó la historia de su vida. Hij vertelde me zijn levensverhaal. Hij vertelde me het verhaal van zijn leven. Parte de su relato es verdad. Een deel van zijn verhaal is waar. Een deel van zijn verhaal is waar. Tengo pensado visitar Londres la semana próxima. Ik ben van plan om aanstaande week Londen te bezichtigen. Ik ben van plan om volgende week Londen te bezoeken. Él se fue a quedar donde su primo. Hij ging weg om bij zijn kozijn te blijven. Hij verbleef bij z'n neef. ¿Tony estudia después de cenar? Leert Tom na het avondmaal? Studeert Tony na het eten? Él lo hizo, y en su presencia. Hij deed het en zelfs in haar aanwezigheid. Hij deed het, en in zijn bijzijn. Quisiera vivir en Francia. Ik zou graag in Frankrijk wonen. Ik zou in Frankrijk willen wonen. Hay un largo camino entre nuestras casas. Tussen onze huizen is er een lange weg. Er is een lange weg tussen onze huizen. Por favor, abra la puerta. Doe de deur open alstublieft. Alsjeblieft, doe de deur open. Estoy gordo. Ik ben dik. Ik ben dik. Es hora de irse a la cama. Apaga la radio. Het is tijd om naar bed te gaan. Zet de radio af. Tijd om naar bed te gaan. ¡Ve adelante! Loop voor mij! Vooruit. Los actos de la IS son crímenes contra la humanidad y una deshonra para la fe que promulgan como grupo. De daden van IS zijn misdaden tegen de menselijkheid en een schande voor het geloof dat de groep verkondigt. De daden van de IS zijn misdaden tegen de mensheid en een schande voor het geloof die zij als groep uitroepen. Ella es buena imitándolo. Ze is goed in hem te imiteren. Ze kan het goed nadoen. Nuestro hijo murió durante la guerra. Onze zoon is in de oorlog omgekomen. Onze zoon stierf tijdens de oorlog. Estaba furioso. Ik was woedend. Ik was woedend. ¿Usted vive aquí? Woont u hier? Woont u hier? Es necesario lavarlo. Dat moet gewassen worden. Het moet gewassen worden. Puede nadar muy rápido. Hij kan heel snel zwemmen. Hij kan heel snel zwemmen. Me cambiaré antes de ir al baile. Ik verkleed me voor ik naar het bal ga. Ik ga me omkleden voordat ik naar het bal ga. La ciencia no resuelve todos los problemas. Wetenschap lost niet alle problemen op. Wetenschap lost niet alle problemen op. El queso y la mantequilla son productos lácteos. Kaas en boter zijn melkproducten. Kaas en boter zijn zuivelproducten. No todas las enfermedades infecciosas son contagiosas. Niet alle infectieziekten zijn besmettelijk. Niet alle besmettelijke ziekten zijn besmettelijk. ¡Disfrutemos de las largas vacaciones! Laten we genieten van de lange vakantie! Geniet van de lange vakantie. Vale la pena hacerlo otra vez. Dat mag nog wel eens gebeuren. Het is het waard om het nog een keer te doen. Por un periodo de tiempo solo hizo mirarme. Enige tijd lang keek ze mij alleen maar aan. Hij liet me een tijdje alleen maar toekijken. Es un hospital. Het is een ziekenhuis. Het is een ziekenhuis. Duele. Het doet pijn. Het doet pijn. Puede que él nunca se vuelva famoso. Misschien zal hij wel nooit beroemd worden. Misschien wordt hij nooit beroemd. Ella no puede escribir ni leer. Ze kan niet lezen of schrijven. Ze kan niet schrijven of lezen. Este medicamento tiene un sabor amargo. Dit medicijn smaakt bitter. Dit geneesmiddel heeft een bittere smaak. El señor Brown es nuestro profesor de inglés. Meneer Brown is onze leraar Engels. Mr Brown is onze leraar Engels. Tom y Mary saben la verdad. Tom en Maria kennen de waarheid. Tom en Mary kennen de waarheid. La economía de Japón sigue estable. De Japanse economie is nog altijd stabiel. De Japanse economie is nog steeds stabiel. Llegamos a la estación a tiempo. We bereikten het station tijdig. We waren op tijd op het station. El problema es que es demasiado caro. Het probleem is dat het te duur is. Het probleem is dat het te duur is. Él es jugador de tenis. Hij is tennisspeler. Hij is een tennisspeler. La locura es repetir los mismos errores y esperar resultados diferentes. Waanzin is dezelfde fouten herhalen maar verschillende resultaten verwachten. De waanzin is om dezelfde fouten te herhalen en verschillende resultaten te verwachten. Venimos de España. We komen uit Spanje. We komen uit Spanje. Fumar en la oficina está contra las reglas. Het is tegen de regels op kantoor te roken. Roken op kantoor is tegen de regels. Su madre murió el año pasado. Haar moeder is vorig jaar overleden. Haar moeder is vorig jaar overleden. No dan nada. Zij geven niets. Ze geven niets. Un pájaro entro volando al cuarto. Een vogel vloog in de kamer. Er vliegt een vogel de kamer binnen. ¡Avísame cuando estés listo! Laat me weten wanneer je klaar bent! Laat het me weten als je er klaar voor bent. Tom tiene una relación íntima con María. Tom heeft een intieme relatie met Maria. Tom heeft een intieme relatie met Maria. Ella planea terminar con su novio. Zij is van plan het met haar vriend uit te maken. Ze is van plan om het uit te maken met haar vriend. ¿Viajáis mucho? Reist gij veel? Reist u veel? Sólo es el principio. Het is slechts het begin. Het is nog maar het begin. A los estudiantes flojos no les fue bien en los exámenes finales. Luie studenten slaagden niet in hun eindexamens. De luie studenten deden het niet goed bij de eindexamens. "¿Para qué vas a Japón?" "Para asistir a una conferencia en Tokio." "Waarom ga je naar Japan?" "Om een conferentie in Tokio bij te wonen." "Waarom ga je naar Japan?" "Om een conferentie in Tokio bij te wonen." Parece que ha ocurrido algo. Blijkbaar is er iets gebeurd. Het lijkt erop dat er iets gebeurd is. ¿Qué necesitas? Wat heb je nodig? Wat heb je nodig? Mi padre se levanta temprano. Mijn vader staat vroeg op. Mijn vader staat vroeg op. Tienes que creerme. Je moet me geloven. Je moet me geloven. Me alegra oír de tu éxito. Ik ben blij over je succes te horen. Ik ben blij je succes te horen. Tom decidió probar a dormir sin almohada. Tom besloot om zonder kussen proberen te slapen. Tom besloot te proberen te slapen zonder kussen. En este país el número medio de hijos por familia cayó de 2 a 1.5. In dit land is het gemiddeld aantal kinderen per gezin gedaald van 2 naar 1,5. In dit land is het gemiddelde aantal kinderen per gezin gedaald van 2 tot 1.5. Mezcla la pintura azul con la amarilla. Meng de blauwe verf met de gele verf. Vermeng de blauwe verf met de gele. Cuando abrí las cortinas, estaba nevando. Wanneer ik de gordijnen opende was het aan het sneeuwen. Toen ik de gordijnen opende, sneeuwde het. Tom sigue en el hospital. Tom is nog in het ziekenhuis. Tom ligt nog in het ziekenhuis. Entiendo la frustración de Tom. Ik begrijp Toms frustratie. Ik begrijp Tom's frustratie. ¿Dejas que tus niños beban café? Laat gij uw kinderen koffie drinken? Laat je je kinderen koffie drinken? Este plátano está podrido. Deze banaan is rot. Deze banaan is verrot. Había un piano en el cuarto, pero no había nadie que lo tocara. Er was een piano in de kamer, maar niemand speelde erop. Er was een piano in de kamer, maar er was niemand die het aanraakte. Ella me puso una sonrisa encantadora. Ze gaf me een charmerende glimlach. Ze gaf me een charmante glimlach. Hay muchas estrellas más grandes que nuestro sol. Er zijn veel sterren die groter zijn dan onze zon. Er zijn veel grotere sterren dan onze zon. Tratemos de nadar contra la corriente. Laten we tegen de stroom in proberen te zwemmen. Laten we proberen tegen de stroom in te zwemmen. Este perro es mío. Deze hond is van mij. Deze hond is van mij. ¿Hay agua en Marte? Is er water op Mars? Is er water op Mars? Esta noche hay una fiesta en la casa de Tom. Er is vannacht een feestje bij Tom thuis. Vanavond is er een feestje bij Tom thuis. Hicimos ... We maakten.. We hebben... Si lo ves, mándale saludos. Geef hem de groetjes als je hem ziet. Als je hem ziet, doe hem de groeten. El médico le sugirió que dejase de fumar. De arts stelde voor dat hij zou stoppen met roken. De dokter stelde voor dat hij stopte met roken. Yo quiero agua. Ik wil water. Ik wil water. Estas naranjas están podridas. Deze appelsienen zijn verrot. Deze sinaasappels zijn verrot. "¿Habla usted francés?" "No." "Spreekt u Frans?" - "Nee." Spreekt u Frans? Este es el niño con el que me encontré aquí ayer. Dit is de jongen die ik hier gisteren ontmoette. Dit is het kind dat ik hier gisteren ontmoette. El número 2010 tiene dos ceros. Het getal 2010 bevat twee nullen. Nummer 2010 heeft twee nullen. Les aconsejamos que partieran temprano. We raadden hen aan om vroeg te beginnen. We raden jullie aan om vroeg weg te gaan. Ayer compré un libro. Gisteren kocht ik een boek. Ik heb gisteren een boek gekocht. ¿Por qué las personas van al cine? Waarom gaan mensen naar de cinema? Waarom gaan mensen naar de film? Sam es dos años más joven que Tom. Sam is twee jaar jonger dan Tom. Sam is twee jaar jonger dan Tom. Me senté y abrí mi láptop. Ik ging zitten en opende mijn laptop. Ik ging zitten en opende mijn laptop. Cuidado con los coches cuando cruces la calle. Pas op voor auto's als je de straat oversteekt. Pas op voor auto's als je de straat oversteekt. Él se duerme con las luces prendidas. Hij gaat slapen met het licht aan. Hij slaapt met de lichten aan. ¡Te arrepentirás! Daar krijgt ge nog spijt van! Je zult er spijt van krijgen. Papá se recuperó. Vader is genezen. Papa is er weer bovenop. ¡No me lo puedo creer! Dat kan ik niet geloven! Ik kan het niet geloven. Ahora estoy descalza hasta el cuello. Nu ben ik tot aan mijn nek blootvoets. Nu ben ik op blote voeten. Tuve suerte. Ik had geluk. Ik had geluk. La casa junto al lago es mía. Het huis bij het meer is van mij. Het huis aan het meer is van mij. Rompió en lágrimas. Ze barstte in tranen uit. Hij brak in tranen. ¿Cuándo regresará Hans de Holanda? Wanneer zal Hans terugkomen uit Nederland? Wanneer komt Hans terug uit Nederland? ¿Desciendes de una familia de músicos? Kom je uit een muzikaal gezin? Kom je uit een familie van muzikanten? Bob estaba muy feliz. Bob was heel blij. Bob was zo blij. Él tuvo tres hijos que se hicieron doctores. Hij had drie zonen die dokter werden. Hij had drie kinderen die dokter werden. Ella lo dice con buenas intenciones. Ze zegt dat met goede bedoelingen. Ze bedoelt het goed. ¡Adiós! Tot ziens! Tot ziens. La lluvia se convirtió en nieve. De regen ging over in sneeuw. De regen werd sneeuw. Haré lo que pueda para ayudarle. Ik zal doen wat ik kan om te helpen. Ik zal doen wat ik kan om hem te helpen. No puedo parar. Ik kan niet stoppen. Ik kan niet stoppen. Siempre uso botas cuando llueve o nieva. Ik draag altijd laarzen als het regent of sneeuwt. Ik draag altijd laarzen als het regent of sneeuwt. Me topé con tu hermano en la calle. Ik kwam je broer tegen op straat. Ik kwam je broer op straat tegen. ¿Me puedo comer otro trozo de torta? Mag ik nog een stuk taart hebben? Mag ik nog een stuk taart? Hoy estaba muy cansado. Ik was heel moe vandaag. Ik was erg moe vandaag. Quiero poder hablar francés. Ik wil Frans kunnen spreken. Ik wil Frans spreken. Estoy estudiando. Ik studeer. Ik ben aan het studeren. Hay leones en la jaula. Er zijn leeuwen in de kooi. Er zitten leeuwen in de kooi. El anciano está ciego de un ojo. De oude man is blind aan een oog. De oude man is blind aan één oog. ¡Libérate de la tristeza, la ansiedad y el miedo! Maak je vrij van treurigheid, zorgen en angst! Bevrijd jezelf van verdriet, angst en angst. Permíteme presentarte al señor Brown. Laat me je voorstellen aan meneer Brown. Laat me je voorstellen aan Mr Brown. Ayer llovió todo el día. Het regende gisteren de hele dag. Gisteren regende het de hele dag. Él consiguió llegar allá a tiempo. Hij slaagde erin om daar op tijd te zijn. Hij was er op tijd. Porque polvo eres y en polvo te convertirás. Want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren. Want stof zijt gij en stof zult gij worden. "¿Sabes tocar la guitarra?" "Sí." "Kunt gij gitaar spelen?" "Ja." "Kun je gitaar spelen?" "Ja." Ella no lo escucha. Ze luistert niet naar hem. Ze luistert niet. Ellos enterraron a su esposo muerto. Ze hebben haar overleden echtgenoot begraven. Ze begroeven haar dode man. Europa es un continente. Europa is een continent. Europa is een continent. Los niños necesitan amor por sobre todas las cosas. Boven alles hebben kinderen liefde nodig. Kinderen hebben liefde boven alles nodig. ¿Dónde está la estación de tren más cercana? Waar is het dichtstbijzijnde treinstation? Waar is het dichtstbijzijnde treinstation? La ventana está cerrada. Het venster is gesloten. Het raam is dicht. Puedes seguir aprendiendo el idioma por Internet. Ge kunt de taal verder leren over internet. Je kunt de taal nog steeds online leren. Él exagera sobre su experiencia. Hij overdrijft over zijn ervaring. Hij overdrijft over zijn ervaring. Ella estaba muy feliz de que su hijo haya vuelto a salvo. Ze was heel blij dat haar zoon veilig terug was gekomen. Ze was zo blij dat haar zoon veilig terug was. Tom conoce al padre de Mary. Tom kent Maria's vader. Tom kent Mary's vader. Él nada como un pez. Hij zwemt als een vis. Hij lijkt wel een vis. Nunca desafíes a alguien que no tiene nada que perder. Daag nooit iemand uit die niets te verliezen heeft. Daag nooit iemand uit die niets te verliezen heeft. Yo pienso que el esperanto es muy difícil. Ik denk dat het Esperanto heel moeilijk is. Ik denk dat Esperanto erg moeilijk is. Nada nuevo bajo el sol. Er is niets nieuws onder de zon. Niets nieuws in de zon. "¿Para cuántas personas?" "Para tres." "Voor hoeveel personen?" "Voor drie." "Voor hoeveel mensen?" "Voor drie." Ha llegado el momento de que nuestros caminos se separen. De tijd is gekomen dat onze wegen scheiden. Het is tijd dat onze wegen uit elkaar gaan. La muchacha se veía tan pálida. Het meisje zag er zo bleek uit. Het meisje zag er zo bleek uit. Simina gasta mucho dinero en cigarrillos. Simina geeft veel geld uit aan sigaretten. Simina geeft veel geld uit aan sigaretten. Creo que es verdad. Ik denk dat dat waar is. Ik denk dat het waar is. Haz lo que tienes que hacer. Doe wat ge moet doen. Doe wat je moet doen. No tengo tanta hambre en realidad. Ik heb echt niet zo veel honger. Ik heb eigenlijk niet zo'n honger. ¿Puedes oírnos? Kan je ons horen? Kun je ons horen? Vivo en un departamento. Ik woon in een appartement. Ik woon in een appartement. Estos son mis libros, aquellos son de él. Dit zijn mijn boeken, dat zijn die van hem. Dit zijn mijn boeken, die zijn van hem. Lee tantos libros como sea posible. Lees zo veel mogelijk boeken. Lees zoveel mogelijk boeken. El perro de caza se dirigió al bosque. De jachthond begaf zich naar het bos. De jachthond ging het bos in. Es un cocinero muy bueno. Hij is een zeer goede kok. Hij is een goede kok. Visto objetivamente, su argumento no era nada racional. Objectief gezien, was zijn argument helemaal niet redelijk. Zijn argument was objectief gezien niet rationeel. La oficina de correos está cerca de aquí. De post is hier dichtbij. Het postkantoor is vlakbij. Leo mis comics y soy feliz. Ik lees mijn stripboeken en ik ben gelukkig. Ik lees mijn strips en ik ben gelukkig. ¿Estás libre? Ben je vrij? Ben je vrij? Estaba aburrida de sus viejos chistes. Ik was moe van zijn oude grappen. Ze verveelde zich met haar oude grappen. La vieja presta dinero a un interés del tres por ciento. De oude vrouw leent geld tegen een rentetarief van drie procent. Het oude meisje leent geld voor drie procent rente. Hubo un accidente de tráfico. Er is een verkeersongeval gebeurd. Er was een auto-ongeluk. Helen tiene diecisiete años. Helen is zeventien jaar oud. Helen is 17. Nosotras te visitaremos mañana. Morgen bezoeken we je. We komen morgen bij je langs. Salvador Dalí fue un artista español. Salvador Dalí was een Spaanse kunstenaar. Salvador Dali was een Spaanse kunstenaar. No me gustaría estar en su lugar. Ik zou niet graag in haar schoenen willen staan. Ik wil niet in zijn plaats zijn. ¿Cuántos años tiene tu tío? Hoe oud is jouw oom? Hoe oud is je oom? ¡Confía en mí! Vertrouw op mij. Vertrouw me. La luna ya se ve. De maan is al te zien. De maan ziet er al uit. Bob rellenó el tarro de agua. Bob vulde de pot met water. Bob vulde de pot met water. A quien madruga Dios le ayuda. Morgenstond heeft goud in de mond. Wie vroeg in de ochtend door God wordt geholpen. Él es viejo, pero está más sano que nunca. Hij is oud, maar gezonder dan ooit. Hij is oud, maar gezonder dan ooit. Ponle seguro a la puerta, por favor. Doe de deur op slot, alstublieft. Zet de deur op slot, alsjeblieft. Tom solo escucha punk rock. Tom luistert alleen naar punk rock. Tom luistert alleen naar punk rock. Coleccionamos sellos del mundo entero. We verzamelen postzegels van over de hele wereld. We verzamelen postzegels over de hele wereld. Anoche comimos arroz con curry. We hebben rijst met curry gegeten gisteravond. We hebben gisteren rijst met curry gegeten. No hace mucho compré una cámara fotográfica. Niet lang geleden heb ik een fotoapparaat gekocht. Ik heb nog niet zo lang geleden een camera gekocht. ¿Puedo entrar? Mag ik binnenkomen? Mag ik binnenkomen? Esta torta está muy dulce. Deze cake is erg zoet. Deze taart is zo lief. ¿También puedes contar en italiano? Kun je ook in het Italiaans tellen? Kun je ook in het Italiaans tellen? Me gustan las rosas rojas. Ik vind rode rozen leuk. Ik hou van rode rozen. ¿Qué has dicho? Lo siento, yo estaba perdido en mis pensamientos. Wat zei je? Het spijt me, ik was in gedachten verzonken. Sorry, ik was verdwaald in mijn gedachten. Tom vino corriendo con una carta de Judy. Tom kwam aangerend met een brief van Judy. Tom kwam met een brief van Judy. Bélgica no es tan grande como Francia. België is niet zo groot als Frankrijk. België is niet zo groot als Frankrijk. Ella habla fluidamente inglés y francés. Ze spreekt vloeiend Engels en Frans. Ze spreekt vloeiend Engels en Frans. Toma cualquier tren del andén 5. Neem om het even welke trein op spoor 5. Neem elke trein van perron 5. ¡Que tengáis buen domingo! Nog een goede zondag! Fijne zondag. Los padres enseñan a sus hijos que está mal mentir. Ouders leren aan hun kinderen dat liegen verkeerd is. Ouders leren hun kinderen dat het verkeerd is om te liegen. Esta noche vamos al cine. We gaan vanavond naar de film. Vanavond gaan we naar de film. No hay bastante espacio aquí para cuarenta personas. Er is hier niet genoeg ruimte voor veertig mensen. Er is hier niet genoeg ruimte voor 40 mensen. Dime qué le pasó a él. Zeg mij wat er met hem gebeurd is. Vertel me wat er met hem is gebeurd. Lo sé, lo sé. Ik weet het, ik weet het. Ik weet het, ik weet het. Ellos la eligieron para alcalde. Ze verkozen haar tot burgemeester. Ze kozen haar als burgemeester. Hay un traidor entre nosotros. Er is een verrader onder ons. Er is een verrader onder ons. Mi hermano está viendo la tele. Mijn broer is naar tv aan het kijken. Mijn broer kijkt tv. Veo la televisión. Ik kijk tv. Ik kijk tv. Esto es lo que encontré en la cueva. Dit heb ik in de grot gevonden. Dit vond ik in de grot. Estamos volando sobre las nubes. We vliegen boven de wolken. We vliegen over de wolken. Carol tiene dolor de cabeza. Carol heeft hoofdpijn. Carol heeft hoofdpijn. Leí eso en la edición de hoy. Ik las het in de uitgave van vandaag. Dat heb ik vandaag gelezen. ¿Dónde están las cucharillas de café? Waar zijn de koffielepels? Waar zijn de koffielepels? Cuando veo una película de terror se me pone la carne de gallina. Ik krijg kippenvel van horrorfilms te bekijken. Als ik naar een horrorfilm kijk, krijg ik kippenvel. ¿Cuánto le debo? Hoeveel moet ik u? Hoeveel krijg je van me? Donde sea que viva, ella siempre disfruta de sus alrededores. Waar ze ook leeft, ze geniet altijd van haar omgeving. Waar ze ook woont, ze geniet altijd van haar omgeving. ¿Cuántas veces al año vas a esquiar? Hoeveel keer per jaar ga je skiën? Hoe vaak per jaar ga je skiën? Tom, ¿tienes un pasatiempos? Heb je een hobby, Tom? Tom, heb je een hobby? Nací el 23 de marzo de 1969 en Barcelona. Ik ben geboren op 23 maart 1969, in Barcelona. Ik ben geboren op 23 maart 1969 in Barcelona. Lo vi con mis propios ojos. Ik heb het met eigen ogen gezien. Ik zag het met mijn eigen ogen. No abras tu libro. Doe je boek niet open. Open je boek niet. El año pasado me decidí a venir a Japón. Vorig jaar heb ik beslist naar Japan te komen. Vorig jaar besloot ik naar Japan te komen. No tengo comida. Ik heb geen eten. Ik heb geen eten. Ella tiene algo que decirte. Ze heeft je iets te zeggen. Ze wil je iets vertellen. Tom se ve cansado hoy. Tom ziet er vandaag moe uit. Tom ziet er moe uit vandaag. ¿Qué hay en la caja? Wat zit er in de doos? Wat zit er in de doos? ¿Jugaste béisbol ayer? Heb je gisteren baseball gespeeld? Heb je gisteren honkbal gespeeld? Esta tarta está demasiado dulce para mí. Deze taart is te zoet voor mij. Deze taart is te zoet voor mij. Quiero un café. Ik wil een kop koffie. Ik wil koffie. Entonces voy a hacer un sudoku en vez de seguir molestándote. Dan ga ik wel Sudoku spelen, in plaats van jou nog verder te storen. Dan ga ik een sudoku maken in plaats van je lastig te vallen. Están intentando contactarla. Ze proberen haar te contacteren. Ze proberen haar te bereiken. No había nadie. Er was niemand. Er was niemand. Mañana podría nevar. Morgen zou het kunnen sneeuwen. Morgen kan het sneeuwen. Muiriel ahora tiene 20 años. Muiriel is nu 20 jaar oud. Muiriel is nu 20 jaar oud. Antiguamente podías comprar en el ultramarino regalices y bolas mágicas por un céntimo. Vroeger kon je bij de kruidenier dropjes en toverballen voor een cent kopen. Vroeger kon je voor een cent ballen kopen in de overzeese winkel. La puerta está cerrada. De deur is gesloten. De deur is op slot. Estos son mis libros; esos los suyos. Dit zijn mijn boeken, die zijn van hem. Dit zijn mijn boeken, die van jou. El precio del tomate volvió a subir. De prijs van tomaten is weer gestegen. De prijs van de tomaat is weer gestegen. Tengo dos generadores eléctricos trifásicos en mi sótano. Ik heb twee driefasige alternators in mijn kelder. Ik heb twee driefasige elektrische generatoren in mijn kelder. Cree en ti mismo. Geloof in jezelf. Geloof in jezelf. ¿Por qué mis compañeros no se quieren juntar con el profesor? Waarom wil mijn klasgenoot onze leraar niet ontmoeten? Waarom willen mijn collega's niet naar de professor? Estábamos jugando en el parque. We waren in het park aan het spelen. We speelden in het park. Aquí siempre pasa algo. Er is altijd iets gaande hier. Er is hier altijd iets aan de hand. No juzgues a las personas por su aspecto. Beoordeel mensen niet op hun uiterlijk. Veroordeel mensen niet op hun uiterlijk. Necesito reemplazar mi teclado por uno nuevo. Ik moet mijn toetsenbord vervangen door een nieuw. Ik moet mijn toetsenbord vervangen door een nieuwe. La pregunta es y sigue sin respuesta. De vraag is en blijft onbeantwoordbaar. De vraag is en blijft onbeantwoord. ¿Cuánto es cuatro por seis? Hoeveel is vier maal zes? Hoeveel is vier maal zes? Dije que él ya ha tomado demasiadas decisiones. Ik heb gezegd dat hij al te veel beslissingen heeft genomen. Ik zei dat hij al te veel beslissingen heeft genomen. ¿Qué le pasó al libro que dejé aquí ayer? Wat is er met het boek gebeurd dat ik hier gisteren heb neergelegd? Wat is er gebeurd met het boek dat ik gisteren achterliet? Mendigar en la calle está prohibido por ley. Bedelen op straat is bij wet verboden. Bedelen op straat is verboden. No pudimos hacer nada por ellas. We konden niets voor hen doen. We konden niets voor ze doen. Él tiene muchas ideas novedosas. Hij heeft veel nieuwe ideeën. Hij heeft veel nieuwe ideeën. La población de Shangai es tan grande como la de Tokio. De bevolking van Shanghai is even groot als die van Tokio. De bevolking van Sjanghai is net zo groot als die van Tokio. La creatividad es un aspecto importante para el desarrollo del ser humano. Creativiteit is een belangrijk aspect voor de ontwikkeling van de mens. Creativiteit is een belangrijk aspect voor de ontwikkeling van de mens. Seguro que él se convertirá en el presidente tarde o temprano. Hij wordt zeker vroeg of laat president. Vroeg of laat wordt hij de president. ¿Cuántos alumnos hay en tu clase? Hoeveel leerlingen zitten er in jouw klas? Hoeveel leerlingen zitten er in jouw klas? "¿Puedo llamar por teléfono?" "Sí, adelante." "Mag ik telefoneren?" "Ja, doe maar." "Mag ik bellen?" "Ja, ga je gang." Sencillamente no tengo ganas de hacer eso ahora. Ik heb daar nu gewoon geen zin in. Ik heb gewoon geen zin om dat nu te doen. Odio las espinacas. Ik haat spinazie. Ik haat spinazie. Nunca había tenido una vista más hermosa. Ik heb nooit een mooier uitzicht gehad. Ik heb nog nooit zo'n mooi uitzicht gehad. Me gusta, a pesar de sus defectos. Ik hou van hem, ondanks zijn gebreken. Ik vind het leuk, ondanks zijn gebreken. La Policía lleva casi un mes buscando los bienes robados. De politie had al bijna een maand gezocht naar de gestolen goederen. De politie is al bijna een maand op zoek naar gestolen goederen. "De verdad necesito algo de ropa nueva," pensó Dima. Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima. "Ik heb echt nieuwe kleren nodig," dacht Dima. Portugal no es una excepción. Portugal is geen uitzondering. Portugal is geen uitzondering. Voy a la iglesia todos los días. Ik ga iedere dag naar de kerk. Ik ga elke dag naar de kerk. Lo haremos juntos. We zullen het samen doen. We doen het samen. Frente a la casa hay un árbol. Voor het huis staat een boom. Voor het huis is een boom. El trabajo duro nunca ha matado a nadie. ¡¿Pero para qué arriesgarse?! Van hard werken is nog nooit iemand dood gegaan. Maar waarom het risico nemen?! Hard werken heeft nog nooit iemand gedood, maar waarom het risico nemen? Él saltó por la ventana. Hij sprong het raam uit. Hij sprong uit het raam. ¡Tomá lo que quieras! Neem wat je wilt! Neem wat je wilt. La mujer se lava la cara. De vrouw wast haar gezicht. De vrouw wast haar gezicht. Eso también es cierto. Ook dat is waar. Dat is ook waar. Está abierto de 10h a 6h durante todo el año. Het is geopend van 10 uur tot 6 uur gedurende het hele jaar. Het is het hele jaar geopend van 10 uur tot 6 uur. Ensilla mi caballo. Zadel mijn paard. Zadel mijn paard. Tom conduce un coche negro, ¿no? Tom rijdt in een zwarte auto, toch? Tom rijdt in een zwarte auto, toch? Creo que necesitas comer más. Ik vind dat je meer moet eten. Ik denk dat je meer moet eten. Tengo un seguro de vida. Ik heb een levensverzekering. Ik heb een levensverzekering. No puedo acordarme cuándo se mudó él a Boston. Ik kan me niet herinneren wanneer hij naar Boston is verhuisd. Ik kan me niet herinneren wanneer hij naar Boston verhuisde. ¿Has apuntado el número de teléfono? Heb je het telefoonnummer opgeschreven? Heb je het telefoonnummer opgeschreven? Tengo muchos libros. Ik heb veel boeken. Ik heb veel boeken. Vivimos aquí. We leven hier. We wonen hier. Todo pasó tan rápido. Alles gebeurde zo snel. Het gebeurde allemaal zo snel. El coche es de Brian. De auto is van Brian. De auto is van Brian. Me gusta abrazar a Verónica. Ik omhels Veronika graag. Ik knuffel Veronica graag. Con permiso. Excuseer. Excuseer me. Los que sufren de hambre en África necesitan una ayuda urgente. De hongerlijders in Afrika hebben dringend hulp nodig. De hongerigen in Afrika hebben dringend hulp nodig. Voy a corregir la tarea mañana. Ik zal de huistaak morgen verbeteren. Ik zal morgen m'n huiswerk rechtzetten. Acepto tu reto. Ik ga akkoord met jouw uitdaging. Ik neem je uitdaging aan. Me gustaría ir a Estados Unidos. Ik zou graag naar Amerika gaan. Ik wil graag naar Amerika. No entiendo absolutamente nada de alemán. Ik begrijp absoluut niets van Duits. Ik snap helemaal niets van Duits. Déjame pensar un poco. Laat me een beetje nadenken. Laat me even nadenken. Mi madre está enfadada. Mijn moeder is kwaad. Mijn moeder is boos. Pregúntale a un policía. Vraag een politieman! Vraag maar aan een agent. Tom le compró a Mary un regalo. Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht. Tom kocht een cadeau voor Mary. Ellos me lo han dicho. Ze hebben het me verteld. Dat hebben ze me verteld. No puedes mezclar agua y aceite. Je kan olie en water niet mengen. Je kunt geen water en olie mengen. Sé quién vive en esta casa. Ik weet wie in dit huis woont. Ik weet wie er in dit huis woont. La pena de muerte debería ser abolida. De doodstraf zou afgeschaft moeten worden. De doodstraf zou afgeschaft moeten worden. Sinceramente, no me gusta tu idea. Eerlijk gezegd bevalt je idee me niet. Eerlijk gezegd hou ik niet van je idee. Lo atraparon en el acto. Men heeft hem op heterdaad betrapt. Hij werd op heterdaad betrapt. Empecé a estudiar esperanto. Ik ben begonnen Esperanto te leren. Ik begon Esperanto te studeren. Todo lo que debes hacer es memorizar esta frase. Alles wat je moet doen, is die zin uit het hoofd leren. Je hoeft deze zin alleen maar uit je hoofd te leren. Ha nevado todo el día. Het heeft de hele dag gesneeuwd. Het heeft de hele dag gesneeuwd. Quien siembra vientos, recoge tempestades. Wie wind zaait, zal storm oogsten. Wie wind zaait, verzamelt stormen. ¡Genial! Gaaf! Geweldig. Nancy no puede haber mentido. Nancy kon niet hebben gelogen. Nancy kan niet gelogen hebben. Le tengo miedo a los relámpagos. Ik heb schrik van de bliksem. Ik ben bang voor bliksem. La Navidad cae este año en domingo. Kerstmis valt dit jaar op zondag. Kerstmis valt dit jaar op zondag. ¿Qué estás mirando? Waarnaar kijk je? Waar kijk je naar? Se me están congelando los dedos de los pies. Mijn tenen bevriezen. M'n tenen bevriezen. Él tuvo un accidente y se fracturó un hueso. Hij heeft een ongeluk gehad en heeft een been gebroken. Hij had een ongeluk en brak een bot. ¡Tú no eres tonto! Je bent niet dom Jij bent niet dom. Tenemos que vestir uniformes en el colegio. We moeten een uniform dragen op school. We moeten uniformen dragen op school. La revolución tiene sus propias leyes. De revolutie heeft haar eigen wetten. De revolutie heeft haar eigen wetten. Las aves ponen huevos. Vogels leggen eieren. Vogels leggen eieren. Él no está totalmente equivocado. Hij heeft niet geheel ongelijk. Hij heeft het niet helemaal mis. Tom se comió las sobras para cenar. Tom at restjes voor het avondeten. Tom heeft de restjes opgegeten. ¡Prestar dinero cuesta dinero! Geld lenen kost geld! Geld lenen kost geld. La sopa está demasiado salada. De soep is te zout. De soep is te zout. ¿Quién ayudó a Tom? Wie hielp Tom? Wie heeft Tom geholpen? Puede que ella sea bonita, pero no me gusta. Ze is misschien bekoorlijk, maar ik heb haar niet graag. Ze is misschien mooi, maar ik vind haar niet leuk. Ahora estoy viviendo en Tokio. Ik leef nu in Tokio. Ik woon nu in Tokio. Caminé tan lento como pude. Ik wandelde zo traag als ik kon. Ik liep zo langzaam als ik kon. Necesito pan y leche. Ik heb brood en melk nodig. Ik heb brood en melk nodig. Ayer él perdió el tren a Sapporo. Gisteren miste hij de trein naar Sapporo. Gisteren miste hij de trein naar Sapporo. Con él me siento relajado. Bij hem voel ik me ontspannen. Ik voel me ontspannen bij hem. ¿Va al colegio andando o en bicicleta? Gaat hij te voet naar school of met de fiets? Gaat u op school wandelen of fietsen? Él va a estar en la casa un poco antes de las cinco. Hij zal iets voor vijven thuis zijn. Hij zal rond vijf uur in het huis zijn. El tiempo pasó muy rápido. De tijd is snel voorbij gegaan. De tijd ging zo snel voorbij. Él tenía miedo de que se rieran de él. Hij was bang uitgelachen te worden. Hij was bang dat ze hem zouden uitlachen. Él es tan amanerado. Hij is zo homo. Hij is zo verlegen. ¿Puedes andar? Kan je lopen? Kun je lopen? Una valla separa el jardín de un caminito. Een hek scheidt de tuin van een wegje. Een hek scheidt de tuin van een kleine wandeling. Me quedé dormido viendo televisión. Ik viel in slaap terwijl ik tv keek. Ik viel in slaap toen ik tv keek. Deja de hablar y escucha. Stop met praten en luister. Stop met praten en luister. Él me prometió venir temprano. Hij beloofde me om vroeg te komen. Hij beloofde me vroeg te komen. Tom es solo un amateur. Tom is maar een amateur. Tom is maar een amateur. Los pasajeros fueron evacuados del barco que se hundía. De passagiers werden van het zinkende schip gehaald. De passagiers werden geëvacueerd van het schip dat zonk. Me gustaría cambiar dinero. Ik zou graag geld wisselen. Ik wil graag geld wisselen. Facebook está bloqueado en China. Facebook is geblokkeerd in China. Facebook is geblokkeerd in China. ¿Viste la televisión anoche? Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken? Heb je gisteravond tv gekeken? Intentan atacar. Ze zijn van plan aan te vallen. Ze proberen aan te vallen. ¿En qué piso vivís? Op welke verdieping woont ge? Op welke verdieping woon je? Me gustaría estar solo ahora. Ik zou nu graag alleen zijn. Ik wil nu graag alleen zijn. Que tengas un buen fin de semana. Goed weekeinde. Fijn weekend. Ella me hizo esperar media hora. Ze heeft mij een half uur laten wachten. Ze liet me een half uur wachten. Tengo un perro. Ik heb een hond. Ik heb een hond. Intenté una y otra vez. Ik heb keer op keer geprobeerd. Ik heb het keer op keer geprobeerd. Aunque no se casó, tuvo un hijo. Hoewel hij niet getrouwd was, had hij een kind. Hoewel hij niet getrouwd was, had hij een zoon. Nunca más. Nooit weer. Nooit meer. El periodista fue secuestrado por terroristas. De journalist werd door terroristen ontvoerd. De journalist is ontvoerd door terroristen. ¿Hablas hebreo? Spreek je Hebreeuws? Spreek je Hebreeuws? Él se cayó del árbol. Hij viel uit de boom. Hij viel uit de boom. No hay que entrar en pánico. Geen paniek. Geen paniek. A los niños les encantan los pasteles. Kinderen houden veel van koeken. Kinderen houden van taarten. No me puedo acordar de su nombre. Ik kan me zijn naam niet herinneren. Ik kan me zijn naam niet herinneren. ¿Qué ventajas y desventajas tiene ser joven? Welke voor- en nadelen heeft het jong zijn? Welke voordelen en nadelen heeft het om jong te zijn? Él llegó al fin. Hij is uiteindelijk aangekomen. Hij is eindelijk aangekomen. Tenía el pelo gris. Hij had grijs haar. Hij had grijs haar. Yo veo tu casa. Ik zie je huis. Ik zie je huis. Tom no pudo abrir la puerta. Tom kon de deur niet openen. Tom kon de deur niet opendoen. A Helena le gusta jugar tenis. Hellen speelt graag tennis. Helena speelt graag tennis. Los veranos me baño todas las mañanas. In de zomer baad ik elke ochtend. De zomers bad ik elke ochtend. Por favor, llena este balde con agua. Vul alsjeblieft deze emmer met water. Vul deze emmer met water. El concierto se realizará el siguiente verano. Het concert vindt de volgende zomer plaats. Het concert zal volgende zomer plaatsvinden. Con estos ojos, veré arder a las montañas. Met deze ogen zal ik bergen zien branden. Met deze ogen, zal ik de bergen zien branden. Algo es infinitamente mejor que nada. Iets is oneindig veel beter dan niets. Iets is oneindig beter dan niets. Es difícil encontrar una traducción adecuada. Het is moeilijk een geschikte vertaling te vinden. Het is moeilijk om een juiste vertaling te vinden. Soy feliz con mi novia. Ik ben gelukkig met mijn vriendin. Ik ben gelukkig met mijn vriendin. ¿Te puedo preguntar algo? Mag ik je iets vragen? Mag ik je iets vragen? Ya no queda sal. Er is geen zout meer. Er is geen zout meer. Tú eres una persona. Jij bent een persoon. Jij bent een persoon. Tom no tiene ganas de comer. Tom heeft geen zin in eten. Tom heeft geen zin om te eten. Él ganó la elección por una gran mayoría. Hij heeft de verkiezingen gewonnen met een grote meerderheid. Hij won de verkiezing met een grote meerderheid. Hay una excelente vista desde el Monte Fuji. Vanop de berg Fuji heeft men een prachtig uitzicht. Er is een prachtig uitzicht vanaf Mount Fuji. Se bañó y se vistió. Hij baadde en kleedde zich aan. Hij nam een bad en kleedde zich aan. ¿Estás sola? Zijt ge alleen? Ben je alleen? Tom compró un regalo para Mary. Tom kocht een cadeautje voor Mary. Tom kocht een cadeautje voor Mary. Él tiene el pelo largo. Hij heeft lang haar. Hij heeft lang haar. ¿Cuándo vas a estar listo para irte? Wanneer ben je klaar om te vertrekken? Wanneer ben je klaar om te gaan? Tom no tiene acceso a la base de datos. Tom heeft geen toegang tot de databank. Tom heeft geen toegang tot de database. ¡Ellos robaron mi botella de vino! Ze stalen mijn fles wijn! Ze hebben mijn fles wijn gestolen. Un conejo corre por el jardín. Er loopt een konijn in de tuin. Een konijn rent door de tuin. ¡Manos a la obra! Handen uit de mouwen! Aan de slag. Me interesa la música. Ik ben geïnteresseerd in muziek. Ik ben geïnteresseerd in muziek. Que esto sea una lección para ti. Laat dit een les voor je zijn. Laat dit een les voor je zijn. A él le gusta comer. Hij houdt van eten. Hij houdt van eten. Yo pienso que él es de fiar. Ik geloof dat hij te vertrouwen is. Ik denk dat hij te vertrouwen is. Llámame mañana a las seis de la mañana. Roep me om zes uur morgenochtend. Bel me morgenochtend om zes uur. El perro está muriéndose. De hond is aan het sterven. De hond is stervende. Hubo mucha nieve el año pasado. Vorig jaar was er veel sneeuw. Er was veel sneeuw vorig jaar. El accidente sucedió hace dos horas. Het ongeval gebeurde twee uur geleden. Het ongeluk gebeurde twee uur geleden. La matemática no es simplemente la memorización de fórmulas. Wiskunde is niet louter formules uit het hoofd leren. Wiskunde is niet alleen het onthouden van formules. Él voló hacia el sur. Hij vloog naar het zuiden. Hij vloog naar het zuiden. Todo lo que brilla no es oro. Het is niet alles goud wat er blinkt. Alles wat gloeit is geen goud. Le sorprendí robando el dinero. Ik betrapte hem op het stelen van geld. Ik verraste hem door het geld te stelen. Él no volverá a visitar la ciudad otra vez. Hij gaat de stad nooit meer bezoeken. Hij zal de stad nooit meer bezoeken. El cartero trae el correo a la casa. De postbode brengt de post aan huis. De postbode brengt de post naar het huis. Sale más barato si vas allá en bus. Het is goedkoper als je er met de bus naar toe gaat. Het is goedkoper als je naar de bus gaat. El rumano es la única lengua neolatina en la que el artículo definido se pospone al sustantivo. Het Roemeens in de enige Romaanse taal waar het bepaald lidwoord aan het einde van het zelfstandig naamwoord hangt. Het Roemeens is de enige neolatine taal waarin het gedefinieerde artikel wordt uitgesteld tot het zelfstandig naamwoord. El territorio de Mongolia limita al norte con la Federación Rusa y al sur con la República Popular China. Het territorium van Mongolië grenst in het noorden aan de Russische Federatie en in het zuiden aan de Volksrepubliek China. Het grondgebied van Mongolië is beperkt tot het noorden met de Russische Federatie en het zuiden met de Volksrepubliek China. ¿Qué haces? Wat doe je? Wat doe je? A nuestros hijos les gustan los perros, pero yo prefiero los gatos. Onze kinderen houden van honden, maar ik hou meer van katten. Onze kinderen houden van honden, maar ik heb liever katten. ¿De quién es este auto? Wiens auto is dat? Van wie is deze auto? Me gusta andar en bicicleta. Ik rijd graag met de fiets. Ik hou van fietsen. El niño acarició a la niña en el mentón y la besó en la mejilla. De jongen streelde het meisje rond haar kin en kuste haar op haar wangen. De jongen streelde het meisje op haar kin en kuste haar op haar wang. Vivo en la planta baja. Ik woon gelijkvloers. Ik woon op de begane grond. Después del invierno viene la primavera. Na de winter komt de lente. Na de winter komt de lente. ¿Qué quieres hacer mañana? Wat wil je morgen doen? Wat wil je morgen doen? En ese tiempo ella era estudiante en Yale. Toen was ze student in Yale. In die tijd was ze student aan Yale. Jamás habría pensado que me reuniría con ella en un lugar así. Ik zou nooit gedacht hebben dat ik haar op zo een plaats zou ontmoeten. Ik had nooit gedacht dat ik haar op zo'n plek zou ontmoeten. No lo conocemos. We kennen hem niet. We kennen hem niet. ¡Qué lástima que yo no tenga jardín! Wat jammer dat ik geen tuin heb! Jammer dat ik geen tuin heb. Atentamente. Met vriendelijke groet. Hoogachtend. ¿Ha cambiado algo? Is er iets veranderd? Is er iets veranderd? Construyeron este puente hace dos años. Deze brug werd twee jaar geleden gebouwd. Deze brug is twee jaar geleden gebouwd. Ella me mostró su habitación. Ze toonde mij haar kamer. Ze liet me haar kamer zien. Los gatos pueden ver en la oscuridad. Katten kunnen in het donker zien. Katten kunnen in het donker zien. Tom hace cualquier cosa menos estudiar. Tom doet alles behalve studeren. Tom doet alles behalve studeren. Le gusta cazar. Hij houdt van jagen. Hij houdt van jagen. Él estaba perplejo por el inesperado resultado. Hij was verbijsterd over het onverwachte resultaat. Hij was verbaasd over het onverwachte resultaat. Comencemos desde la lección 3. Laten we beginnen met de derde les. Laten we beginnen met les drie. A Lech le interesa la historia. Lech interesseert zich voor geschiedenis. Lech is geïnteresseerd in geschiedenis. Fíjate bien. Te voy a mostrar cómo se hace. Kijk goed. Ik zal je laten zien hoe je dit doet. Ik zal je laten zien hoe het moet. Hemos decidido aplazar la reunión al próximo domingo. We hebben beslist de vergadering uit te stellen tot volgende zondag. We hebben besloten de vergadering naar volgende zondag uit te stellen. Tengo que comer. Ik moet eten. Ik moet eten. Solo estoy comenzando. Ik begin pas. Ik begin net. ¿Quién escribió eso? Wie heeft dat geschreven? Wie heeft dat geschreven? No me puedo permitir comer en un restaurante tan caro. Ik kan het mij niet veroorloven in zo een duur restaurant te eten. Ik kan me niet veroorloven om in zo'n duur restaurant te eten. Hola Bill, ¿qué tal? Hoi, Bill. Hoe gaat het? Hé, Bill, hoe gaat het? Trabajo a tiempo completo en una librería hasta el fin de septiembre. Ik werk tot einde september voltijds in een boekhandel. Ik werk fulltime in een boekhandel tot eind september. Lo siento, no tengo ni idea. Het spijt me, ik heb geen enkel idee. Sorry, ik heb geen idee. Tenemos frío. We hebben het koud. We hebben het koud. Un plan tan infantil no puede salir bien. Zo een kinderachtig plan kan niet slagen. Zo'n kinderachtig plan kan niet werken. Aquí tiene una foto de ella. Hier is een foto van haar. Hier is een foto van haar. ¿A qué hora llegará ella al aeropuerto de Narita? Hoe laat komt ze aan in de luchthaven van Narita? Hoe laat komt ze op het vliegveld van Narita? Mi tío está enojado. Mijn oom is boos. Mijn oom is boos. No creo que te llames Tom. Ik geloof niet dat je Tom heet. Ik denk niet dat je Tom heet. Dicen que es la mejor jugadora de tenis en Francia. Men zegt dat ze de beste tennisspeelster van Frankrijk is. Ze is de beste tennisster in Frankrijk. ¿Dónde está el museo más cercano? Waar is het dichtstbijzijnde museum? Waar is het dichtstbijzijnde museum? No se debe conducir bajo los efectos del alcohol. Je moet niet rijden onder invloed van drank. U mag niet rijden onder invloed van alcohol. No tengo futuro. Ik heb geen toekomst. Ik heb geen toekomst. No recuerdo lo que estaba buscando. Ik weet niet meer wat ik aan het zoeken was. Ik weet niet meer wat ik zocht. ¿Cuánto cuesta esa mountain bike? Hoeveel kost die mountainbike? Hoeveel kost die mountainbike? Tom tiene una cita con el dentista a las 2:30. Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts. Tom heeft een afspraak met de tandarts om 2:30. ¿Se ha tomado la fiebre con un termómetro en la boca? Hebt ge uw koorts genomen met een thermometer in de mond? Heeft ze koorts gehad met een thermometer in haar mond? Él siempre está borracho! Hij is altijd dronken! Hij is altijd dronken! Tom sabe demasiado. Tom weet te veel. Tom weet te veel. Vi a un pájaro volar por el cielo. Ik zag een vogel door de lucht vliegen. Ik zag een vogel door de lucht vliegen. Finalmente, Tom contó la verdad. Uiteindelijk vertelde Tom de waarheid. Tom vertelde eindelijk de waarheid. Ayer dormí todo el día porque era domingo. Ik heb gisteren de hele dag lang geslapen, omdat het zondag was. Ik heb gisteren de hele dag geslapen omdat het zondag was. He ido al hospital a ver a mi mujer. Ik ging naar het ziekenhuis om mijn vrouw te bezoeken. Ik ben naar het ziekenhuis gegaan om mijn vrouw te zien. Ella tomó parte en un concurso de belleza. Zij nam deel aan een schoonheidswedstrijd. Ze nam deel aan een schoonheidswedstrijd. ¿Qué pasa con eso? Wat is ermee? Wat is daarmee? El hombre está comiendo pan. De man eet brood. De man eet brood. Se dice que él está al tanto del secreto. Er wordt gezegd dat hij van het geheim op de hoogte is. Men zegt dat hij zich bewust is van het geheim. No vale la pena utilizar un pretexto así. Het heeft geen zin om zo'n smoes te gebruiken. Zo'n excuus is het niet waard. Solo tienes que apretar el botón para obtener un pasaje. Je hoeft alleen maar op het knopje te drukken om een kaartje te krijgen. Je hoeft alleen maar op de knop te drukken om een ticket te krijgen. Me olvidé mi tarjeta de crédito en casa. Ik heb mijn creditcard thuis vergeten. Ik ben mijn creditcard thuis vergeten. El barco atravesó el canal de Suez. Het schip voer door het Suezkanaal. Het schip is door het Suez-kanaal gegaan. De pura casualidad me encontré con mi viejo amigo en el aeropuerto. Geheel toevallig ontmoette ik mijn oude vriend in de luchthaven. Ik kwam mijn oude vriend toevallig tegen op het vliegveld. Nadie sabe de lo que es capaz hasta que lo intenta. Niemand weet waartoe hij in staat is totdat hij het probeert. Niemand weet waartoe hij in staat is tot hij het probeert. Me gusta estar solo. Ik ben graag alleen. Ik ben graag alleen. Él también puede hablar ruso. Hij spreekt ook Russisch. Hij kan ook Russisch spreken. ¿Qué está haciendo? Wat is hij aan het doen? Wat doet hij? Me gustan los dos. Ik hou van alle twee. Ik vind ze allebei leuk. No te puedo seguir si caminas tan rápido. Ik kan je niet volgen als je zo snel wandelt. Ik kan je niet volgen als je zo snel loopt. Por favor, desliga la frase 123456. Gelieve zin 123456 los te maken. Alsjeblieft, ontleed zin 123456. ¿Ellos se aman? Houden ze van elkaar? Houden ze van elkaar? ¿Dónde vive? Waar woont hij? Waar woont hij? ¿Cuánto tiempo has permanecido en Japón? Hoe lang zijt ge in Japan gebleven? Hoe lang ben je al in Japan? Espera un momento, te van a llevar a casa en la ambulancia. Wacht even, ge wordt naar huis gevoerd met de ziekenwagen. Wacht even, ze brengen je naar huis in de ambulance. No le gusta pelear. Hij vecht niet graag. Hij houdt niet van vechten. Volvamos. Laten we teruggaan. Laten we teruggaan. Cierra la puerta detrás de ti. Sluit de deur achter je. Doe de deur achter je dicht. ¿Me puedo quitar el abrigo? Mag ik mijn jas uittrekken? Mag ik m'n jas uitdoen? Estudiar una lengua extranjera es difícil. Een vreemde taal leren is moeilijk. Het is moeilijk om een vreemde taal te leren. No me pidas dinero. Vraag me niet om geld. Vraag me niet om geld. Me quería ir corriendo. Ik wou weglopen. Ik wilde wegrennen. Un conejo tiene orejas largas y cola corta. Een konijn heeft lange oren en een korte staart. Een konijn heeft lange oren en een korte staart. No estoy comiendo. Ik ben niet aan het eten. Ik eet niet. No tienes idea de lo que te perdiste. Je hebt er geen idee van wat je gemist hebt. Je hebt geen idee wat je gemist hebt. Es muy difícil hacer que él crea. Hem doen geloven is zeer moeilijk. Het is erg moeilijk om hem te laten geloven. Marc, ¿quieres el ketchup? Mark, wil je de ketchup? Marc, wil je de ketchup? ¿Dónde puedo alquilar un coche? Waar kan ik een auto huren? Waar kan ik een auto huren? Tiene aproximadamente la misma edad que yo. Ze is ongeveer even oud als ik. Ze is ongeveer even oud als ik. Ottawa es la capital de Canadá. Ottawa is de hoofdstad van Canada. Ottawa is de hoofdstad van Canada. No puedo creer que estés tomando fotografías de cucarachas. Ik kan niet geloven dat je foto's van kakkerlakken aan het maken bent. Ik kan niet geloven dat je kakkerlakkenfoto's maakt. ¿Dónde está el banco más cercano? Waar is de dichtstbijzijnde bank? Waar is de dichtstbijzijnde bank? El cielo es azul. De hemel is blauw. De lucht is blauw. Yo no creo que él pueda ayudarte. Ik denk dat hij je niet kan helpen. Ik denk niet dat hij je kan helpen. ¿Cuándo sale el próximo tren? Wanneer vertrekt de volgende trein? Wanneer vertrekt de volgende trein? La calvicie a menudo es hereditaria. Kaalheid is dikwijls erfelijk. Kaalheid is vaak erfelijk. Él se gana la vida como escritor. Hij verdient zijn brood als schrijver. Hij verdient zijn brood als schrijver. ¿Os sentís mejor hoy? Voelt ge u beter vandaag? Voel je je beter vandaag? ¿Fracasó de nuevo? Heeft hij opnieuw gefaald? Is het weer mislukt? Su concierto fue genial. Zijn concert was geweldig. Jullie optreden was geweldig. "Nuestros clientes están en Taiwan," explicó Tom. "Onze klanten zijn in Taiwan," legde Tom uit. "Onze klanten zijn in Taiwan," legde Tom uit. Quería que su esposa le despertara temprano. Hij wilde dat zijn vrouw hem 's morgens vroeg zou wakker maken. Hij wilde dat zijn vrouw hem vroeg wakker maakte. El hombre que pensé que era mi amigo me engañó. De man van wie ik dacht dat hij mijn vriend was, bedroog me. De man waarvan ik dacht dat hij mijn vriend was, bedroog me. ¿Tienes seguro contra incendios? Heb je een brandverzekering? Heb je brandverzekering? Él puso el libro a un lado. Hij legde het boek aan de kant. Hij zette het boek opzij. Tanto va el cántaro a la fuente que al final se rompe. De kruik gaat zolang te water tot ze barst. Zoveel als de kruik naar de fontein gaat dat het uiteindelijk breekt. Mi hermano es rico. Mijn broer is rijk. Mijn broer is rijk. Él fue un haragán que solo vivió para comer, beber y jugar cartas. Hij was een luiaard, die enkel leefde om te eten, te drinken, en kaart te spelen. Hij was een luiaard die alleen leefde om te eten, te drinken en te kaarten. ¿Podemos andar en patines en este parque? Mogen we rolschaatsen in dit park? Kunnen we schaatsen in dit park? Mi padre no bebe demasiado sake. Mijn vader drinkt niet te veel sake. Mijn vader drinkt niet veel sake. Él ya no está aquí. Hij is niet langer hier. Hij is hier niet meer. Llámame a las cuatro; debo tomar el primer tren. Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen. Bel me om vier uur, ik moet de eerste trein halen. Él dejó el hábito de fumar. Hij stopte met zijn rookgewoonte. Hij stopte met roken. Estoy seguro de no haberla visto con anterioridad. Ik ben zeker dat haar nooit eerder heb gezien. Ik weet zeker dat ik haar niet eerder gezien heb. ¡Dame una cervecita! Doe me maar een biertje! Geef me een biertje. ¿Conoces las reglas del fútbol? Kent ge de regels van het voetbal? Ken je de regels van voetbal? Prometo que vale la pena. Ik beloof dat het de moeite waard is. Ik beloof dat het het waard is. Todo el mundo habla bien de él. Iedereen spreekt goed over hem. Iedereen praat goed over hem. Somos influidos por nuestro entorno. We worden beïnvloed door onze omgeving. We worden beïnvloed door onze omgeving. Él nunca ha dicho una mentira. Hij heeft nog nooit een leugen verteld. Hij heeft nooit gelogen. Nadie la reconocerá con esta máscara. Niemand herkent haar met dit masker. Niemand herkent haar met dit masker. Yo lo sé. Ik weet het. Ik weet het. ¿Quién lo hará? Wie zal het doen? Wie gaat het doen? ¿Tenéis hijos? Hebben jullie kinderen? Hebben jullie kinderen? Él tenía el pelo largo. Hij had lang haar. Hij had lang haar. No podemos tener una oveja en casa. ¿Qué hacemos con ella? We kunnen thuis geen schaap houden. Wat moeten we er daar mee doen? We kunnen geen schaap thuis hebben. Wat doen we met haar? Tus labios me fascinan tanto que sencillamente debo besarte. Je lippen fascineren me zo, ik moet je simpelweg kussen. Ik ben zo gefascineerd door je lippen dat ik je moet zoenen. El repentino aumento de vehículos está provocando un gran número de accidentes de tráfico cada día. De plotselinge toename van auto's zorgt elke dag voor een groot aantal verkeersongelukken. De plotselinge toename van het aantal auto's leidt tot een groot aantal verkeersongelukken per dag. Apoyamos la democracia. Wij staan voor democratie. Wij steunen de democratie. Nuestro perro, que se llama John, le ladra a todos. Onze hond, die Jan heet, blaft naar iedereen. Onze hond, John genaamd, blaft tegen iedereen. Puedes arrendar un bote por horas. Je kan een boot per uur huren. Je kunt een boot voor uren huren. Compré una corbata para Dan y compraré una bufanda para Elena. Voor Dan heb ik een stropdas gekocht, voor Elena koop ik een sjaal. Ik heb een stropdas voor Dan gekocht en ik koop een sjaal voor Elena. Ellos están en el jardín. Zij zijn in de tuin. Ze zijn in de tuin. Me pregunto por qué estará atrasado. Ik vraag mij af waarom hij te laat is. Ik vraag me af waarom hij te laat is. No quiero ser rico. Ik wil niet rijk zijn. Ik wil niet rijk zijn. Es bastante irónico. Het is nogal ironisch. Het is nogal ironisch. Su hermano va a la escuela en autobús. Zijn broer gaat met de bus naar school. Zijn broer gaat met de bus naar school. Era medianoche. Het was middernacht. Het was middernacht. Su mujer es mi profesora de italiano. Zijn vrouw is mijn leerkracht Italiaans. Zijn vrouw is mijn lerares Italiaans. El color del esperanto es el verde. De kleur van Esperanto is groen. De kleur van het Esperanto is groen. La relevancia de la música es subestimada. Het belang van de muziek wordt onderschat. De relevantie van muziek wordt onderschat. En el alfabeto, la "A" viene antes que la "B." In het alfabet komt a voor b. In het alfabet komt "A" voor "B." El curso comienza a las diez. De cursus begint om tien uur. De cursus begint om tien uur. Existen ateos que se creen Dios. Er bestaan atheïsten, die zich God wanen. Er zijn atheïsten die geloven dat ze God zijn. Déjalo. Laat maar. Laat hem met rust. Una buena salud es más importante que todo lo demás. Een goede gezondheid is belangrijker dan al de rest. Een goede gezondheid is belangrijker dan al het andere. Un hombre de pelo blanco tocaba el acordeón afuera de la tienda. Een man met wit haar speelde op een accordeon buiten de winkel. Een man met wit haar speelde accordeon buiten de winkel. Joan rompió su brazo izquierdo en el accidente. Joan brak haar linkerarm in het ongeluk. Joan brak zijn linkerarm bij het ongeluk. La paella a menudo incluye caracoles. Paella bevat vaak slakken. Paella bevat vaak slakken. Por lo que sé, nació en Italia. Voor zover ik weet is hij geboren in Italië. Voor zover ik weet, is hij geboren in Italië. Un comunicado del gobierno alertaba el riesgo de guerra en el país. In een spot van de regering werd gewaarschuwd voor risico van oorlog in dat land. Een verklaring van de regering waarschuwde het gevaar van oorlog in het land. ¡Devuélvelo! Geef het terug! Geef het terug. Ellos van a la iglesia el domingo a la mañana. Zij gaan naar de kerk op zondagochtend. Ze gaan zondagochtend naar de kerk. ¿Por qué estás tan ocupado? Waarom ben je zo druk? Waarom ben je zo druk? No tuve tiempo para desayunar. Ik had geen tijd om te ontbijten. Ik had geen tijd om te ontbijten. El texto debe ser traducido al bielorruso. De tekst moet in het Wit-Russisch vertaald worden. De tekst moet in het Wit-Russisch worden vertaald. El perro salió corriendo tras el cartero. De hond ging op de postbode af. De hond rende achter de postbode aan. Mis padres viven en Kioto. Mijn ouders wonen in Kioto. Mijn ouders wonen in Kyoto. Ella nos ayuda. Ze helpt ons. Ze helpt ons. ¿Qué estabas haciendo? Wat was je aan het doen? Wat was je aan het doen? Es muy fácil hacerse miembro de la biblioteca. Het is heel gemakkelijk om lid te worden van de bibliotheek. Het is makkelijk om lid te worden van de bibliotheek. Tienes que dejar de beber. Je moet stoppen met drinken. Je moet stoppen met drinken. El papel es muy blanco, pero la nieve es más blanca. Het papier is heel wit, maar de sneeuw is witter. Het papier is erg wit, maar de sneeuw is witter. La enfermedad ocular más grata es el amor a primera vista. De meest voorkomende oogziekte is "liefde op het eerste gezicht." De meest aangename oogziekte is liefde op het eerste gezicht. Jugamos al tenis ayer. We hebben gisteren getennist. We hebben gisteren tennis gespeeld. ¿Qué hace girar a la Tierra? Wat doet de aarde draaien? Wat doet de aarde draaien? Es muy gentil de su parte venir a verme. Het is erg vriendelijk van u om mij te komen bezoeken. Het is zo aardig van je om naar me toe te komen. Te enfrentarás a muchas dificultades. Ge zult veel moeilijkheden tegenkomen. Je zult met veel problemen te maken krijgen. Mandé al empleado a comprar materiales. Ik heb de werknemer opgedragen om materialen te kopen. Ik stuurde de werknemer om materiaal te kopen. Te ahogas en un vaso de agua. Je bent aan het verzuipen in een glas water. Je verdrinkt in een glas water. Este libro es muy interesante. Dit boek is heel intersessant. Dit boek is erg interessant. El niño estaba echado encima del sofá. Het kind lag op de bank. Het kind lag op de bank. No leo. Ik lees niet. Ik lees niet. Se decidió a casarse con ella. Hij besloot met haar te trouwen. Hij besloot met haar te trouwen. Hablo un poco de inglés. Ik spreek een beetje Engels. Ik spreek een beetje Engels. Vengo de Brasil. Ik kom uit Brazilië. Ik kom uit Brazilië. Los amantes se besaron. De geliefden kusten elkaar. De geliefden kusten elkaar. Cada vez que encuentro algo que me gusta, es demasiado caro. Steeds wanneer ik iets vind dat me bevalt, is het te duur. Elke keer als ik iets vind wat ik leuk vind, is het te duur. De la herida fluía sangre roja. Uit de wonde kwam rood bloed. Er stroomde rood bloed uit de wond. El Sol tiene nueve planetas. De zon heeft negen planeten. De zon heeft negen planeten. Se adentraron en el jardín para escapar de esos perros sedientos de sangre. Zij liepen in de tuin om aan die bloeddorstige honden te ontsnappen. Ze gingen de tuin in om te ontsnappen aan die bloeddorstige honden. Su hijo lo era todo para ella. Haar zoon betekende alles voor haar. Haar zoon was alles voor haar. ¿Desde cuándo que está enferma? Sinds wanneer is zij ziek? Sinds wanneer is ze ziek? Él respondió que no lo sabía. Hij antwoordde dat hij het niet wist. Hij zei dat hij het niet wist. Todos se rieron de él. Iedereen lachte hem uit. Iedereen lachte hem uit. Ella va a tomar un poco de leche. Ze gaat een beetje melk drinken. Ze gaat wat melk drinken. Dos helados de vainilla, por favor. Twee vanille-ijsjes alstublieft. Twee vanille ijsjes, alsjeblieft. Soy Julius. Ik ben Julius. Ik ben Julius. Sabemos por qué. We weten waarom. We weten waarom. Ellos son rusos. Zij zijn Russisch. Het zijn Russen. Las plumas de las palomas son blancas. De veren van de duiven zijn wit. Duivenveren zijn wit. ¿Qué te gusta hacer? Wat doet ge graag? Wat doe je graag? Esta ciudad tiene mala fama por su aire contaminado. Deze stad is berucht vanwege haar vervuilde lucht. Deze stad staat bekend om haar vervuilde lucht. Estoy seguro de que estás equivocado. Ik weet zeker dat je je vergist. Ik weet zeker dat je het mis hebt. Muchas pequeñas empresas entraron en bancarrota. Veel kleine ondernemingen zijn failliet gegaan. Veel kleine bedrijven gingen failliet. No me gustan los ricos. Ik hou niet van de rijken. Ik hou niet van rijken. Cuanto más aprendemos, más sabemos. Hoe meer we leren, hoe meer we weten. Hoe meer we leren, hoe meer we weten. ¿Hay algún problema? Is er een probleem? Is er een probleem? Ellos tienen hijas gemelas. Ze hebben tweelingdochters. Ze hebben tweelingdochters. Me pregunto por qué el tenis se jugará en minifaldas. Ik vraag mij af waarom tennis in minirokjes gespeeld wordt. Ik vraag me af waarom tennis in minirokjes gespeeld wordt. Solo estaba bromeando. Ik maakte maar een grapje. Ik maakte maar een grapje. "Me gusta viajar." "A mí también." "Ik reis graag." "Ik ook." "Ik hou van reizen." "Ik hou ook van reizen." Él trabaja toda la noche. Hij werkt de hele nacht. Hij werkt de hele nacht. Estoy seguro de que podré encontrarlo. Ik weet zeker dat ik het kan vinden. Ik weet zeker dat ik hem kan vinden. Quiero una habitación para uno con desayuno. Ik wil een kamer alleen met ontbijt. Ik wil een kamer voor één met ontbijt. Hoy decidí aprender esperanto. Ik heb vandaag besloten Esperanto te leren. Vandaag besloot ik Esperanto te leren. El príncipe se enamoró de la hija de un leñador. De prins werd verliefd op de dochter van een houthakker. De prins werd verliefd op de dochter van een houthakker. ¿Esto es todo? Is dat alles? Is dat alles? El doctor lo curó de su enfermedad. De arts heeft zijn ziekte genezen. De dokter genas hem van zijn ziekte. Mi padre a menudo lava los platos. Mijn vader doet dikwijls de afwas. Mijn vader wast vaak de afwas. Él se decidió a ser médico. Hij besloot om arts te worden. Hij besloot dokter te worden. Él iba de un lado para otro en la habitación. Hij ging in de kamer weg en weer. Hij ging van de ene naar de andere kant in de kamer. Ellas son inseparables. Zij zijn onafscheidelijk. Ze zijn onafscheidelijk. Parte de su historia es verdad. Een deel van haar verhaal is waar. Een deel van zijn verhaal is waar. Lo que no se puede decir hay que callarlo. Waar men niet over kan spreken, moet men over zwijgen. Wat je niet kunt zeggen, moet je zwijgen. Fueron a Chicago en coche. Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan. Ze reden met de auto naar Chicago. Voy a pie. Ik ga te voet. Ik ga te voet. El estado de Nueva York es casi tan grande como Grecia. De staat New York is bijna net zo groot als Griekenland. De staat New York is bijna net zo groot als Griekenland. Linda se paró para cantar. Linda stond op om te zingen. Linda stopte om te zingen. Ese mantel necesita una lavada urgente. Dat tafellaken is hoognodig aan een wasbeurt toe. Dat tafelkleed heeft dringend een wasbeurt nodig. Le preocupa que él pueda llegar atrasado. Hij is bezorgd dat hij misschien te laat komt. Hij is bang dat hij te laat komt. ¿Por qué limpias la casa todas las semanas? Waarom maak je het huis iedere week schoon? Waarom ruim je het huis elke week op? ¿Cómo estuvo el fin de semana? Hoe was je weekend? Hoe was het weekend? Siempre he querido conocerle. Ik heb u altijd al willen ontmoeten. Ik heb hem altijd al willen ontmoeten. Él es un buen chico y muy fuerte. Het is een goede jongen en hij is heel sterk. Hij is een goede jongen en heel sterk. Mi padre aparecerá en televisión esta noche. Mijn vader komt vanavond op tv. Mijn vader komt vanavond op tv. La mayoría de las grandes compañías japonesas dependen de la exportación. De meeste grote Japanse firma's hangen af van de export. De meeste grote Japanse bedrijven zijn afhankelijk van export. Realmente quiero una motocicleta. Ik wil echt een moto. Ik wil echt een motor. Por fin la primavera ha llegado a esta parte de Japón. Eindelijk heeft de lente dit deel van Japan bereikt. Eindelijk is de lente in dit deel van Japan gekomen. No podía creerle a sus ojos. Hij kon zijn eigen ogen niet geloven. Ik kon haar ogen niet geloven. Le dijo el grajo al cuervo: quítate allá, que tiznas. De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet. Hij zei tegen de kraai: 'Ga daar weg. Ayer estuvo lloviendo todo el día. Het regende gisteren de hele dag. Gisteren regende het de hele dag. Italia es un país muy bonito. Italië is een prachtig land. Italië is een mooi land. La fruta de calidad es escasa en invierno y cuesta mucho. Kwaliteitsfruit is schaars in de winter en het kost veel. Kwaliteitsfruit is in de winter schaars en kost veel. Me gustan ambos. Ik hou van alle twee. Ik vind ze allebei leuk. Lo conozco. Ik ken hem. Ik ken hem. Tom es un niño bastante listo. Tom is een behoorlijk slim kind. Tom is een slimme jongen. No fuma. Zij rookt niet. Hij rookt niet. Él negó haberla encontrado. Hij ontkende haar ontmoet te hebben. Hij ontkende dat hij haar had gevonden. Tom no conoce la diferencia entre una casa y una cabaña. Tom weet het verschil niet tussen een huis en een hut. Tom kent het verschil niet tussen een huis en een hut. Yo tampoco lo puedo explicar. Ik kan het ook niet uitleggen. Ik kan het ook niet uitleggen. La iglesia vieja que está al lado del lago es muy bonita. De oude kerk die naast het meer staat, is erg mooi. De oude kerk naast het meer is erg mooi. Algunos llegaron tarde. Sommigen kwamen te laat. Sommigen waren te laat. La muerte del hermano fue una dura pérdida. De dood van de broer was een zwaar verlies. De dood van de broer was een groot verlies. ¿Dónde aprendiste a conducir? Waar heb je autorijden geleerd? Waar heb je leren rijden? Tom no se lo dijo a nadie más. Tom vertelde het aan niemand anders. Tom heeft het niemand anders verteld. ¿Tengo que hacerlo otra vez? Moet ik het opnieuw doen? Moet ik het nog een keer doen? Aún no estoy listo para hacer eso. Ik ben nog niet klaar om dat te doen. Daar ben ik nog niet klaar voor. Acepto vuestro desafío. Ik accepteer uw uitdaging. Ik aanvaard je uitdaging. Vi una casa a lo lejos. Ik zag een huis in de verte. Ik zag een huis in de verte. Él no sabe mucho sobre Japón. Hij weet niet veel over Japan. Hij weet niet veel over Japan. Yo pienso que eso es verdad. Ik denk dat het waar is. Ik denk dat dat waar is. Como no había más lugar en la mesa, tuve que comer de pie. Omdat er geen plek meer was aan tafel, moest ik staand eten. Aangezien er geen plaats meer aan tafel was, moest ik rechtop eten. No pasa nada. Er gebeurt niets. Het is oké. Elbrus es la montaña más alta de Europa. De Elbroes is de hoogste berg van Europa. Elbrus is de hoogste berg in Europa. ¿De qué se trata, exactamente? Waarover gaat het precies? Waar gaat het precies over? He encontrado la llave. Ik heb de sleutel gevonden. Ik heb de sleutel gevonden. Al viajar al extranjero, es útil aprender al menos un par de formulas de cortesía en la lengua local. Wanneer je naar het buitenland gaat, is het nuttig om ten minste een paar beleefdheidsformules te leren in de plaatselijke taal. Wanneer u naar het buitenland reist, is het nuttig ten minste een paar hoffelijkheidsformules in de plaatselijke taal te leren. Tiene cerca del tamaño de un huevo. Het is ongeveer even groot als een ei. Hij is ongeveer zo groot als een ei. Él tenía mucho trabajo que hacer. Hij had veel werk te doen. Hij had veel werk te doen. Un metro cúbico corresponde a 1000 litros. Een kubieke meter correspondeert met 1000 liter. Een kubieke meter is 1000 liter. Voy al trabajo en bicicleta. Ik ga met de fiets naar het werk. Ik ga fietsen. Son las diez. Het is tien uur. Het is tien uur. Quedate con nosotros. Blijf bij ons. Blijf bij ons. Si uno no tiene un pasatiempo, la vida puede ser solitaria. Als men geen hobby heeft, kan het leven eenzaam zijn. Als je geen hobby hebt, kan het leven eenzaam zijn. No hay nada nuevo bajo el sol. Er is niets nieuws onder de zon. Er is niets nieuws in de zon. Tengo que planchar mi camisa. Ik moet mijn hemd strijken. Ik moet m'n shirt strijken. Tom le susurró algo al oído a María y ella sonrió. Tom fluisterde Maria iets in d'r oor en ze glimlachte. Tom fluisterde iets in Maria's oor en zij glimlachte. La primera edición se publicó hace diez años. De eerste uitgave verscheen tien jaar geleden. De eerste uitgave werd tien jaar geleden gepubliceerd. Calcula. Reken maar uit. Reken maar uit. Hay teléfono para ti. Er is telefoon voor je. Er is telefoon voor je. Voy a estar ocupada esta tarde. Ik zal deze namiddag bezet zijn. Ik heb het druk vanmiddag. Había lindas flores en la recepción. Er stonden mooie bloemen bij de receptie. Er waren mooie bloemen bij de receptie. Sonriendo marcharon ambos hacia su maravilloso futuro. Glimlachend vertrokken ze allebei naar hun schitterende toekomst. Glimlachend marcheerden ze beiden naar hun prachtige toekomst. ¡Incendio! Brand! Brand! Masako normalmente va al colegio a pie. Masako gaat gewoonlijk te voet naar school. Masako gaat meestal te voet naar school. Mi padre murió de cáncer. Mijn vader is gestorven aan kanker. Mijn vader stierf aan kanker. Le gusta viajar al extranjero. Hij reist graag naar het buitenland. Hij reist graag naar het buitenland. No sabes lo enamorada que estoy de ti. Je weet niet hoe verliefd ik op je ben. Je weet niet hoe verliefd ik op je ben. Debes educar a tu lengua a distinguir el buen café del malo. Je moet je tong leren om goede koffie van slechte te onderscheiden. Je moet je tong leren om de goede koffie van de slechterik te onderscheiden. Todos los días leo junto a mi padre y a mi madre. Ik lees elke dag samen met m'n vader en moeder. Ik lees elke dag samen met mijn vader en moeder. Vista de lejos, se ve como una pelota. Van ver gezien lijkt het op een bal. Uit de verte gezien, ziet het eruit als een bal. Mi casa está diseñada para resistir un terremoto. Mijn huis is ontworpen om een aardbeving te weerstaan. Mijn huis is ontworpen om een aardbeving te weerstaan. No la he olvidado. Ik ben haar niet vergeten! Ik ben haar niet vergeten. ¿Qué fruta te gusta más? Welke vruchten vind je het lekkerst? Welk fruit vind je het leukst? Incluso mi abuela puede enviar un mensaje. Zelfs mijn oma kan een boodschap sturen. Zelfs mijn oma kan een bericht sturen. Yo encuentro que él tiene razón. Ik vind dat hij gelijk heeft. Ik vind dat hij gelijk heeft. Llama a una ambulancia. Bel een ziekenwagen. Bel een ambulance. ¡Cuéntame! Vertel me erover! Vertel het me. Me he leído los dos libros. Ik heb beide boeken gelezen. Ik heb beide boeken gelezen. Ella tenía puesto un traje de baño rojo. Ze droeg een rood badpak. Ze droeg een rood badpak. Sus acciones me confunden. Zijn acties brengen me in de war. Uw acties verwarren me. Al final, el pobre se convirtió en un gran artista. De arme man is uiteindelijk een grote kunstenaar geworden. Uiteindelijk werd de arme man een groot kunstenaar. Ustedes son doctores. Jullie zijn dokters. Jullie zijn dokters. Ya que él lo dice, debe ser verdad. Aangezien hij het zegt, moet het wel waar zijn. Nu hij het zegt, moet het waar zijn. Pan y circo. Brood en spelen. Brood en circus. Ha tirado un montón de cartas viejas. Hij heeft een hele hoop oude brieven weggegooid. Hij gooide veel oude kaarten. ¿Quién compra tales obras de arte? Wie koopt dit soort kunst? Wie koopt zulke kunstwerken? Considero que Mary confía demasiado en la gente. Ik denk dat Mary teveel op mensen vertrouwt. Ik vind dat Mary te veel mensen vertrouwt. Él fue el único que vino a la fiesta. Hij was de enige die naar het feestje kwam. Hij was de enige die naar het feest kwam. Me rindo. ¿Qué tienen en común un sacerdote irlandés y un doctor brujo congoleño? Ik geef het op. Wat hebben een Ierse priester en een Congoleese medicijnman gemeen? Wat hebben een Ierse priester en een Congolese tovenaar gemeen? ¿Conoces la ciudad en donde él vive? Ken jij de stad waar hij woont? Ken je de stad waar hij woont? ¿Por qué tienes dos coches? Waarom heb jij twee auto's? Waarom heb je twee auto's? Austria es miembro de la Unión Europea. Oostenrijk is een lid van de Europese Unie. Oostenrijk is lid van de Europese Unie. ¡Suéltame! Laat me los! Laat me los. ¿A cuánta gente se lo has dicho? Tegen hoeveel mensen heb je het gezegd? Hoeveel mensen heb je dat verteld? Soy sensible al frío. ¿Podría tomar otra manta? Ik ben gevoelig voor kou. Mag ik nog een deken hebben? Ik ben gevoelig voor kou. Mag ik nog een deken? El viento se calmó. De wind ging liggen. De wind is gekalmeerd. Él continuó su trabajo después de un breve descanso. Hij hervatte zijn werk na een korte pauze. Hij zette zijn werk voort na een korte pauze. No es nada grave. Het is niets ernstigs. Het is niets ernstigs. Ellos no se conocen tan bien. Zij kennen elkaar niet zo goed. Ze kennen elkaar niet zo goed. No hables en la sala de lectura. Spreek niet in de leeskamer. Praat niet in de leeszaal. El sacerdote rezó largo tiempo por la sanación del enfermo. De priester bad lang voor de genezing van de zieke. De priester bad lang voor de genezing van de zieke. No digas cosas tan tontas. Zeg zo geen dwaze dingen. Zeg niet zulke domme dingen. ¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre? Wat doet ge graag in uw vrije tijd? Wat doe je graag in je vrije tijd? ¡Estamos aquí! We zijn er! We zijn hier. Este país es rico en carbón. Dit land is rijk aan steenkolen. Dit land is rijk aan kolen. Ella está tan ocupada como Tom. Ze is net zo bezig als Tom. Ze heeft het net zo druk als Tom. Ella está embarazada de ocho meses. Ze is acht maanden zwanger. Ze is acht maanden zwanger. A menudo se dice que el mundo es cada vez más pequeño. Men zegt vaak dat de wereld steeds kleiner is. Men zegt vaak dat de wereld steeds kleiner wordt. Ellos quieren parafina. Ze willen paraffine. Ze willen paraffine. No debes hablar tan fuerte aquí. Je mag hier niet zo luid spreken. Je mag hier niet zo hard praten. La vida es corta. Het leven is kort. Het leven is kort. ¿Dónde está la cafetería? Waar is het café? Waar is de kantine? No se lo diré a nadie. Ik zal het niemand vertellen. Ik zal het aan niemand vertellen. Jesucristo se convirtió al budismo. Jezus Christus bekeerde zich tot het boeddhisme. Jezus Christus bekeerde zich tot het boeddhisme. Ayer el despertador no sonó y Kurt no se despertó. Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden. Gisteren ging de wekker niet af en Kurt werd niet wakker. Es difícil dominar el inglés. Engels beheersen is moeilijk. Het is moeilijk om Engels te beheersen. Mencionaron su nombre. Uw naam werd vermeld. Ze noemden zijn naam. Es difícil ser honesto. Het is moeilijk om eerlijk te zijn. Het is moeilijk om eerlijk te zijn. Él me pidió ayuda. Hij vroeg mij om hulp. Hij vroeg me om hulp. Él se fue corriendo apenas me vio. Zodra hij mij zag, liep hij weg. Hij rende weg toen hij me zag. Ahora los libros están al alcance de todos. Boeken liggen nu binnen ieders bereik. De boeken zijn nu voor iedereen toegankelijk. No es necesario responder a esa carta. Het is niet nodig deze brief te beantwoorden. Die brief hoeft niet beantwoord te worden. Compré media docena de huevos. Ik heb een half dozijn eieren gekocht. Ik heb een half dozijn eieren gekocht. Hazme un favor y cállate la boca. Doe mij een plezier en hou je mond. Doe me een lol en hou je mond. Es extraño que nadie nos conozca. Vreemd dat niemand ons kent. Vreemd dat niemand ons kent. Dalo por hecho. Zo gezegd, zo gedaan. Komt voor elkaar. ¿Sabes acaso cuánto me costó eso? Weet je hoeveel me dat gekost heeft? Weet je hoeveel dat me gekost heeft? Él tiene mantequilla y queso. Hij heeft boter en kaas. Hij heeft boter en kaas. Edgar Degas tenía mejor suerte que muchos pintores. Edgar Degas had meer geluk dan veel schilders. Edgar Degas had meer geluk dan veel schilders. ¿Cómo está su esposa? Hoe gaat het met uw echtgenote? Hoe gaat het met uw vrouw? Espero que él nos ayude. Ik verwacht dat hij ons zal helpen. Ik hoop dat hij ons helpt. El trabajo está a medio hacer. Het werk is voor de helft gedaan. Het werk is halverwege. A veces sueño con mi casa. Soms droom ik over thuis. Soms droom ik over mijn huis. No puedo traducir esta frase. Ik kan deze zin niet vertalen. Ik kan deze zin niet vertalen. Esto no es asunto tuyo. Dat gaat je niets aan. Dit gaat je niks aan. La niña está tomando té. Het meisje drinkt thee. Het meisje drinkt thee. Mi casa es tu casa. Mijn huis is jouw huis. Mijn huis is jouw huis. El señor Parker trató de comer con palillos. Mijnheer Parker probeerde met stokjes te eten. Mr Parker probeerde te eten met stokjes. ¿A tu amigo le gusta el té? Houdt je vriend van thee? Houdt je vriend van thee? Tengo que terminar el trabajo para las cuatro. Ik moet het werk af hebben tegen vier uur. Ik moet de klus om vier uur afmaken. Recogió algo blanco en la calle. Hij pakte iets wits op van de straat. Hij heeft iets wits opgepikt op straat. Decidí comprar un nuevo paraguas. Ik heb besloten een nieuwe paraplu te kopen. Ik heb besloten een nieuwe paraplu te kopen. La estación de trenes queda cerca. Het treinstation is dichtbij. Het treinstation is vlakbij. Ella está interesada en el jazz. Ze is geïnteresseerd in jazz. Ze is geïnteresseerd in jazz. Después de la tormenta, el mar retomó la calma. Na de storm werd de zee terug kalm. Na de storm kwam de zee weer tot rust. Mbabane es la capital de Suazilandia. Mbabane is de hoofdstad van Swaziland. Mbabane is de hoofdstad van Swaziland. ¿Pero qué querés? Maar wat wil je? Wat wil je? Tú no viniste a la escuela ayer. Je kwam gisteren niet naar school. Je kwam gisteren niet naar school. Yo no estoy de acuerdo con él. Ik ben het met hem niet eens. Ik ben het niet met hem eens. No está enfermo. Hij is niet ziek. Hij is niet ziek. Su oficina queda en el centro. Zijn kantoor bevindt zich in het stadscentrum. Zijn kantoor is in het centrum. ¿Cómo esperas que yo haga esto? Hoe verwacht je dat ik dit ga doen? Hoe verwacht je dat ik dit doe? Un dólar es igual a cien centavos. Een dollar is gelijk aan honderd dollarcent. Eén dollar is gelijk aan honderd cent. Ella pintó blanco el muro. Ze heeft de muur wit geverfd. Ze heeft de muur wit geschilderd. Comió insectos y arañas. Hij at insecten en spinnen. Hij at insecten en spinnen. El enemigo nos atacó por la noche. De vijand viel ons 's nachts aan. De vijand viel ons 's nachts aan. Normalmente desayuno aquí. Gewoonlijk ontbijt ik hier. Normaal ontbijt ik hier. Me sentía mal. Ik voelde me slecht. Ik voelde me rot. ¿Cuántos murieron? Hoeveel zijn er gestorven? Hoeveel zijn er gestorven? El dedo de Sofía sangraba tanto que la sangre goteaba en el piso. Sofie's vinger bloedde zo hevig dat het bloed op de grond drupte. Sofia's vinger bloedde zo erg dat het bloed op de vloer druppelde. Paré y aguardé a que pasara el auto. Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was. Ik stopte en wachtte op de auto. Todos nosotros pensamos hacerlo. We zijn allemaal van plan dat te doen. We zijn allemaal van plan om dat te doen. No para de llover. Het regent zonder ophouden. Het regent steeds. Ella ya ha empezado. Ze is al begonnen. Ze is al begonnen. Me quedé todo el día en la cama en lugar de ir a trabajar. Ik ben heel de dag in bed gebleven in plaats van te gaan werken. Ik heb de hele dag in bed gelegen in plaats van naar mijn werk te gaan. El poeta romántico Novalis escribió: "Un niño es un amor hecho visible." Él mismo no tuvo hijos. De romantische dichter Novalis schreef: "Een kind is een zichtbaar geworden liefde." Hijzelf heeft geen kind. De romantische dichter Novalis schreef: "Een kind is een liefde die zichtbaar is geworden." Hij had zelf geen kinderen. No entiendo esta palabra. Ik begrijp dit woord niet. Ik begrijp dit woord niet. Había al menos cien personas presentes. Minstens 100 mensen waren aanwezig. Er waren minstens honderd mensen aanwezig. Los estudiantes deben estudiar más. De leerlingen moeten meer studeren. Studenten moeten meer studeren. ¡Para de mentir! Hou op met liegen! Stop met liegen! Él pagó 1.000 yenes por este libro. Hij heeft 1000 yen betaald voor dit boek. Hij betaalde 1000 yen voor dit boek. ¿Cómo podría ser yo un robot? Si los robots no sueñan. Hoe zou ik een robot kunnen zijn? Robots dromen niet. Hoe kan ik een robot zijn als de robots niet dromen? Debes trabajar más. Je moet meer werken. Je moet harder werken. ¿Cuándo vuelves a Italia? Wanneer keert ge terug naar Italië? Wanneer ga je terug naar Italië? El agua en el lago está muy helada. Het water in het meer is heel koud. Het water in het meer is erg koud. Estoy seguro de que Tom jamás recibirá otro préstamo mío. Ik ben er zeker van dat Tom nooit nog een andere lening van me zal krijgen. Ik weet zeker dat Tom nooit meer een lening van mij krijgt. El despertador está sonando. De wekker loopt af. De wekker gaat over. Siguió lloviendo por una semana. Het bleef een week regenen. Het bleef een week regenen. Me duele el corazón. Mijn hart doet pijn. Mijn hart doet pijn. ¿A qué hora? Hoe laat? Hoe laat? La máquina expendedora no ha devuelto el cambio en algunas ocasiones. De verkoopsautomaat heeft enkele malen geen wisselgeld teruggegeven. De snoepautomaat heeft de verandering soms niet teruggebracht. Diga "aaah." Zeg 'aaa'. Zeg 'aah'. Ella volvió antes de las ocho. Ze is voor acht uur teruggekomen. Ze kwam om acht uur terug. Estoy de tu lado. Ik sta aan jouw kant. Ik sta aan jouw kant. Esta comida es suficiente para tres personas. Deze maaltijd is genoeg voor drie personen. Dit eten is genoeg voor drie mensen. ¿Bebes café? Drink je koffie? Drink je koffie? No hay nada tan importante como la amistad. Niets is zo belangrijk als vriendschap. Er is niets zo belangrijk als vriendschap. Hacemos una gran pareja. We zijn een geweldig paar. We zijn een geweldig stel. Cada día corro diez kilómetros. Ik loop iedere dag tien kilometer hard. Elke dag ren ik tien kilometer. El Papúa Nueva Guinea, 850 idiomas diferentes son hablados por los papúes. In Papoea-Nieuw-Guinea worden 850 verschillende talen door Papoea's gesproken. Papoea-Nieuw-Guinea, 850 verschillende talen worden gesproken door de papa's. ¿Acaso necesitamos un lenguaje universal? Hebben wij een universele taal nodig? Hebben we een universele taal nodig? Todo lo que empieza tiene su fin. Wat begonnen is, zal ook eindigen. Alles wat begint is voorbij. Estaba aburrido de sus viejos chistes. Ik was moe van zijn oude grappen. Hij verveelde zich met zijn oude grappen. La conferencia no condujo a ningún resultado. De conferentie leidde to geen enkel resultaat. De conferentie heeft geen resultaat opgeleverd. Me gusta tomar sopa caliente. Ik hou ervan om hete soep te eten. Ik drink graag warme soep. Estoy tan ebrio ahora, que veo dos teclados. Ik ben nu zo dronken dat ik twee toetsenborden zie. Ik ben zo dronken dat ik twee toetsenborden zie. ¿Qué ha hecho hoy? Wat heeft hij vandaag gedaan? Wat heeft hij vandaag gedaan? Ella no le teme a nada. Zij is nergens bang voor. Ze is nergens bang voor. No tires ceniza de cigarro en la alfombra. Laat geen sigarettenas op het tapijt vallen. Gooi geen sigaar as op het tapijt. Me gustaría echar un vistazo a tu colección de sellos. Ik wou graag je postzegelverzameling zien. Ik wil graag een kijkje nemen in je postzegelcollectie. Yo estaba en las montañas. Ik was in de bergen. Ik was in de bergen. La lucha continúa. De strijd duurt voort. De strijd gaat door. Los perros no son capaces de distinguir colores. Honden kunnen kleuren niet onderscheiden. Honden zijn niet in staat om kleuren te onderscheiden. Él se quemó los dedos. Hij brandde zich de vingers. Hij heeft z'n vingers verbrand. La madera flota. Het hout drijft. Hout drijft. Tom no tiene casi nada en su cartera. Tom heeft bijna niets in zijn portemonnee. Tom heeft bijna niets in zijn portemonnee. "¿Qué sería la vida si no tuviéramos el valor de intentar algo?" Wat zou het leven zijn als we dingen niet konden uitproberen? "Wat zou het leven zijn als we niet de moed hadden om iets te proberen?" No te voy a abandonar jamás. Ik zal je nooit verlaten. Ik laat je nooit in de steek. La fiesta fue super aburrida. Het feest was heel saai. Het feest was super saai. Me gustaría ir con ella al cine. Ik zou graag met haar naar de bioscoop gaan. Ik wil met haar naar de film. Quizá nieve. Misschien gaat het sneeuwen. Misschien sneeuw. Se me perdió mi paraguas en alguna parte en el parque. Tengo que comprar uno nuevo. Ik ben mijn paraplu ergens in het park verloren. Ik moet een nieuwe kopen. Ik heb mijn paraplu ergens in het park gemist, ik moet een nieuwe kopen. Mi nombre es Ahmad. Mijn naam is Ahmad. Mijn naam is Ahmad. El punto es que ellas tienen hambre. Het punt is dat ze honger hebben. Het punt is dat ze honger hebben. Éramos amigos. We waren vrienden. We waren vrienden. Cierra los ojos. Sluit de ogen. Doe je ogen dicht. Glenn tiene dos amigas. Glenn heeft twee vriendinnen. Glenn heeft twee vriendinnen. No puedo comprender lo que ella dijo. Ik versta niet wat ze zei. Ik begrijp niet wat ze zei. Bill canta a menudo en el cuarto de baño. Bill zingt vaak in de badkamer. Bill zingt vaak in de badkamer. Tom estaba llorando. Tom was aan het huilen. Tom huilde. Puede que le haya pasado algo. Misschien is er iets met haar gebeurd. Misschien is er iets met hem gebeurd. En Londres hay muchos parques. Er zijn veel parken in Londen. Er zijn veel parken in Londen. Nijmegen es la ciudad más antigua en Holanda. Nijmegen is de oudste stad van Nederland. Nijmegen is de oudste stad in Nederland. ¿Querés venir? Wil je meekomen? Wil je mee? Afortunadamente, sus padres finalmente salieron juntos de viaje después de años. Gelukkig gingen zijn ouders na jaren eindelijk samen op reis. Gelukkig gingen zijn ouders eindelijk samen op reis na jaren. Me gustaría probarme este vestido. Ik zou dit kleed willen passen. Ik zou deze jurk wel willen passen. Me suscribí a dos periódicos. Ik ben geabonneerd op twee kranten. Ik heb me aangemeld voor twee kranten. Es obvio que mentiste. Het is duidelijk dat ge gelogen hebt. Je hebt duidelijk gelogen. Tom estaba solo. Tom was alleen. Tom was alleen. Le tiengo miedo al frío, pero el calor no lo soporto. Ik heb schrik van de kou, maar hitte verdraag ik niet. Ik ben bang voor de kou, maar de hitte kan ik niet aan. Tom raramente comete errores. Tom maakt zelden fouten. Tom maakt zelden fouten. La medicina ha hecho progresos dramáticos. De medische wetenschap heeft een dramatische vooruitgang geboekt. De geneeskunde heeft dramatische vooruitgang geboekt. Mi hija tiene un amigo imaginario. Mijn dochter heeft een denkbeeldige vriend. Mijn dochter heeft een denkbeeldige vriend. No a todos les gusta ese libro. Niet iedereen houdt van dat boek. Niet iedereen houdt van dat boek. Estamos seguros de su triunfo. We zijn zeker van zijn succes. We zijn zeker van zijn triomf. Me temo que no. Helaas niet. Ik ben bang van niet. Él le aconsejó que lo comprara. Hij heeft haar aangeraden het te kopen. Hij adviseerde hem het te kopen. Ah, ha llegado el autobús. Ah, de bus is er. De bus is er. Él tiene una sirvienta. Hij heeft een dienstmeid. Hij heeft een dienstmeisje. Ciertos venenos, usados correctamente, son útiles. Sommige gifstoffen zijn nuttig, als ze juist gebruikt worden. Bepaalde gifstoffen, die op de juiste manier gebruikt worden, zijn nuttig. Aquello es el salero. Dat is het zoutvaatje. Dat is de zoutboer. Disculpe, tengo una pregunta. Neem me niet kwalijk, ik heb een vraag. Excuseer me, ik heb een vraag. Él saludó a la dama. Hij begroette de dame. Hij groette de dame. Las neuronas son células. Neuronen zijn cellen. Neuronen zijn cellen. ¿Alguien habla inglés aquí? Spreekt hier iemand Engels? Spreekt hier iemand Engels? No sé por qué está llorando. Ik heb geen idee waarom hij huilt. Ik weet niet waarom ze huilt. Se le cayó su pañuelo. Ge hebt uw zakdoek laten vallen. Hij liet zijn zakdoek vallen. Hablaron con ella por una hora en el colegio. Op school hebben ze één uur met haar gepraat. Ze praatte een uur met haar op school. Lo veré mañana en la biblioteca. Ik zie u morgen in de bibliotheek. Ik zie je morgen in de bibliotheek. ¿Qué piensas sobre la juventud de hoy? Wat vind je van de jeugd van tegenwoordig? Wat vind je van de jeugd van vandaag? Ese gato es marrón. Die kat is bruin. Die kat is bruin. ¿Dónde queda el cibercafé más cercano? Waar is het dichtstbijzijnde internetcafé? Waar is de dichtstbijzijnde internetcafé? Fuimos atacados por zombis. We werden door zombies aangevallen. We werden aangevallen door zombies. No tengo ninguna canción preferida. Ik heb geen favoriet liedje. Ik heb geen favoriete liedjes. La historia es la maestra de la vida. De geschiedenis is de lerares van het leven. Geschiedenis is de lerares van het leven. Lo que él dice es absolutamente correcto. Wat hij zegt is absoluut correct. Wat hij zegt is volkomen juist. Quiero poner una queja sobre el servicio. Ik wil een klacht indienen over de service. Ik wil een klacht indienen over de dienst. Yo ando a la vez cansado y feliz al comienzo de cada fin de semana. Aan het begin van elk weekeinde ben ik tegelijk moe en vrolijk. Ik ben zowel moe en gelukkig aan het begin van elk weekend. El país entero estaba cubierto de nieve. Het hele land was bedolven onder sneeuw. Het hele land was bedekt met sneeuw. Yo ya no sé. Weet ik niet meer. Ik weet het niet meer. Tom es el más viejo. Tom is de oudste. Tom is de oudste. Ella está casada con un extranjero. Zij is getrouwd met een buitenlander. Ze is getrouwd met een buitenlander. ¡Oh vaya, mis pantalones blancos! Eran nuevos. O jee, mijn witte broek! Hij was nieuw. M'n witte broek was nieuw. No puedo trabajar así. Zo kan ik niet werken. Zo kan ik niet werken. A mi hermano le gusta ver películas de terror. Mijn broer vindt enge films leuk. Mijn broer kijkt graag naar horrorfilms. Me siento cansado. Ik voel me moe. Ik ben moe. Ascendí la colina. Ik liep de heuvel op. Ik ben de heuvel opgegaan. Me levanté a las cinco de la mañana. Ik stond om vijf uur 's ochtends op. Ik stond op om vijf uur 's ochtends. ¡Empecemos! Laten we beginnen. Laten we beginnen. El hombre es el único animal que utiliza el fuego. De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur. De mens is het enige dier dat vuur gebruikt. Tomás no puede ganar. Tom kan niet winnen. Tomas kan niet winnen. ¿Por qué hizo eso? Waarom heeft ze dat gedaan? Waarom deed hij dat? ¿Estás listo para tomar la responsabilidad? Zijt ge klaar om verantwoordelijkheid op te nemen? Ben je klaar om de verantwoordelijkheid op je te nemen? No tengo enemigos. Ik heb geen vijanden. Ik heb geen vijanden. Él tiende a dejarse el paraguas en el tren. Hij laat wel eens zijn regenscherm in de trein liggen. Hij heeft de neiging zijn paraplu in de trein te laten. Tus padres no vinieron, ¿no es así? Je ouders zijn niet gekomen, is het niet? Je ouders zijn niet gekomen, hè? La avaricia es la raíz de todo el mal. Hebzucht is de wortel van alle kwaad. Hebzucht is de wortel van al het kwaad. Me reí de su broma. Ik lachte om zijn mop. Ik lachte om zijn grap. ¡Bienvenido! Welkom! Welkom. Tom rara vez se pone su camisa negra. Tom draagt zelden zijn zwart hemd. Tom draagt zelden zijn zwarte shirt. Creo que vale la pena intentar. Ik denk dat het het proberen waard is. Ik denk dat het het proberen waard is. Ella usó margarina en vez de mantequilla. Ze gebruikte margarine in plaats van boter. Ze gebruikte margarine in plaats van boter. Él siempre me pide dinero prestado. Hij leent altijd geld van me. Hij leent altijd geld van me. La mujer es gorda. De vrouw is dik. Die vrouw is dik. Acepta el amor de alguien. Aanvaardt iemands liefde. Accepteer iemands liefde. Los patriotas hablan siempre de morir por su país, pero nunca de matar por su país. Patriotten spreken altijd over sterven voor hun land, en nooit over doden voor hun land. Patriotten hebben het er altijd over om voor hun land te sterven, maar nooit om voor hun land te doden. Un adolescente de 17 años suele ser igual de alto que su padre. Een jongen van zeventien is vaak even groot als zijn vader. Een 17-jarige is meestal even groot als zijn vader. Gracias de corazón por todos sus esfuerzos. Hartelijk dank voor al uw inspanningen. Hartelijk dank voor al uw inspanningen. Él no ha escrito durante dos meses. Al twee maand heeft hij niet geschreven. Hij heeft al twee maanden niet geschreven. Solo dime lo que quieres. Zeg mij gewoon wat ge wilt. Vertel me gewoon wat je wilt. No sé si tendré tiempo para hacerlo. Ik weet niet of ik tijd zal hebben om het te doen. Ik weet niet of ik daar tijd voor heb. ¿Por qué saliste de la pieza? Waarom kwam je de kamer uit? Waarom ben je uit het stuk gekomen? El tiempo no podía ser mejor. Het weer had niet beter kunnen zijn. De tijd kon niet beter zijn. Espere a que tengamos los resultados del examen, por favor. Wacht alstublieft tot we de uitslag van het examen hebben. Wacht tot we de testresultaten hebben, alsjeblieft. Lo que me gusta oír es su manera de hablar. Wat ik graag hoor is haar manier van spreken. Wat ik graag hoor is zijn manier van praten. Venga conmigo, por favor. Volgt u mij maar, als het u belieft. Kom met me mee, alsjeblieft. Me avergüenzo de ti. Ik schaam me voor jou. Ik schaam me voor je. ¿Dónde está la estación de ferrocarril? Waar is het treinstation? Waar is het station? ¿Cuántos libros tiene? Hoeveel boeken heeft hij? Hoeveel boeken heb je? Voy. Ik kom. Ik kom eraan. Mariposa es una palabra muy bonita. Vlinder is een heel mooi woord. Vlinder is een mooi woord. Tom todavía tiene mucho que aprender. Tom heeft nog veel te leren. Tom heeft nog veel te leren. Este medicamento no tiene efectos secundarios adversos. Dit medicament heeft geen schadelijke bijwerkingen. Dit geneesmiddel heeft geen bijwerkingen. Es mi hermano. Hij is mijn broer. Hij is mijn broer. El perro estaba muerto. De hond was dood. De hond was dood. Estoy despierto. Ik ben wakker. Ik ben wakker. Ella lo apuntó a él. Ze wees naar hem. Ze richtte het op hem. Tengo un salario de 300.000 yenes al mes. Ik heb een salaris van 300.000 yen per maand. Ik heb een salaris van 300.000 yen per maand. Me rasguñó un gato. Ik werd door een kat gekrabt. Ik ben gekrabd door een kat. Tengo un libro de pesca. Ik heb een boek over visvangst. Ik heb een visboek. Necesito un bolígrafo y papel. Ik heb een balpen nodig en papier. Ik heb een pen en papier nodig. Tenía miedo de pedirle un descanso a su jefe. Ze had schrik om rusttijd te vragen aan haar baas. Hij was bang om zijn baas een pauze te vragen. Cuando se trata de amor, las mujeres son expertas y los hombres siempre novatos. Wat liefde betreft, zijn vrouwen experts en mannen eeuwige groentjes. Als het op liefde aankomt, zijn vrouwen experts en mannen altijd groentjes. Si tuviera dinero lo podría comprar. Als ik geld had, zou ik het kunnen kopen. Als ik geld had, kon ik het kopen. ¿Tom dijo algo? Zei Tom iets? Heeft Tom iets gezegd? Hasta ahora todo bien. Tot nu toe gaat alles goed. Tot nu toe is alles in orde. Ellos viven en la pobreza. Ze leven in armoede. Ze leven in armoede. El bus saldrá en seguida. De bus vertrekt dadelijk. De bus vertrekt zo. ¿Tiene hijos? Heeft u kinderen? Heb je kinderen? Mi deporte favorito es el fútbol. Voetbal is mijn lievelingssport. Mijn favoriete sport is voetbal. Antiguamente jugaba con mi hermana en el parque. Vroeger speelde ik met mijn zus in het park. Vroeger speelde ik met mijn zus in het park. Él es estadounidense de la cabeza a los pies. Hij is door en door een Amerikaan. Hij is een Amerikaan van top tot teen. ¿Es clara mi explicación? Is mijn uitleg duidelijk? Is mijn verklaring duidelijk? Hay cuarenta alumnos en nuestra clase. Er zitten veertig leerlingen in onze klas. Er zitten 40 leerlingen in onze klas. El té estaba tan caliente que me quemé la lengua. De thee was zo heet, dat ik m'n tong verbrand heb. De thee was zo heet dat ik mijn tong verbrandde. Puedes conseguirlo en cualquier librería. Je kunt het in om het even welke boekhandel krijgen. Je kunt het in elke boekenwinkel krijgen. ¿Qué lengua se habla en su país? Welke taal spreekt men in uw land? Welke taal spreekt men in uw land? En Gdynia viven 252.000 personas en un área de 135 kilómetros cuadrados. In Gdynia leven 252000 mensen op een oppervlakte van 135 vierkante kilometer. In Gdynia wonen 252.000 mensen in een gebied van 135 vierkante kilometer. Los pelícanos tienen picos grandes. Pelikanen hebben grote snavels. Pelikanen hebben grote snavels. ¡Qué viento! Wat een wind! Wat een wind. Están solos. Zij zijn alleen. Jullie zijn alleen. No he puesto un pie fuera de la casa hoy. Ik heb vandaag nog geen voet buiten de deur gezet. Ik heb vandaag geen voet buiten het huis gezet. Mi madre está enfadada. Mijn moeder is woest. Mijn moeder is boos. Ese viento es presagio de tormenta. Deze wind is een voorteken van storm. Die wind is een voorbode van een storm. ¡No puedes esperar de mí que yo siempre piense en todo! Je kunt niet van me verwachten dat ik altijd overal aan denk! Je kunt niet van mij verwachten dat ik altijd aan alles denk. Amo el sol. Ik hou van de zon. Ik hou van de zon. La tienda también abre por la noche. De winkel is ook 's nachts open. De winkel is 's nachts ook open. Él sabe montar a camello. Hij weet hoe hij een kameel moet berijden. Hij kan op een kameel rijden. La miseria ajena no enseña nada. Het ongeluk van anderen leert u niets. De ellende van anderen leert niets. ¡Hasta la próxima semana! Tot volgende week! Tot volgende week. Hay poca leche en el vaso. Er is weinig melk in het glas. Er zit weinig melk in het glas. Estás muy elegante. Jij bent zeer elegant. Je ziet er goed uit. ¡Ánimo! No es tan malo como piensas. Kop op! Het is niet zo erg als je denkt. Het is niet zo erg als je denkt. Mi mujer es polaca. Mijn vrouw is Pools. Mijn vrouw is Pools. Sabe mucho de animales. Hij weet veel over dieren. Hij weet veel over dieren. El holandés es una lengua bajofranconia. Het Nederlands is een Nederfrankische taal. De Nederlandse taal is een laaghartige taal. No quiero verte más. Ik wil je niet meer zien. Ik wil je niet meer zien. Es mi hermanastra. Ze is mijn halfzuster. Ze is mijn stiefzus. Conforme pasa el tiempo, el dolor desaparece de poco a poco. Naarmate de tijd verstrijkt, verdwijnt de pijn beetje bij beetje. Naarmate de tijd verstrijkt, verdwijnt de pijn geleidelijk. ¿Por qué están haciendo esto? Waarom doen zij dat? Waarom doen jullie dit? Mi madre le está haciendo un pastel a mi padre. Mijn moeder maakt een taart voor mijn vader. M'n moeder bakt taart voor m'n vader. ¿Eres sordo o mudo? Ben je doof of stom? Ben je doof of stom? No te puedes imaginar lo sediento que estoy. Je kan je niet voorstellen hoe dorstig ik ben. Je kunt je niet voorstellen hoe dorstig ik ben. Le oí cantar una canción. Ik heb haar een lied horen zingen. Ik hoorde hem een liedje zingen. Hay una iglesia cerca de mi casa. Er is een kerk dicht bij mijn huis. Er is een kerk in de buurt van mijn huis. ¿Aproximadamente cuánto se puede durar con 100 dólares? Hoeveel tijd kan men het ongeveer rekken met 100 dollar? Hoe lang kun je het nog volhouden met 100 dollar? Él es uno de los cantantes más famosos de Japón. Hij is een van de beroemdste Japanse zangers. Hij is een van de bekendste zangers in Japan. Es más fácil aprender un idioma nuevo cuando uno es joven. Het is gemakkelijker een nieuwe taal te leren als men jong is. Het is makkelijker om een nieuwe taal te leren als je jong bent. "¿Tienes algún hermano?" "No, soy hijo único." "Heb je broers of zussen?" "Nee, ik ben enig kind." "Heb je broers?" "Nee, ik ben enig kind." Somos personas. Wij zijn mensen. We zijn mensen. Es un pequeño resfriado. Het is een beetje koud. Het is een kleine verkoudheid. Sus ojos están riendo. Haar ogen lachen. Zijn ogen lachen. ¿Quién cuida de este perro? Wie zorgt er voor deze hond? Wie zorgt er voor deze hond? ¿No se aburren cuando están solas? Vervelen jullie je niet als jullie alleen zijn? Verveel je je niet als je alleen bent? Tom no tiene ni idea de qué hacer. Tom heeft geen idee wat te doen. Tom heeft geen idee wat hij moet doen. ¿Alguna de ustedes los conoce? Kent een van jullie hen? Kennen jullie ze? Ayer jugamos al fútbol. Gisteren speelden we voetbal. Gisteren speelden we football. Me duele el cuerpo. Mijn lichaam doet pijn. Mijn lichaam doet pijn. ¿Usted piensa que un holandés nativo siempre habla muy bien holandés? Denkt u dat een geboren Nederlander altijd heel goed Nederlands spreekt? Denk je dat een moedertaalspreker altijd goed Nederlands spreekt? Su hijo tiene talento para la música. Zijn zoon heeft aanleg voor muziek. Uw zoon heeft talent voor muziek. El derrame petrolífero contaminó la bahía. De olieramp heeft de baai vervuild. De olieramp heeft de baai besmet. No quiero que te preocupes. Ik wil niet dat je je zorgen maakt. Ik wil niet dat je je zorgen maakt. Un grito rompió el silencio. Een schreeuw doorbrak de stilte. Een schreeuw brak de stilte. Opino que debes hacer eso tú mismo. Ik denk dat ge dat zelf moet doen. Ik vind dat je dat zelf moet doen. Estoy satisfecho. Ik heb genoeg. Ik ben tevreden. Alguien quiere jugar juegos. Iemand wil spellen spelen. Iemand wil spelletjes spelen. Aquí no hay nada. Er is hier niets. Er is hier niets. Ella está comprando un juguete para su hijo. Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind. Ze koopt speelgoed voor haar zoon. Estoy seguro de que tenemos mucho en común. Ik weet zeker dat we veel gemeen hebben. Ik weet zeker dat we veel gemeen hebben. Déjalo encima de la mesa. Leg het op tafel. Leg het op de tafel. Encontré los guantes que estaban abajo de la silla. Ik heb de handschoenen gevonden die onder de stoel lagen. Ik vond de handschoenen onder de stoel. ¡Eres un ángel! Je bent een engel! Je bent een engel. ¿Qué comemos esta noche? Wat eten we vanavond? Wat eten we vanavond? Pero él tuvo suerte. Maar hij heeft geluk gehad. Maar hij had geluk. Tal como se pronosticó, nevó. Het sneeuwde zoals voorspeld. Zoals voorspeld, sneeuwde het. Me gustaría casarme con una virgen. Ik wil graag met een maagd trouwen. Ik wil graag met een maagd trouwen. Ayer tuve un día libre. Gisteren had ik een dag vrijaf. Ik had gisteren een vrije dag. Ellos estudian con el fin de ingresar a la universidad. Zij studeren om naar de universiteit te kunnen gaan. Ze studeren om naar de universiteit te gaan. Soy más alto que él. Ik ben groter dan hij. Ik ben groter dan hij. Lo lamento mucho. Het spijt me zeer. Het spijt me zo. Me encantan los girasoles. Ik ben gek op zonnebloemen. Ik hou van zonnebloemen. Él llegó tarde por culpa del accidente. Hij kwam te laat vanwege het ongeluk. Hij kwam te laat door het ongeluk. El partido fue cancelado debido a la lluvia. De wedstrijd werd afgelast vanwege regen. De wedstrijd werd geannuleerd vanwege de regen. Se me ocurrió una buena idea. Er kwam bij mij een goed idee naar boven. Ik heb een goed idee. Estoy en casa. Ik ben thuis. Ik ben thuis. Tatoeba: oraciones, oraciones, y más oraciones. Tatoeba: zinnen, zinnen en nog meer zinnen. Tatoeba: gebeden, gebeden en meer gebeden. ¿Qué ocurrirá si fallo? Wat als het me niet lukt? Wat gebeurt er als ik faal? Tom le trajo un regalo a Mary. Tom bracht een cadeau voor Mary. Tom bracht een cadeautje voor Mary. Él se sonrojó de vergüenza. Hij werd rood van schaamte. Hij bloosde van schaamte. Tengo sed. Quisiera una taza de café. Ik heb dorst. Ik had graag een kopje koffie. Ik heb dorst, ik wil graag een kop koffie. Solo quiero ser tu amigo, nada más. Ik wil gewoon een vriend van je zijn, niets meer. Ik wil gewoon je vriend zijn, meer niet. La negra es mía. De zwarte is van mij. De zwarte is van mij. Tienes que comprar un boleto para subir a ese autobús. Om in de bus te stappen moet ge een kaartje kopen. Je moet een kaartje kopen om in die bus te stappen. Ellos hablaban de negocios. Ze spraken over zaken. Ze praatten over zaken. Había mucha gente en el parque. Er waren veel mensen in het park. Er waren veel mensen in het park. Tom se rompió la pierna el año pasado y ha cojeado desde entonces. Tom brak vorig jaar zijn been en hinkt sindsdien. Tom heeft vorig jaar zijn been gebroken en is sindsdien kreupel geweest. Los zombis son malos. Zombies zijn slecht. Zombies zijn slecht. Nunca hay que morder la mano que os da de comer. Bijt nooit de hand die je voedt. Je moet nooit in de hand bijten die je te eten geeft. ¿Cuántas hamburguesas hay? Hoe veel hamburgers zijn er? Hoeveel hamburgers zijn er? Tengo algo que decirte. Ik heb je iets te vertellen. Ik moet je iets vertellen. Este es el obsequio más maravilloso que jamás haya recibido. Dit is het mooiste geschenk dat ik ooit gekregen heb. Dit is het mooiste cadeau dat ik ooit heb gekregen. Creo que es peligroso que los niños naden en este lago. Ik vind het gevaarlijk voor kinderen om in dit meer te zwemmen. Ik denk dat het gevaarlijk is voor kinderen om in dit meer te zwemmen. Su novio le dio un anillo muy grande. Haar verloofde gaf haar een heel grote ring. Haar vriend gaf haar een grote ring. Le temo a las bestias salvajes. Ik heb schrik van wilde beesten. Ik ben bang voor wilde beesten. Hubo un terremoto esta mañana. Deze morgen was er een aardbeving. Er was een aardbeving vanmorgen. ¿Acaso todos los niños deben dar un discurso una vez al año en la escuela? Moeten alle kinderen een keer per jaar een spreekbeurt houden op school? Moeten alle kinderen één keer per jaar een toespraak houden op school? Mi hermana trabaja como secretaria en un banco. Mijn zus werkt als secretaresse bij een bank. Mijn zus werkt als secretaresse bij een bank. Siento pena por Tom. Ik heb medelijden met Tom. Ik heb medelijden met Tom. Te doy mi palabra. Ik geef je mijn woord. Ik geef je mijn woord. ¿En qué carpeta has guardado el fichero? In welke map heb je het bestand opgeslagen? In welke map heb je het bestand opgeslagen? Nunca antes había escuchado de Lviv. Ik had nog nooit eerder van Lviv gehoord. Ik heb nog nooit van Lviv gehoord. Ayer me robaron el reloj. Gister werd mijn horloge gestolen. Gisteren is m'n horloge gestolen. Entre un hombre y una mujer no hay amistad posible. Hay pasión, enemistad, adoración, amor, pero no amistad. Tussen man en vrouw is geen vriendschap mogelijk. Er is passie, haat, aanbidding, liefde maar geen vriendschap. Er is geen vriendschap tussen een man en een vrouw, er is passie, vijandschap, aanbidding, liefde, maar geen vriendschap. Los gatos no llevan collar. Katten dragen geen halsband. Katten dragen geen ketting. No revisé su buzón. Ik heb je mailbox niet gecheckt. Ik heb zijn brievenbus niet gecontroleerd. Soy tímido. Ik ben verlegen. Ik ben verlegen. Mucha gente piensa que soy un poco raro en mi cabeza. Veel mensen denken dat ik een beetje raar ben in min hoofd. Veel mensen denken dat ik een beetje raar ben in mijn hoofd. ¿Estás esperando algo? Wacht je ergens op? Verwacht je iets? ¿Puedo participar? Mag ik meedoen? Mag ik meedoen? ¿Qué quieres que yo haga? Wat wil je dat ik doe? Wat wil je dat ik doe? Dígale al chef que estaba delicioso, por favor. Wilt u aan de chefkok zeggen dat het heel lekker was? Zeg de chef dat het heerlijk was, alsjeblieft. Tom no confía en nadie. Tom vertrouwt niemand. Tom vertrouwt niemand. La comida es buena, y el servicio aquí es bueno. Het eten is goed, en de bediening hier is goed. Het eten is goed, en de service hier is goed. Mi abuelo nació en 1920. Mijn grootvader werd in 1920 geboren. Mijn grootvader werd geboren in 1920. A todos en su clase les gusta ella. Iedereen in haar klas ziet haar graag. Iedereen in haar klas vindt haar leuk. ¿Cuánto tiempo hace que escuchaste de él por última vez? Hoe lang is het geleden dat ge nog van hem gehoord hebt? Hoe lang heb je voor het laatst van hem gehoord? Esta bicicleta es pésima; es demasiado pesada. Deze fiets is verschrikkelijk; hij is te zwaar. Deze fiets is klote, hij is te zwaar. ¿Estamos en el mismo hotel? Zitten we in hetzelfde hotel? Zijn we in hetzelfde hotel? ¿A qué hora sale el tren? Hoe laat vertrekt de trein? Hoe laat vertrekt de trein? El gato duerme sobre la silla. De kat slaapt op de stoel. De kat slaapt op de stoel. John vive en Nueva York. John woont in New York. John woont in New York. ¡No prestes libros! Nadie los devuelve. Los únicos libros que tengo en mi biblioteca son los que he tomado prestados. Leen geen boeken uit! Niemand geeft ze terug. De enige boeken in mijn bibliotheek zijn er die ik geleend heb. De enige boeken die ik in mijn bibliotheek heb, zijn de boeken die ik heb geleend. Fui hoy a donar sangre. Ik ben vandaag bloed wezen geven. Ik ging vandaag bloed doneren. ¿A qué hora empezará el juego? Wanneer begint het spel? Hoe laat begint het spel? Los gatos atrapan ratones. Katten vangen muizen. Katten vangen muizen. La propia voluntad supera cualquier orden. Eigen wil gaat boven een bevel. Wilskracht overstijgt elke orde. La joyería está abierta. De juwelenwinkel is open. De juwelier is open. Las tasas de interés van a aumentar progresivamente. De rentetarieven zullen geleidelijk toenemen. De rente zal geleidelijk stijgen. Por favor lava esa vajilla de allí. Ruim a.u.b. dat vaatwerk daar op. Was alsjeblieft dat servies daar. No digas eso. Zeg dat niet. Zeg dat niet. ¿A quién se lo ibas a vender? Aan wie ging je het verkopen? Aan wie zou je het verkopen? ¿Qué edad tiene tu padre? Hoe oud is je vader? Hoe oud is je vader? Yo puedo comer lo que sea menos cebollas. Ik kan alles eten behalve ajuin. Ik kan alles eten wat minder uien is. Tómalo o déjalo. Te nemen of te laten. Graag of niet. Él no sabe qué hacer. Hij weet niet wat te doen. Hij weet niet wat hij moet doen. ¿Conoces a la niña que está parada junto a la ventana? Ken je het meisje dat aan het raam staat? Ken je het meisje dat bij het raam staat? No hables en la sala de lectura. Spreek niet in de leeszaal. Praat niet in de leeszaal. La asociación tiene treinta miembros. De vereniging heeft dertig leden. De vereniging heeft dertig leden. Ya son las once. Het is al 11 uur. Het is al elf uur. Hace demasiado calor para trabajar. Het is te warm om te werken. Het is te heet om te werken. Me comí el queso. Ik heb de kaas opgegeten. Ik heb de kaas opgegeten. ¿Cuál es el sueldo mínimo en Holanda? Wat is het minimumloon in Nederland? Wat is het minimumloon in Nederland? Ayer estaba nublado. Gisteren was het bewolkt. Gisteren was het bewolkt. Nos interesan los demás cuando se interesan por nosotros. Wij zijn geïnteresseerd in anderen wanneer deze geïnteresseerd zijn in ons. We zijn geïnteresseerd in anderen als ze om ons geven. Estamos fuera de peligro. We zijn buiten gevaar. We zijn veilig. Le advertiré. Ik zal hem verwittigen. Ik waarschuw je. ¿Tienes algo más planeado para hoy? Was je vandaag nog iets anders van plan? Heb je nog iets anders gepland voor vandaag? Una nube es vapor condensado. Een wolk is gecondenseerde waterdamp. Een wolk is condenserende stoom. Mi hijo vino a mi cuarto. Mijn zoon kwam naar mijn kamer. Mijn zoon kwam naar mijn kamer. Tom dejó pasar el último tren y pasó la noche en un cibercafé. Tom miste de laatste trein en bracht de nacht door in een internetcafé. Tom liet de laatste trein passeren en bracht de nacht door in een internetcafé. Las manzanas del frutero llevaban tanto tiempo allí que se empezaron a poner totalmente blandas y arrugadas. De appels op de fruitschaal lagen er al zo lang, dat ze helemaal zacht en gerimpeld begonnen te worden. De appels in de fruitboerderij waren daar al zo lang, dat ze helemaal zacht en gerimpeld begonnen te worden. Me duele el estómago. Mijn buik doet pijn. M'n maag doet pijn. El futuro necesita al pasado. De toekomst heeft het verleden nodig. De toekomst heeft het verleden nodig. ¡Instala Linux! Installeer Linux! Installeer Linux! Tomé una foto de mi familia. Ik nam een foto van mijn familie. Ik nam een foto van mijn familie. Dominar el inglés es difícil. Engels beheersen is moeilijk. Engels domineren is moeilijk. La tierra puede satisfacer nuestras necesidades, pero no nuestra avaricia. De aarde kan voorzien in onze behoeften, maar niet in onze hebzucht. De aarde kan in onze behoeften voorzien, maar niet in onze hebzucht. Por su fruto se conoce al árbol. Aan de vruchten kent men de boom. De boom staat bekend om zijn vrucht. Me parece extraño que Alice se mantenga en silencio durante tanto tiempo. Ik vind het vreemd dat Alice zich zo lang stil houdt. Ik vind het vreemd dat Alice zo lang stil is. Tengo poco apetito. Ik heb weinig eetlust. Ik heb weinig honger. Sé dónde ella vive. Ik weet waar ze woont. Ik weet waar ze woont. El señor Oh vino a Japón a estudiar japonés. Mr Oh kwam naar Japan om Japans te leren. Mr Oh kwam naar Japan om Japans te studeren. Hoy es el día de mi cita predestinada. Vandaag is de dag van mijn voorbestemde afspraak. Vandaag is de dag van mijn voorbestemde date. ¿Qué idiomas hablas? Welke talen spreekt gij? Welke talen spreek je? ¿Dónde vive él? Waar woont hij? Waar woont hij? No puedo agradecerte lo suficiente por tu ayuda. Ik kan je niet genoeg bedanken voor jouw hulp. Ik kan je niet genoeg bedanken voor je hulp. Me siento bien hoy. Vandaag gaat het mij goed. Ik voel me goed vandaag. En el campo, los buses comúnmente no llegan a tiempo. Bussen in het land komen gewoonlijk niet op tijd. Op het platteland komen bussen meestal niet op tijd. Permítanme presentarles mi más nueva adquisición. Sta me toe mijn allernieuwste aanwinst aan jullie voor te stellen. Ik stel u mijn nieuwste aankoop voor. Algunas veces no puedo evitar mostrar mis sentimientos. Soms kan ik mijn emoties niet bedwingen. Soms kan ik het niet helpen om mijn gevoelens te tonen. La arena seca absorbe el agua. Droog zand neemt water op. Het droge zand absorbeert water. Allí no había nadie. Er was niemand daar. Daar was niemand. Es difícil hablar tres lenguas. Het is moeilijk om drie talen te spreken. Het is moeilijk om drie talen te spreken. Tom vio la televisión ayer. Gisteren heeft Tom tv gekeken. Tom heeft gisteren tv gekeken. Ni uno ni lo otro. Noch het ene, noch het andere. Geen van beide. Ha perdido interés en la política. Hij verloor de belangstelling voor politiek. Hij heeft geen interesse meer in politiek. A mi gato no le gusta mojarse. Mijn kat wordt niet graag nat. Mijn kat houdt niet van nat worden. Perdió la visión de un ojo en un accidente de tráfico. Door een verkeersongeval was hij aan één oog blind. Hij verloor het zicht van een oog in een auto-ongeluk. Yo soy responsable por el accidente. Ik ben verantwoordelijk voor het ongeval. Ik ben verantwoordelijk voor het ongeluk. ¡Levántate! Sta op! Sta op. Todas las personas en esta sala son del mismo género. Alle personen in deze zaal zijn van hetzelfde geslacht. Iedereen in deze kamer is van hetzelfde geslacht. Estaba lloviendo anoche. Het heeft geregend vannacht. Het regende gisteravond. La pintura es la obra de un maestro holandés. Het schilderij is het werk van een Nederlandse meester. Het schilderij is het werk van een Nederlandse meester. No me importa si él viene o no. Het maakt mij niet uit of hij wel of niet komt. Het kan me niet schelen of hij komt of niet. Tom está en la sala de interrogación. Tom zit op de ondervragingskamer. Tom is in de verhoorkamer. Cuando despertaron vieron una piedra junto a ellos. Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen. Toen ze wakker werden, zagen ze een steen naast hen. Un hombre llamado Slim murió en ese accidente. Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood. Een man genaamd Slim stierf bij dat ongeluk. Gracias por la espléndida comida. Bedankt voor het wonderbaarlijke eten. Bedankt voor het heerlijke eten. Todos miramos por la ventana. We keken allemaal door het raam. We kijken allemaal uit het raam. Intentó solucionar el problema. Hij probeerde het probleem op te lossen. Hij probeerde het probleem op te lossen. ¿Qué fue lo que Mari compró ayer? Wat heeft Mari gisteren gekocht? Wat heeft Mari gisteren gekocht? ¿Por qué no te puedes apresurar? Waarom kan je je niet haasten? Waarom kun je je niet haasten? Cuatro veces cinco son veinte. Vier maal vijf is twintig. Vier keer vijf is twintig. Ella recibió la cuenta de la luz hoy. Ze kreeg vandaag de elektriciteitsrekening. Ze kreeg vandaag de rekening van het licht. No te lo pediría si no fuera importante. Ik zou het niet van je vragen als het niet belangrijk was. Ik zou het niet vragen als het niet belangrijk was. ¿Puedes dejarlo reparado? Kunt ge het laten herstellen? Kun je het laten repareren? No es necesario que nosotros asistamos a la asamblea. Het is niet nodig dat wij de vergadering bijwonen. Wij hoeven het congres niet bij te wonen. ¿Quieres casarte conmigo? Wil je met me trouwen? Wil je met me trouwen? Me levanté más temprano que de costumbre. Ik ben eerder opgestaan dan normaal. Ik stond eerder op dan normaal. Él habló acerca de la enfermedad de ella. Hij praatte over haar ziekte. Hij sprak over haar ziekte. Ella habla alemán y francés, además de inglés. Ze spreekt Duits en Frans, en daarbij ook nog Engels. Ze spreekt Duits en Frans, plus Engels. La policía está investigando la causa del accidente. De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeval. De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeluk. En el ejército, debes vestirte en dos minutos. In het leger moet je je in twee minuten aankleden. In het leger moet je je over twee minuten aankleden. Los estudiantes son flojos. De studenten zijn lui. De studenten zijn lui. ¡Sé feliz! Wees gelukkig! Wees gelukkig. Tienes que levantarte un poco más temprano. Je moet iets vroeger opstaan. Je moet wat vroeger opstaan. Él quiere trabajar en una fábrica. Hij wil in een fabriek werken. Hij wil in een fabriek werken. Mi padre va al trabajo en bicicleta. Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk. M'n vader gaat fietsen. Tenemos pensado permanecer allí una semana. We zijn van plan daar een week te blijven. We zijn van plan daar een week te blijven. Si la veo otra vez, la reconoceré. Als ik haar nog eens zie, zal ik haar herkennen. Als ik haar weer zie, herken ik haar. Todo lo que debes hacer es esperar su respuesta. Al wat ge moet doen, is haar antwoord afwachten. Je hoeft alleen maar te wachten op zijn antwoord. Ayer estuve en Tokio. Ik was in Tokio gisteren. Gisteren was ik in Tokio. Dígalo en inglés. Zeg het in het Engels. Zeg het in het Engels. Como hacía tanto calor, fuimos a nadar. Omdat het zo heet was, zijn we gaan zwemmen. Omdat het zo warm was, gingen we zwemmen. La manzana no cae lejos del árbol. De appel valt niet ver van de boom. De appel valt niet ver van de boom. Ya tomé café. Ik heb al koffie gedronken. Ik heb al koffie gedronken. No has hecho nada malo. Je hebt niets verkeerd gedaan. Je hebt niets verkeerd gedaan. Jill es la única chica en nuestro club. Jill is het enige meisje in onze club. Jill is het enige meisje in onze club. Ayer simplemente no pude ir al trabajo. Gisteren ben ik gewoon niet naar mijn werk gegaaan. Gisteren kon ik niet naar m'n werk. Adoro la lasaña. Ik hou van lasagne. Ik hou van lasagne. Trabajó un año y medio en Holanda. Hij heeft anderhalf jaar in Nederland gewerkt. Hij werkte anderhalf jaar in Nederland. ¿Estamos preparados para eso? Zijn we daartoe bereid? Zijn we daar klaar voor? Es mi única oportunidad. Het is mijn enige kans. Het is mijn enige kans. En esta compañía, el trabajo manual es necesario. Handwerk is noodzakelijk in dit bedrijf. Bij dit bedrijf is handarbeid nodig. Para empeorar todavía más las cosas, se puso enfermo. Om de zaken nog erger te maken, werd hij ziek. Om het nog erger te maken, werd hij ziek. Ambos viven. Ze leven allebei. Ze leven allebei. Algunos hombres no soportan que su mujer gane más dinero. Enkele mannen verdragen het niet als hun vrouw meer verdient. Sommige mannen pikken het niet dat hun vrouw meer verdient. Usamos palabras para comunicarnos. Wij gebruiken woorden om te communiceren. We gebruiken woorden om te communiceren. Hay alguien con quien deseo hablar primero. Er is iemand met wie ik eerst wil praten. Er is iemand met wie ik eerst wil praten. Tom palideció. Tom verkleurde. Tom was bleek. Estoy feliz de verte aquí. Ik ben blij je hier te zien. Ik ben blij je hier te zien. En esperanto un adjetivo termina con "a." El plural está formado añadiendo "j." In het Esperanto eindigt een adjectief met "a," een meervoud vormt men door toevoeging van "j." In Esperanto eindigt een bijvoeglijk naamwoord met "a." Meervoud wordt gevormd door het toevoegen van "j." Por favor, entren de uno en uno. Gelieve één voor één binnen te komen. Kom alsjeblieft één voor één binnen. Normalmente soy delgado, pero ahora estoy gordo. Normaal ben ik mager, maar nu ben ik dik. Normaal ben ik mager, maar nu ben ik dik. ¡Qué hace calor hoy! Wat is het warm vandaag! Het is warm vandaag. No te culpo. Ik neem het je niet kwalijk. Ik neem het je niet kwalijk. ¿Quién es ella? Wie is zij? Wie is zij? Es muy fácil escribir con mi bolígrafo. Met mijn balpen kan men heel gemakkelijk schrijven. Het is makkelijk om met mijn pen te schrijven. Apenas podía verlo. Ik kon het met moeite zien. Ik kon hem nauwelijks zien. ¿Dónde está la estación del tren? Waar is het treinstation? Waar is het station? Lo he conocido en Francia. Ik heb hem leren kennen in Frankrijk. Ik heb hem in Frankrijk ontmoet. Fui criado en un orfanato en Boston. Ik werd in een weeshuis in Boston opgevoed. Ik ben opgegroeid in een weeshuis in Boston. Sin gafas no puedo leer. Zonder bril kan ik niet lezen. Zonder bril kan ik niet lezen. Soy el último que lo vio. Ik ben de laatste die hem heeft gezien. Ik ben de laatste die hem zag. El compartió su caja de galletas con todos sus amigos. Hij deelde zijn doos koekjes met al zijn vrienden. Hij deelde zijn doos koekjes met al zijn vrienden. Tom aprendió a aceptar el amor que le daban sus padrastros. Tom leerde de liefde die zijn stiefouders hem schonken te aanvaarden. Tom leerde de liefde te aanvaarden die zijn stiefvaders hem gaven. El abogado esperaba a Ben. De advocaat verwachtte Ben. De advocaat wachtte op Ben. Ayer se fueron de pesca. Ze gingen gisteren vissen. Gisteren gingen ze vissen. Le pedí que hiciera cuatro copias de la carta. Ik heb haar gevraagd vier kopieën van de brief te maken. Ik vroeg hem om vier kopieën van de brief te maken. ¿Puedes enseñarme a robar? Kun je me leren stelen? Kun je me leren stelen? ¿A Tom le gustan los tomates? Houdt Tom van tomaten? Hou Tom van tomaten? Me apuesto cinco dólares a que no viene. Ik wed om vijf dollar dat hij niet komt. Ik wed vijf dollar dat hij niet komt. ¿Qué van a hacer esta tarde? Wat gaan jullie vanavond doen? Wat gaan jullie vanmiddag doen? Ella llevaba puesta una camisa de hombre la cual no le quedaba. Ze droeg een mannenhemd dat haar niet paste. Ze droeg een overhemd van een man die ze niet meer had. Todos quieren lo que no pueden tener. Iedereen wil wat ze niet kunnen hebben. Iedereen wil wat ze niet kunnen krijgen. En esta sección puedes ver y practicar diversas oraciones. In dit deel kan je diverse zinnen zien en inoefenen. In deze sectie kun je verschillende gebeden zien en oefenen. Mi madre puso trece velitas en mi torta de cumpleaños. Mijn moeder zette dertien kaarsen op mijn verjaardagstaart. Mijn moeder heeft dertien kaarsjes op mijn verjaardagstaart gezet. Le envié una muñeca. Ik heb haar een pop verstuurd. Ik heb hem een pop gestuurd. Nunca le dije a nadie al respecto, lo juro. Ik zweer dat ik daar nooit iemand over verteld heb. Ik heb het nooit aan iemand verteld, ik zweer het. Su vida depende de la decisión del juez. Zijn leven hangt af van de beslissing van de rechter. Zijn leven hangt af van de beslissing van de rechter. Antiguamente había un hotel en algún sitio por aquí. Vroeger was hier ergens een hotel. Vroeger was hier ergens een hotel. Es muy seco. Het is erg droog. Het is erg droog. Me gustaría decir que sí, pero... Ik wil graag ja zeggen, maar... Ik wil graag ja zeggen, maar... Parece que él va a ganar el primer premio. Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen. Het lijkt erop dat hij de eerste prijs gaat winnen. No queda rollo de papel. Er is geen toiletpapier. Er is geen papierrol meer over. Tuve que mirar el mapa para ver dónde quedaba Breda. Ik moest op de landkaart kijken om te zien waar Breda lag. Ik moest op de kaart kijken om te zien waar Breda was. Avísame cuando averigües qué es. Laat het me weten als je erachter komt wat het is. Laat het me weten als je erachter komt wat het is. Él gritó "¡fuera!." "Buiten!," riep hij. Hij schreeuwde 'uit'. Ella es la más joven de las dos niñas. Van de twee meisjes is zij de jongste. Ze is de jongste van de twee meisjes. No hablo estonio. Ik spreek geen Ests. Ik spreek geen Ests. La Policía detuvo a Jan en la calle para pedirle su identificación. De politie hield Jan op straat aan om hem een legitimatiebewijs te vragen. De politie stopte Jan op straat om zijn ID te vragen. Nadie escapa a la muerte. Niemand kan de dood ontsnappen. Niemand ontsnapt aan de dood. ¿Quién tiene hambre? Wie heeft er honger? Wie heeft er honger? Estoy hablando de esta pluma, no de la que se encuentra sobre el escritorio. Ik heb het over deze pen, niet die daar op het bureau. Ik heb het over deze pen, niet die op het bureau. ¿Giro a la izquierda en el primer semáforo? Draai ik naar links aan het eerste verkeerslicht? Linksaf bij het eerste stoplicht? Eso sucedió antes de que llegara su carta. Dat is gebeurd voordat uw brief aankwam. Dat gebeurde voordat zijn brief kwam. Para mí es importante. Voor mij is dat belangrijk. Het is belangrijk voor me. Ha trabajado todo el día. Hij heeft de hele dag lang gewerkt. Hij heeft de hele dag gewerkt. Él camina cada mañana por el parque. Hij wandelt elke morgen in het park. Hij loopt elke ochtend door het park. Él es mi mejor amigo. Es como si fuéramos hermanos. Hij is mijn beste vriend. Het is alsof we broers zijn. Hij is mijn beste vriend, alsof we broers zijn. Fue a la tienda. Hij ging naar de winkel. Hij ging naar de winkel. Pregúnteme algo más fácil. Vraag mij iets gemakkelijkers. Vraag me iets makkelijkers. Ella le hizo una seña de que se vaya a sentar. Ze deed hem teken om te gaan zitten. Ze zei dat ze moest gaan zitten. No me gusta el verano. Ik houd niet van de zomer. Ik hou niet van de zomer. Su anillo se cayó a un río y se hundió hasta el fondo. Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem. Zijn ring viel in een rivier en zonk naar de bodem. Me encontré con el presidente en persona. Ik heb de president hemzelf ontmoet. Ik kwam de president persoonlijk tegen. Se sentaron en la sombra de ese árbol grande. Ze zaten in de schaduw van die grote boom. Ze zaten in de schaduw van die grote boom. A un hombre cuya mujer está muerta, se llama un viudo. Een man wiens echtgenote overleden is, heet een weduwnaar. Een man wiens vrouw dood is, heet een weduwnaar. No tengo ganas de hablar con nadie. Ik heb geen zin tegen iemand te praten. Ik heb geen zin om met iemand te praten. Le di a Tom una oportunidad. Ik gaf Tom een kans. Ik gaf Tom een kans. Hay muchos animales en el parque. Er zijn veel dieren in het park. Er zijn veel dieren in het park. Cada segundo nacen cuatro bebés en todo el mundo. Er worden elke seconde over de hele wereld vier baby's geboren. Elke seconde worden er over de hele wereld vier baby's geboren. No puedo criar yo sola a nuestro hijo. Ik kan onze zoon niet alleen grootbrengen. Ik kan onze zoon niet alleen opvoeden. El martes sí que hacía frío. Dinsdag was het zeker koud. Dinsdag was het koud. Pretendía llamarla, pero se me olvidó. Ik was van plan haar te bellen, maar ik ben het vergeten. Ik wilde haar bellen, maar dat was ik vergeten. No soy capaz de levantar esta piedra. Ik kan deze steen niet oppakken. Ik kan deze steen niet optillen. Amo a Natasha. Ik hou van Natasha. Ik hou van Natasha. Mis noticias son muy importantes para los jóvenes. Mijn nieuws is echt belangrijk voor jongeren. Mijn nieuws is erg belangrijk voor jonge mensen. Vista desde una distancia, la isla se veía como una nube. Vanuit de verte gezien zag het eiland eruit als een wolk. Van een afstand gezien, leek het eiland op een wolk. Él mentía con facilidad. Hij loog gemakkelijk. Hij loog makkelijk. Querría denunciar un robo. Ik wil graag een diefstal melden. Ik wil een overval aangeven. Quiero una habitación individual con desayuno. Ik wil een eenvoudige kamer met ontbijt. Ik wil een eenpersoonskamer met ontbijt. ¿Dónde podemos telefonear? Waar kunnen we telefoneren? Waar kunnen we bellen? ¿Quién viene conmigo? Wie komt er met mij mee? Wie gaat er met me mee? Déjame manejar esto. Laat dat maar aan mij over. Laat mij dit afhandelen. Debemos aprender a vivir juntos como hermanos, o pereceremos juntos como tontos. We moeten samen leren leven als broeders, of we zullen samen sterven als dwazen. We moeten leren samen te leven als broers of we zullen samen sterven als idioten. Ayer conduje a través de vidrio, pero sólo mi neumático está dañado. Gister reed ik door glas, maar alleen mijn buitenband is beschadigd. Gisteren reed ik door glas, maar alleen mijn band is beschadigd. Hoy tengo una reunión. Ik heb vandaag een vergadering. Ik heb vandaag een vergadering. No se podía ver ninguna estrella en el cielo. Je kon geen ster aan de hemel zien. Je kon geen sterren in de lucht zien. A ella realmente le encantan los gatos. Ze houdt heel erg van katten. Ze houdt echt van katten. ¿Hablas klingon? Spreek jij Klingon? Spreek je Klingon? Todos los niños son de la misma edad. Al de jongens zijn even oud. Alle kinderen zijn van dezelfde leeftijd. Trabajamos por la paz. We werken voor vrede. We werken voor de vrede. Infringió la ley. Hij overtrad de wet. Hij overtrad de wet. Sin su ayuda no habría superado aquella crisis. Zonder uw hulp zou ik die crisis niet te boven zijn gekomen. Zonder jouw hulp had ik die crisis niet overleefd. Scott fue la primera persona en llegar al polo. Scott was de eerste mens die de pool heeft bereikt. Scott was de eerste die bij de polo kwam. Hace frío afuera. Het is koud buiten. Het is koud buiten. El Sr. Kato era demasiado mayor para trabajar. Meneer Kato was te oud om te werken. Mr Kato was te oud om te werken. Tomás parecía sorprendido. Tom leek verrast te zijn. Tomas leek verrast. Me encanta el golf. Ik hou van golf. Ik hou van golf. Si no tienes nada que decir, no digas nada. Als ge niets te zeggen hebt, zeg dan niets. Als je niets te zeggen hebt, zeg dan niets. Los gatos se están relajando en el sol. De katten rusten in de zon. De katten ontspannen in de zon. Compré un reloj. Ik heb een horloge gekocht. Ik heb een horloge gekocht. ¿Por qué fuiste a la ciudad? Waarom ging je naar de stad? Waarom ging je naar de stad? ¿Quién es aquella mujer parada por allí? Wie is die vrouw die daar staat? Wie is die vrouw die daar staat? Lo he perdido. Ik ben het kwijtgeraakt. Ik ben hem kwijt. Ellos se compraron un auto nuevo. Ze kochten een nieuwe auto. Ze kochten een nieuwe auto. Nuestro mundo se está haciendo cada vez más pequeño. Onze wereld wordt steeds kleiner en kleiner. Onze wereld wordt steeds kleiner. ¡Sigue andando! Loop door! Doorlopen. Es una sombra. Het is een schaduw. Het is een schaduw. ¿No duermes bien por la noche? Slaap je niet goed 's nachts? Slaap je 's nachts niet lekker? - ¿Sabe cuál es el prefijo del Líbano? -preguntó Dima. "Weet u de landcode van Libanon?" vroeg Dima. "Weet gij wat het voorvoegsel van Libanon is?" vroeg Dima. Él intentó levantarse pronto. Hij probeerde om vroeg op te staan. Hij probeerde snel op te staan. El hierro es más útil que bello. IJzer is meer nuttig dan mooi. IJzer is nuttiger dan mooi. Ella salió de la habitación. Zij kwam uit de kamer. Ze kwam de kamer uit. Es demasiado pequeño. Het is te klein. Het is te klein. Tom se ve joven. Tom ziet er jong uit. Tom ziet er jong uit. Me lees la mente. Je leest mijn gedachten. Je leest m'n gedachten. La salud es un requisito importante para el éxito. Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor succes. Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor succes. No quiero tomar riesgos. Ik wil geen risico nemen. Ik wil geen risico's nemen. ¿Quién es el jefe aquí? Wie is hier de baas? Wie is hier de baas? Nadie me prestó ayuda. Niemand heeft me geholpen. Niemand heeft me geholpen. Él volvió a Japón. Hij is naar Japan teruggekeerd. Hij ging terug naar Japan. Todos esperaron. Iedereen wachtte. Iedereen wachtte. ¡Date prisa! Vamos a llegar tarde. Haast je wat! We zullen te laat zijn. Schiet op, we komen te laat. La familia tenía serias dudas sobre la explicación del ejército. De familie had ernstige twijfel bij de uitleg van het leger. De familie had ernstige twijfels over de uitleg van het leger. Por supuesto que tiene razón. Natuurlijk heeft hij gelijk. Natuurlijk heeft hij gelijk. A él le gusta ir a la playa de vez en cuando. Hij gaat graag af en toe eens naar het strand. Hij gaat af en toe graag naar het strand. Un té con limón, por favor. Een thee met citroen, alstublieft. Thee met citroen, alsjeblieft. Hoy día podría llover. Het regent misschien vandaag. Vandaag kan het regenen. Quédate sentado un poco más. Blijf nog even zitten. Blijf nog even zitten. ¿Te gusta o no? Bevalt dat je of niet? Vind je het leuk of niet? ¿Quieres hacerlo ahora? Wil je het nu doen? Wil je het nu doen? Enlatan pescado. Zij blikken vis in. Ze hebben vis in blik. El perro siguió a su amo, moviendo la cola. De hond volgde zijn baas, al kwispelend met zijn staart. De hond volgde zijn meester en bewoog zijn staart. Pospusimos nuestra salida a causa de la tormenta. We stelden ons vertrek uit vanwege de storm. We hebben onze uitweg uitgesteld door de storm. Él encontró su oficina sin dificultades. Hij vond zijn kantoor zonder problemen. Hij vond zijn kantoor zonder problemen. No puedo decir con certeza dónde vive María. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont. Ik kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont. Ellos realmente querían saber qué había pasado. Ze wilden echt weten wat er gebeurd is. Ze wilden echt weten wat er gebeurd was. ¿Qué quieres ahora? Wat wilt ge nu? Wat wil je nu weer? Mi hermano vive en Tokio. Mijn broer woont in Tokio. Mijn broer woont in Tokio. Le expliqué el procedimiento. Ik heb hem de procedure uitgelegd. Ik legde de procedure uit. No lo insultes. Scheld hem niet uit. Beledig hem niet. Todavía no desayuné. Ik heb nog niet ontbeten. Ik heb nog niet ontbeten. "¿Su historia es real?" "Me temo que no." "Is zijn verhaal waar?" "Ik vrees van niet." "Haar verhaal is echt?" "Ik ben bang van niet." Llovió fuerte el día entero. Het regende hard de hele dag door. Het regende de hele dag hard. Ben aprendió a hacer fuego sin usar fósforos. Ben heeft geleerd hoe hij vuur kan maken zonder lucifers. Ben leerde vuur maken zonder lucifers te gebruiken. "¿Tienes algún hermano?" "No, soy hijo único." "Heb je broers of zussen?" "Neen, ik ben enig kind." "Heb je broers?" "Nee, ik ben enig kind." Llegué aquí hacia las cinco. Ik kwam hier aan rond vijf uur. Ik was hier om vijf uur. Yo cantaré mientras él está descansando. Ik zal zingen terwijl hij aan het rusten is. Ik zal zingen terwijl hij rust. Ella me visitó ayer. Ze heeft mij gisteren een bezoek gebracht. Ze heeft me gisteren bezocht. Llegaron pronto a la estación lunar. Ze arriveerden al gauw op het maanstation. Jullie zijn vroeg bij het maanstation. No quiero causar pánico. Ik wil geen paniek veroorzaken. Ik wil geen paniek veroorzaken. Vi una luz al final del túnel. Ik zag een licht aan het einde van de tunnel. Ik zag een licht aan het einde van de tunnel. Es todo lo que quiero hacer. Het is alles wat ik wil doen. Dat is alles wat ik wil doen. Me quedé dormido mientras veía la tele. Ik viel in slaap terwijl ik tv keek. Ik viel in slaap terwijl ik tv keek. ¿Quieres ir? Wil je weg? Wil je gaan? Todos deberían ser amos de su propio destino. Ieder zou meester moeten zijn over zijn eigen lot. Iedereen zou meester moeten zijn van zijn eigen lot. Él murió tres días después. Hij stierf 3 dagen daarna. Hij stierf drie dagen later. Es fácil aprender un idioma extranjero. Een vreemde taal leren is gemakkelijk. Het is gemakkelijk om een vreemde taal te leren. Tienes que ir. Je moet gaan. Je moet gaan. Él tuvo la suerte de encontrar trabajo. Hij had het geluk werk te vinden. Hij had het geluk een baan te vinden. Me gustaría ser tan guapa y talentosa. Ik zou zo mooi en talentvol willen zijn. Ik wil zo mooi en getalenteerd zijn. Me gusta viajar en mi auto. Ik reis graag met mijn auto. Ik reis graag in mijn auto. ¿Qué tienes en la mano? Wat heb je in je hand? Wat heb je in je hand? Se habló durante una hora con ella en clase. Men sprak een uur lang met haar in de klas. Er werd een uur lang met haar gepraat in de klas. Está claro que él es un gran artista. Het is duidelijk dat hij een groot kunstenaar is. Het is duidelijk dat hij een geweldige kunstenaar is. La pobre niña se quedó ciega. Het arme meisje werd blind. Het arme meisje werd blind. ¿Dónde está la estación? Waar is het station? Waar is het station? Mira esta montaña tan alta. Kijk naar die hoge berg! Moet je die berg zien. Tom me dijo que tenía problemas para quedarse dormido. Tom heeft me verteld dat hij problemen had in slaap te komen. Tom zei dat hij moeite had om in slaap te vallen. ¿Has venido sola? Zijt ge alleen naar hier gekomen? Ben je alleen gekomen? Ella me preguntó si conocía su dirección. Ze vroeg me of ik haar adres kende. Ze vroeg me of ik haar adres kende. ¿Puedes darme algo de dinero? Kan je mij wat geld geven? Kun je me wat geld geven? Él me pidió que hablara más despacio. Hij vroeg mij om trager te spreken. Hij vroeg me om langzamer te praten. Dime tu opinión, por favor. Geef me jouw opinie, alsjeblieft. Vertel me je mening, alsjeblieft. Un hombre debe ser honesto. Een mens moet eerlijk zijn. Een man moet eerlijk zijn. Esta idea no me gusta. Dit idee bevalt mij niet. Dit idee bevalt me niet. Se paró detrás de la silla. Hij stond achter de stoel. Hij stond achter de stoel. ¿Puede abrir la ventana? Kunt u het venster openen? Kun je het raam opendoen? ¿Hay un McDonald's cerca de aquí? Is er hier een McDonald's in de buurt? Is er een McDonald's in de buurt? ¿Has entendido qué ha dicho? Heb jij begrepen wat hij zei? Begrijp je wat hij zei? - No... - Dima suspiró - Creo que llamé al país equivocado. Déjeme probar con los otros 960. "Nee..." zuchtte Dima. "Ik denk dat ik naar het verkeerde land gebeld heb. Laat ik de andere nummers in de 960 eens proberen." Ik denk dat ik het verkeerde land heb gebeld. Es muy malo no llegar a tiempo. Het is heel erg daar niet op tijd te zijn. Jammer dat je niet op tijd bent. Me hicieron una oferta que no pude rechazar. Men heeft mij een aanbod gedaan dat ik niet kon weigeren. Ze deden me een aanbod dat ik niet kon weigeren. Mi madre está loca. Mijn moeder is gek. Mijn moeder is gek. Mike llamó a su perro Spike. Mike noemde zijn hond Spike. Mike heeft zijn hond Spike gebeld. El supermercado está abierto. De supermarkt is open. De supermarkt is open. ¿Este muro se construyó para mantener a la gente afuera o adentro? Werd deze muur gebouwd om mensen buiten te houden, of om ze binnen te houden? Is deze muur gebouwd om mensen buiten of binnen te houden? Despacio, por favor. Traag, a.u.b. Rustig aan, alsjeblieft. Hace mucho tiempo desde que nos vimos por última vez. Het is lang geleden sinds we elkaar voor het laatst zagen. Lang geleden dat we elkaar voor het laatst zagen. ¿Qué hiciste ayer por la noche? Wat hebt ge gisteravond gedaan? Wat heb je gisteravond gedaan? Afortunadamente, escaparon del peligro. Gelukkig zijn ze aan het gevaar ontkomen. Gelukkig ontsnapten ze aan het gevaar. No hay tiendas cerca de mi casa. Er zijn geen winkels in de omgeving van mijn huis. Er zijn geen winkels in de buurt van mijn huis. Se debe tener mucho cuidado al conducir con niebla. Je moet heel voorzichtig zijn met in de mist rijden. Je moet heel voorzichtig zijn bij het rijden met mist. La sopa está demasiado caliente. De soep is te heet. De soep is te heet. Soy un héroe. Ik ben een held. Ik ben een held. Quiero ir a Seattle. Ik wil naar Seattle gaan. Ik wil naar Seattle. Mi pulso está elevado. Mijn hartslag is hoog. Mijn hartslag is verhoogd. No le vendí mi auto a Tom. Ik heb mijn auto niet aan Tom verkocht.. Ik heb mijn auto niet aan Tom verkocht. Este CD vale diez dólares. Deze cd kost tien dollar. Deze cd is tien dollar waard. Tom tiene resaca. Tom heeft een kater. Tom heeft een kater. ¡Feliz año! Gelukkig Nieuwjaar! Gelukkig jaar. No abras la puerta. Doe de deur niet open. Doe de deur niet open. El sodio es un elemento ubicuo. Natrium is een alomtegenwoordig element. Natrium is een alomtegenwoordig element. Todas las casas en nuestra calle están adornadas con banderitas naranjas por la Copa Mundial. Alle huizen in onze straat zijn versierd met oranje vlaggetjes vanwege het WK. Alle huizen in onze straat zijn versierd met oranje vaantjes door de World Cup. El policía está conduciendo el coche. De politieagent bestuurt de auto. De agent rijdt in de auto. Última fecha en que esta página fue actualizada: 2010-11-03. Datum waarop deze pagina laatst werd bijgewerkt: 2010-11-03 Laatste datum waarop deze pagina werd bijgewerkt: 2010-11-03. Mucha gente de edad muere en accidentes de tránsito cada día. Jaarlijks sterven er veel oude mensen in verkeersongevallen. Er sterven elke dag veel oudere mensen aan verkeersongelukken. ¿Cuál es su nombre, señor? Wat is uw naam, meneer? Hoe heet u, meneer? Aparta diez dólares cada semana. Hij legt elke week tien dollar opzij. Hij verdeelt tien dollar per week. Después de eso, me voy, pero entonces me doy cuenta de que olvidé mi mochila. Daarna vertrek ik, maar dan realiseer ik me dat ik m'n rugzak bij hen thuis heb laten liggen. Daarna ga ik weg, maar dan besef ik dat ik mijn rugzak vergeten ben. Quiero ir a un hotel. Ik wil naar een hotel toe gaan. Ik wil naar een hotel. Olvidamos la advertencia, pero recordamos la experiencia. We vergeten een waarschuwing, maar onthouden ervaring. We vergeten de waarschuwing, maar we herinneren ons de ervaring. Aprendí a vivir sin ella. Ik heb zonder haar leren leven. Ik heb geleerd om zonder haar te leven. ¿Qué aprendes en la escuela? Wat leer je op school? Wat leer je op school? Deberías haberlo apoyado con su trabajo. Ge zoudt hem moeten steunen bij zijn werk. Je had hem moeten steunen met zijn werk. Él se puso de pie. Hij stond op. Hij stond op. Conozco a una chica cuyo padre es abogado. Ik ken een meisje van wie de vader advocaat is. Ik ken een meisje wiens vader advocaat is. El factor de éxito más importante al aprender un idioma es el entusiasmo. De belangrijkste succesfactor bij het studeren van een taal is enthousiasme. De belangrijkste succesfactor bij het leren van een taal is enthousiasme. Vuelvo en seguida. Ik ben zo terug. Ik ben zo terug. Una vez, cuando todavía hacía gimnasia, me disloqué un tobillo mientras intentaba hacer una voltereta. Nunca lo había hecho antes, pero no me atreví a pedir ayuda porque apenas había entrado en el nuevo grupo y aún no conocía a nadie. Vroeger, toen ik nog op turnen zat, heb ik ooit eens mijn enkel verstuikt toen ik alleen een flikflak probeerde te doen. Ik had dat nog nooit alleen gedaan, maar ik durfde geen hulp te vragen, omdat ik net in een nieuwe groep zat en nog niemand kende. Op een keer, toen ik nog aan het gymnastieken was, stootte ik mijn enkel uit terwijl ik probeerde een draaimolen te maken. Ik had het nog nooit gedaan, maar ik durfde niet om hulp te vragen omdat ik nauwelijks in de nieuwe groep was gekomen en nog niemand kende. Es visible a simple vista. Het is zichtbaar met het blote oog. Het is zichtbaar met het blote oog. Parecía sola. Ze zag er eenzaam uit. Ze leek eenzaam. Levántate. Es muy tarde. Sta op. Het is al heel laat. Sta op, het is te laat. Estoy orgulloso de mi hermano. Ik ben fier op mijn broer. Ik ben trots op mijn broer. No es del todo exacto. Het is niet helemaal exact. Het is niet helemaal juist. Su discurso fue excelente. Haar toespraak was uitmuntend. Je speech was geweldig. Partirá para Tokio el mes que viene. Ze zal vertrekken naar Tokio volgende maand. Hij vertrekt volgende maand naar Tokio. Mañana es mi cumpleaños. Morgen ben ik jarig. Morgen ben ik jarig. Helen Keller era sorda y ciega. Helen Keller was doof en blind. Helen Keller was doof en blind. Tom tiene un gemelo malvado. Tom heeft een kwaadaardige tweelingbroer. Tom heeft een slechte tweelingbroer. Bajen sus armas. Leg uw wapens neer. Leg je wapens neer. Enséñame algo nuevo. Toon me iets nieuws. Laat me iets nieuws zien. Tengo muchos amigos aquí. Ik heb hier een heleboel vrienden. Ik heb hier veel vrienden. El gobierno de aquel país se encuentra estable. De regering van dit land is stabiel. De regering van dat land is stabiel. Todos los hombres son iguales. Alle mensen zijn gelijk. Alle mannen zijn hetzelfde. Vuelve pronto. Kom snel terug. Kom snel terug. Son las tres y media. Het is half vier. Het is half drie. ¿Quién es ella y cómo se llama? Wie is ze en hoe heet ze? Wie is ze en hoe heet ze? Mi licencia de conducir expira la semana que viene. Mijn rijbewijs vervalt volgende week. Mijn rijbewijs loopt volgende week af. Traté de no mirarla a los ojos. Ik probeerde niet in haar ogen te kijken. Ik probeerde haar niet in de ogen te kijken. Él puede correr más rápido que yo. Hij kan rapper lopen dan ik. Hij kan sneller rennen dan ik. Te gusta la música clásica. Je houdt van klassieke muziek. Je houdt van klassieke muziek. El cohete fue lanzado al espacio. De raket werd gelanceerd naar de ruimte. De raket is in de ruimte gegooid. Su historia fue interesante. Zijn verhaal was interessant. Zijn verhaal was interessant. Son casi las tres. Het is bijna drie uur. Het is bijna drie uur. Los ojos de un gato brillan cuando ven a un ratón. De ogen van een kat fonkelen als ze een muis ziet. De ogen van een kat schijnen als ze een muis zien. No te levantas tan pronto como tu hermana, ¿verdad? Je staat niet zo vroeg op als je zus, toch? Je staat niet zo snel op als je zus, hè? Vengo de Rusia. Ik kom uit Rusland. Ik kom uit Rusland. Sabe tocar la flauta. Hij kan fluit spelen. Hij kan fluiten. Mírame y escúchame. Kijk me aan en luister naar me. Kijk me aan en luister naar me. Has ganado. Je hebt gewonnen. Je hebt gewonnen. Durante los años sesenta y setenta publicó sus libros más famosos. Zijn bekendste werken heeft hij uitgebracht in de jaren zestig en zeventig. In de jaren zestig en zeventig publiceerde hij zijn beroemdste boeken. Hoy tú cumples cuatro años. Vandaag word je vier jaar oud. Vandaag ben jij vier. Prefiero café. Ik heb liever koffie. Ik heb liever koffie. Resbaló cuando cruzaba la calle. Hij gleed terwijl hij de straat overstak. Hij gleed uit toen hij de straat overstak. Tom y María están jugando a la tiña. Tom en Mary spelen tikkertje. Tom en Maria spelen een spelletje. No comprendo. Ik begrijp het niet. Ik begrijp het niet. ¿Vives con tus padres? Woont ge bij uw ouders? Woon je bij je ouders? Perdí la llave. Ik ben de sleutel verloren. Ik ben de sleutel kwijt. Dale a un hombre una máscara y te dirá la verdad. Geef een mens een masker, en hij zal de waarheid zeggen. Geef een man een masker en hij vertelt je de waarheid. Sería bueno si hubiera una versión en japonés. Het zou zijn fijn zijn als er een Japanse uitgave was. Het zou leuk zijn als er een Japanse versie was. Agua tranquila es agua profunda. Stil water, gevaarlijk water. Rustig water is diep water. Estoy demasiado cansado para pensar. Ik ben te moe om te denken. Ik ben te moe om na te denken. Bob me ayudó. Bob heeft mij geholpen. Bob heeft me geholpen. Todos, quienes vivan en casas de vidrio, no deberían arrojar piedras. Wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen werpen. Iedereen die in glazen huizen woont, mag geen stenen gooien. Por favor, baja el volumen. Zet het volume wat zachter alsjeblieft. Zet alsjeblieft wat zachter. ¿Por qué has pintado de rojo el banco? Waarom heb je de bank rood geschilderd? Waarom heb je de bank rood geschilderd? Tom es un príncipe. Tom is een prins. Tom is een prins. Hablando de lenguas extranjeras, ¿hablas francés? Over vreemde talen gesproken, spreek je Frans? Over vreemde talen gesproken, spreekt u Frans? Los americanos la llaman Guerra de Vietnam; los vietnamitas la llaman Guerra Americana. Amerikanen noemen het de Vietnamoorlog; de Vietnamezen noemen het de Amerikaanse oorlog. De Amerikanen noemen het Vietnamese Oorlog; de Vietnamezen noemen het Amerikaanse Oorlog. Él lo considera como una persona honesta. Hij houdt hem voor een eerlijk man. Hij beschouwt hem als een eerlijk persoon. También es una belleza. Ze is ook een schoonheid. Ze is ook een schoonheid. Se sentó en la cama. Hij zat op het bed. Hij zat op het bed. Hablaremos de eso después. We zullen er later over spreken. We praten er later wel over. Francia queda en Europa Occidental. Frankrijk ligt in West-Europa. Frankrijk blijft in West-Europa. En mi monovolumen pueden ir hasta siete personas. In mijn monovolume kunnen tot zeven personen zitten. In mijn busje kunnen tot zeven mensen rijden. No hay nada que no se pueda comprar con dinero. Er is niets dat je niet met geld kan kopen. Er is niets wat je niet kunt kopen met geld. Él es alérgico al polvo del hogar. Hij is allergisch voor huisstof. Hij is allergisch voor huisstof. Yo no toco el piano. Ik speel geen piano. Ik speel geen piano. Quien no entiende del amor, no entiende del pesar. Wie geen verstand heeft van de liefde, kent geen verdriet. Wie liefde niet begrijpt, begrijpt verdriet niet. ¿Tienes una cámara? Hebt ge een fototoestel? Heb je een camera? Él toca bien el violín. Hij speelt goed viool. Hij speelt goed viool. Su mujer está en el hospital, resultó herida en un accidente automovilístico. Zijn vrouw ligt in het ziekenhuis, zij is gewond geraakt bij een auto-ongeluk. Zijn vrouw ligt in het ziekenhuis. Ze is gewond geraakt bij een auto-ongeluk. Te veré mañana en la biblioteca. Ik zie je morgen in de bibliotheek. Ik zie je morgen in de bibliotheek. Lo extraño. Ik mis hem. Ik mis hem. Soy tan alta como Tom. Ik ben net zo groot als Tom. Ik ben net zo lang als Tom. Lo siento, no puedo quedarme mucho tiempo. Sorry, ik kan niet lang blijven. Sorry, ik kan niet lang blijven. ¿Por qué la gente va al cine? Waarom gaan mensen naar de cinema? Waarom gaan mensen naar de film? Cuéntame algo de Tom. Vertel me iets over Tom. Vertel me iets over Tom. Llevaba un cuchillo o algo similar. Hij droeg een mes of iets dergelijks. Hij droeg een mes of zoiets. No pudimos hacer nada por ellos. We konden niets voor hen doen. We konden niets voor ze doen. Debemos limpiar la cocina. We moeten de keuken schoonmaken. We moeten de keuken schoonmaken. ¿Cuánto tiempo pasas en Facebook? Hoeveel tijd besteed je op Facebook? Hoeveel tijd breng je door op Facebook? Yo soy una mujer. Ik ben een vrouw. Ik ben een vrouw. Mi hermana es más joven que yo. Mijn zus is jonger dan ik. Mijn zus is jonger dan ik. Ha llegado el tiempo de la despedida. De tijd van het afscheid is gekomen. Het is tijd om afscheid te nemen. Helen está jugando en el patio. Helen speelt in de tuin. Helen speelt in de tuin. No podéis ir a la ciudad. Je mag niet naar de stad gaan. Jullie kunnen niet naar de stad. Es evidente que eso es una mentira. Dat is duidelijk een leugen. Dat is duidelijk een leugen. Mis zapatos nuevos son de cuero. Mijn nieuwe schoenen zijn gemaakt van leer. Mijn nieuwe schoenen zijn van leer. A medida que pasa el tiempo, el dolor desaparece de poco a poco. Naarmate de tijd verstrijkt, verdwijnt de pijn beetje bij beetje. Naarmate de tijd verstrijkt, verdwijnt de pijn geleidelijk. El hermano de mi madre es mi tío. De broer van mijn moeder is mijn oom. Mijn moeders broer is mijn oom. Su salud ha empeorado desde el accidente. Zijn gezondheid is verslechterd sinds het ongeluk. Zijn gezondheid is verslechterd sinds het ongeluk. Mari ha estado en Hungría. Mari is in Hongarije geweest. Mari is in Hongarije geweest. Pásame el mando a distancia. Geef me de afstandsbediening. Geef me de afstandsbediening. Hay seis personas incluyéndolo a él. Er zijn zes mensen, inclusief hem. Er zijn zes mensen, inclusief hem. Ellos hablan inglés y español. Ze spreken Engels en Spaans. Ze spreken Engels en Spaans. ¿Hay alguien? Is daar iemand? Is daar iemand? No recuerdo tu nombre. Ik herinner me je naam niet. Ik weet je naam niet meer. Nuestra escuela tiene 80 años. Onze school is 80 jaar oud. Onze school is 80 jaar oud. Nunca se es demasiado cuidadoso. Men is nooit te voorzichtig. Je bent nooit te voorzichtig. Él jugó al tenis todo el día. Hij heeft de hele dag tennis gespeeld. Hij heeft de hele dag tennis gespeeld. Te amo con todo mi corazón. Ik hou van je met heel mijn hart. Ik hou van je met heel mijn hart. La habitación estaba templada. De kamer was warm. De kamer was warm. Nadie vive en ese edificio. In dit gebouw woont niemand. Niemand woont in dat gebouw. Decoremos el árbol de Navidad. Laat ons de kerstboom versieren. Laten we de kerstboom versieren. No deberías escribir una carta con un lápiz. Gebruik geen potlood om een brief te schrijven. Je moet geen brief schrijven met een potlood. Ella se casó sin que sus padres lo supieran. Ze trouwde zonder dat haar ouders ervan wisten. Ze trouwde zonder dat haar ouders het wisten. Por supuesto, él tiene razón. Natuurlijk, hij heeft gelijk. Natuurlijk heeft hij gelijk. ¿Cómo sabes que es suyo? Hoe weet ge dat het van hem is? Hoe weet je dat het van hem is? Tallin es la capital de Estonia. Tallinn is de hoofdstad van Estland. Tallinn is de hoofdstad van Estland. Mi primo es el antepenúltimo en la fila. Mijn kozijn is de voorlaatste in de rij. Mijn neef is de voorlaatste in de rij. Mi médico me ha aconsejado dejar de tomar este medicamento. Mijn dokter heeft me aangeraden dat geneesmiddel niet meer te nemen. Mijn arts heeft mij geadviseerd te stoppen met het innemen van dit geneesmiddel. Si me dejas hablar, podré explicar todo. Als je me laat spreken, dan kan ik alles uitleggen. Als je me laat praten, kan ik alles uitleggen. Ella se levantó para contestar el teléfono. Ze stond op om de telefoon op te nemen. Ze stond op om de telefoon op te nemen. No sé por qué nadie vio a Tom. Ik weet niet waarom niemand Tom zag. Ik weet niet waarom niemand Tom heeft gezien. Tengo un pequeño blog sobre el holandés. Ik heb een kleine blog over de Nederlandse taal. Ik heb een kleine blog over het Nederlands. ¡Viva Chile! ¡Viva el pueblo! ¡Vivan los trabajadores! Estas son mis últimas palabras y tengo la certeza de que mi sacrificio no será en vano, tengo la certeza de que, por lo menos, será una lección moral que castigará la felonía, la cobardía y la traición. Leve Chili, leve het volk, leve de arbeiders! Dit zijn mijn laatste woorden, in de zekerheid dat mijn offer niet tevergeefs zal zijn, in de zekerheid dat het tenminste een morele sanctie zal zijn die de misdaad, de lafheid en het verraad zal afstraffen. Leve Chili! Leve het volk! Leve de arbeiders! Dit zijn mijn laatste woorden en ik ben er zeker van dat mijn offer niet tevergeefs zal zijn; ik ben ervan overtuigd dat het op zijn minst een morele les zal zijn die lelijkheid, lafheid en verraad zal straffen. No hay casi nada de café en la jarra. Er is bijna geen koffie over in de pot. Er is bijna geen koffie in de kan. A Tom no le gustan las mascotas. Tom houdt niet van huisdieren. Tom houdt niet van huisdieren. Me gusta más L.A. Ik hou meer van Los Angeles. Ik vind L.A. leuker. Tom quería que sus hijos aprendieran francés. Tom wilde dat zijn kinderen Frans leerden. Tom wilde dat zijn kinderen Frans leerden. Le he escrito una vez al mes durante casi veinte años. Ik heb hem elke maand een keer geschreven gedurende bijna twintig jaar. Ik heb hem al bijna twintig jaar een keer per maand geschreven. Ah, entiendo. Oh, ik snap het. Ik snap het. ¿Dónde está el pan? Waar is het brood? Waar is het brood? Ellos usaron matemáticas para calcular la forma del universo justo antes y después del Big Bang. Ze hebben wiskunde gebruikt om de vorm van het universum vlak voor en na de oerknal te berekenen. Ze gebruikten wiskunde om de vorm van het universum te berekenen net voor en na de oerknal. Estoy casi listo. Ik ben bijna klaar. Ik ben bijna klaar. Tom todavía está en el hospital. Tom is nog steeds in het ziekenhuis. Tom ligt nog in het ziekenhuis. ¿Anoche viste la televisión? Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken? Heb je gisteravond tv gekeken? Se lo explicaré a él. Ik zal het aan hem uitleggen. Ik zal het hem uitleggen. Le enseñamos algunas fotos de Londres. We toonden hem enkele foto's van Londen. We hebben u wat foto's uit Londen laten zien. Esta camisa cuesta diez dólares. Dit hemd kost tien dollar. Dit shirt kost tien dollar. Él escribió una carta. Hij heeft een brief geschreven. Hij schreef een brief. Este es el gato más grande que he visto jamás. Dit is de grootste kat die ik ooit gezien heb. Dit is de grootste kat die ik ooit heb gezien. No sabe quién soy. Hij weet niet wie ik ben. Hij weet niet wie ik ben. Aparentemente hay algunos restaurantes islamitas en esta área. Naar het schijnt zijn er enkele islamitische restaurants in deze omgeving. Blijkbaar zijn er enkele Islamieten restaurants in dit gebied. Tatoeba: únete al lado oscuro. Tenemos galletas de chocolate. Tatoeba: Kom bij de duistere kant. Wij hebben chocoladekoekjes. Tatoeba, kom naar de donkere kant, we hebben chocoladekoekjes. La esposa de Tom no conoce al esposo de María. Toms vrouw kent Mary's man niet. Toms vrouw kent Maria's man niet. He perdido la llave. Ik heb de sleutel verloren. Ik ben de sleutel kwijt. No es fácil aprender. Het is niet gemakkelijk om te leren.. Het is niet makkelijk om te leren. Tengo un hijo. Ik heb een zoon. Ik heb een zoon. ¿Conocéis a mi hermano Masao? Kennen jullie mijn broer Masao? Ken je m'n broer Masao? ¡Ah, el café está muy caliente! Waw, de koffie is echt heet! Oh, de koffie is te heet! ¿Hablás alemán? Spreek je Duits? Spreek je Duits? El pez quiere nadar. De vis wil zwemmen. De vis wil zwemmen. Al contrario que los pájaros, que alimentan y protegen a sus crías, los peces abandonan a su prole. Anders dan vogels, die hun jongen voeden en beschermen, verlaten vissen hun kroost. In tegenstelling tot vogels die hun jongen voeden en beschermen, verlaten de vissen hun nakomelingen. Quiero casarme con una mujer a la que le gusten los videojuegos. Ik wil trouwen met een vrouw die van videospelletjes houdt. Ik wil trouwen met een vrouw die van videospelletjes houdt. La conocí en Kioto. Ik heb haar in Kioto voor het eerst ontmoet. Ik ontmoette haar in Kyoto. Él no tiene más de 1,000 yen. Hij heeft niet meer dan 1000 yen. Hij heeft niet meer dan 1000 yen. Tom no nos contó todo. Tom heeft ons niet alles verteld. Tom heeft ons niet alles verteld. El refrigerador chico está sucio. De kleine koelkast is smerig. De koelkast is vies. ¿Cómo se llama este pez en inglés? Hoe noem je deze vis in het Engels? Hoe heet deze vis in het Engels? Por favor, muéstreme su pasaporte. Toon mij het paspoort, alstublieft. Laat me alsjeblieft je paspoort zien. ¡No te preocupes! Maak je er geen zorgen over! Maak je geen zorgen. Murió hace tres años. Hij is drie jaar geleden overleden. Hij stierf drie jaar geleden. En Nueva York viven muchos artistas famosos. Veel beroemde artiesten wonen in New York. In New York wonen veel beroemde kunstenaars. Eso tampoco es una naranja. Het is ook geen appelsien. Dat is ook geen sinaasappel. Se me están helando los dedos de los pies. Mijn tenen bevriezen. M'n tenen worden ijskoud. Mi padre vendrá a casa a las siete. Mijn vader zal om zeven uur thuis komen. Mijn vader komt om zeven uur thuis. En este lago no se permite el baño. In dit meer mag niet worden gebaad. In dit meer mag je niet zwemmen. La he oído cantar. Ik hoorde haar zingen. Ik hoorde haar zingen. Mejor meditar más tiempo y decidir prudentemente que meditar poco y decidir precipitadamente. Liever wat langer nadenken en verstandig besluiten, dan kort nadenken en onverstandig besluiten. Het is beter om langer te mediteren en verstandig te beslissen dan te weinig te mediteren en overhaast te beslissen. Pero yo no tuve miedo. Maar ik had geen schrik. Maar ik was niet bang. John tiene dos hijos. John heeft twee zonen. John heeft twee kinderen. ¿Acaso él trabajaba para los comunistas? Supongo que jamás lo sabremos. Werkte hij voor de communisten? Ik denk dat we het nooit zullen weten. Werkte hij voor de communisten? Tú sabes dónde estaré. Je weet waar ik zal zijn. Je weet waar ik zal zijn. Esa niña es muy guapa. Dat meisje is heel knap. Dat meisje is zo mooi. Los dos sonreímos casi al mismo tiempo. We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment. We lachen allebei bijna tegelijk. Creo que ese rumor es verdad. Ik denk dat dat gerucht waar is. Ik denk dat dat gerucht waar is. Aparentemente, el cajero automático más usado en los Países Bajos está en esta ciudad. Kennelijk is de meest gebruikte pinautomaat van Nederland in deze stad. Blijkbaar is de meest gebruikte pinautomaat in Nederland in deze stad. Una cara bonita es la mitad de la dote. Een mooi gezicht is een halve bruidsschat. Een mooi gezicht is de helft van de bruidsschat. Me gustaría hablar fluidamente inglés. Ik zou graag vloeiend Engels spreken. Ik wil vloeiend Engels spreken. Tom es mi amigo. Tom is mijn vriend. Tom is mijn vriend. Hoy en día, la ansiedad es un problema de interés público. Angstgevoelens zijn tegenwoordig een volksgezondheidsprobleem. Angst is tegenwoordig een probleem van algemeen belang. ¿Te sabes el número de Tom? Weet jij Toms telefoonnummer? Ken je Tom's nummer? Estoy en la casa. Ik ben in het huis. Ik ben in het huis. Hay alguien parado detrás de la pared. Er staat iemand achter de muur. Er staat iemand achter de muur. Algunas de éstas son mías. Een aantal van deze is van mij. Sommige zijn van mij. Acaban de dar las ocho horas, ¿o no? Het heeft juist acht uur geslagen, of niet? Jullie hebben net acht uur gegeven, hè? Él trabajó para un hombre rico. Hij werkte voor een rijke man. Hij werkte voor een rijke man. Soy un chico. Ik ben een jongen. Ik ben een jongen. Esta bicicleta me pertenece. Deze fiets is van mij. Deze fiets is van mij. ¿Es verdad que en Inglaterra la reina reina pero no gobierna? Is het waar dat in Engeland de koningin regeert maar niet heerst? Is het waar dat de koningin in Engeland niet regeert? Es la tercera ciudad más grande de Serbia. Het is de derde grootste stad van Servië. Het is de derde grootste stad van Servië. La mujer está gorda. De vrouw is dik. Die vrouw is dik. No tenemos otra opción. We hebben geen andere keus. We hebben geen keus. Detrás de ese auto verde va enganchado un remolque rojo. Achter die groene auto hangt er een rode aanhanger. Achter die groene auto zit een rode trailer. ¡Debes coger el toro por los cuernos! Je moet de koe bij de horens vatten! Je moet de stier bij de horens pakken. Si ves un error, sencillamente escribe un comentario. Wanneer je een fout ziet, post dan simpelweg een commentaar! Als je een fout ziet, schrijf dan gewoon een opmerking. Más vale tarde que nunca. Liever laat dan nooit! Beter laat dan nooit. Un virus infectó el computador de Tom. Een virus heeft Toms computer besmet. Een virus infecteerde Tom's computer. Habla chino con fluidez. Hij spreekt vloeiend Chinees. Spreek vloeiend Chinees. Ya te pillo. Ik begrijp je. Ik snap het. La nueva película fue un gran éxito. De nieuwe film was een groot succes. De nieuwe film was een groot succes. Mi reloj se paró así que no sabía que hora era. M'n horloge stond stil, dus ik wist niet hoe laat het was. Mijn horloge stond stil, dus ik wist niet hoe laat het was. Dígame usted en qué puedo servirle. Vertel me wat ik voor u kan doen. Wat kan ik voor u doen? La mayor parte de la selva Amazónica es todavía salvaje. Het grootste deel van het Amazonische regenwoud is nog altijd wild. Het grootste deel van het Amazonewoud is nog steeds wild. Yo vivo en este barrio. Ik woon in deze wijk. Ik woon in deze buurt. ¿Te vas a quedar parado ahí todo el día? Ga je daar de hele dag blijven staan? Blijf je daar de hele dag staan? Se casó con él por su dinero. Zij is met hem getrouwd voor zijn geld. Hij trouwde met hem voor zijn geld.